“Wil je nog even een jurk afhalen in de droogkuis?” vraagt mijn vriendin die ik help met de voorbereidingen van een etentje. Een simpele opdracht, maar al wat minder vanzelfsprekend als je vriendin op St.-Nicholas Avenue in hartje Harlem woont en de droogkuis op tien minuten lopen in een zijstraat ligt.

“Hey white girl, lost in the ghetto?” roept een tiener terwijl zijn vrienden schateren.

“Come over here baby,” wenkt een man in een portaal me, “I have a job for you.”

“Will you be okay honey?” vraagt de bejaarde man achter de toog bezorgd als ik met de in plastic verpakte jurk de zaak verlaat. “Yes, thank you sir. I’ll be okay.”

Hoe oké ik ben, besef ik als ik na enkele minuten merk dat een politieauto stapvoets naast me is komen rijden. De twee blanke agenten hebben me in de gaten. Ik doe alsof ik hen niet zie. Wat willen ze van mij? “Excuse me miss”, hoor ik een van hen roepen. Hij heeft het wel degelijk tegen mij. “Rij door aub”, denk ik. Er zitten mensen op de stoepen. Er spelen kinderen op het voetpad. “Excuse me miss!” De agent wenkt mij nu vriendelijk. Er zit niets anders op dan tot bij hem te gaan. “Everything okay?” informeert hij.

“Everything okay,” antwoord ik, “ik ben op weg naar een vriendin in St.-Nicholas.” “We wilden maar zeker zijn,” zegt de andere agent, “wees voorzichtig.”

Het bleef niet bij deze ene opwelling van vaderlijke bezorgdheid van de NYPD voor mijn persoon. Andere agenten in de Bronx, Spanish Harlem en Fort Greene in Brooklyn, waar ik vijf jaar heb gewoond, voelden zich ook af en toe geroepen om zich over mij te ontfermen. Zie ik er dan zo tenger en kwetsbaar uit? Helemaal niet. Ik viel de politie op om een andere reden: ik was telkens de enige blanke vrouw tussen donkere mensen.

Sinds 1980 ben ik slechts één keer gepest. Twee agenten waren me ’s nachts gevolgd tot op mijn eigen oprit om me te beschuldigen van een verkeersovertreding die ik absoluut niet had begaan. Ik hield beleefd voet bij stuk en na enkele minuten gaven ze het op. Einde van mijn confrontatie met de NYPD.

Mijn blanke vrouwenhuid is geen magisch pantser tegen politiebrutaliteit, maar iedereen weet dat de politiehanen in het bonte New Yorkse hoenderhok het minst naar witte kippetjes pikken. Het verbaast me dus niet dat ik vanavond in de grote betoging tegen politiebrutaliteit het minst van al blanke vrouwen zie opstappen. Niet dat ik zelf mee betoog. Ik loop aan de kant de nieuwsgierige reporter te spelen. De betogers verzamelden om drie uur in Brooklyn en trekken over de Brooklyn-brug. Rond halfzes komt de kop van de betoging in Manhattan toe. Het is een verbazend ordelijk gebeuren, ondanks de verhitte gemoederen van de laatste maanden. De voornamelijk zwarte en Latino-betogers worden opgewacht door honderden blanke mannen in uniform. Het is een beeld om nooit te vergeten.

Vergeet het cliché van de jonge, van testosteron barstende schietgrage New Yorkse flik. Het NYPD-ontvangstcomité bestaat vandaag volledig uit oudere heren, de meesten grijsharig, met veel strepen op hun hemd. Ze gedragen zich ontzettend beleefd en vriendelijk. Ze roepen zelfs niet door megafoons.

Een eerste groep van enkele honderden betogers wordt van de brug gelaten. Dan sluit het kordon van grootvaders zich weer. Enkele minuutjes wachten, en dan wordt een nieuwe groep doorgelaten die nu via een andere straat naar de aankomstplaats op tien minuten van hier wordt gestuurd. Zo gaat het meer dan een uur door. Het is een surrealistisch gezicht. Mocht ik geen Engels spreken, zou ik denken dat de politie sympathiseert met de eisen van de betogers. Niets is minder waar natuurlijk.

“Drie kogels is zelfverdediging; 19 kogels is moord; 41 kogels is afslachting”, staat er op hun borden. 41 kogels is het aantal waarmee de Afrikaan Amadou Diallo in februari werd geveld door agenten van de beruchte Street Crime Unit. Zijn dood is wekenlang aanleiding geweest voor dagelijkse betogingen tegen de agressie en discriminatie van de New Yorkse politie. Andere borden vergelijken de cops met varkens, de Ku Klux Klan en het Servische leger. Op enkele staat zelfs Burgemeester Giuliani = Hitler, en NYPD = Nazi’s. De slogans lijken de politie niet te raken: ze blijven joviaal kalm alsof ze op luidruchtige maar niet echt stoute kleinkinderen babysitten. In de zijstraten en op Broadway moeten de betogers langs voornamelijk jonge blanke kerels in uniform. Ook deze agenten lijken niet op een van ongeduld trappelend leger. Ze leunen tegen de gebouwen, hangen over de dranghekkens, snoepen of roken. Ze lijken zich stierlijk te vervelen. Een hele rij speechen volgt: Harry Belafonte, de zwarte oud-burgemeester Dinkins, de acteur Ossie Davis. De betogers geraken niet opgezweept. Ze weten wat ze willen. Van de 45.000 mensen die in de afgelopen twee jaar vaak op hardhandige en onbeschofte wijze werden gefouilleerd, was 63 procent zwart. Slechts zo’n 9500 bleken iets mispeuterd te hebben.

De betogers eisen een reorganisatie van de politie, respect voor alle burgers en een einde aan de discriminatie. Mijn advies aan de NYPD: behandel iedereen zoals u mij tot nu toe hebt behandeld. Succes verzekerd.

Jacqueline Goossens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content