Weelderig van bloei en rijkelijk van kleur, herovert de pioen haar ereplaats in de tuin.

Tekst en foto’s Jean-Pierre Gabriel

Pioenen zien er erg decoratief uit, zeker de dubbelbloemige. De meeste variëteiten zijn afkomstig van tuinhybriden die eeuwen geleden al geselecteerd werden, eerst in China en later in Japan. Het Chinese pioenenverhaal is zelfs meer dan 1000 jaar oud. Er zijn documenten uit het jaar 536 waarin te lezen staat dat pioenen toen al in het hele rijk op grote schaal verspreid werden. Er is sprake van twee grote soorten : rode en witte. Het bestaan van deze laatste soort wordt hier voor het eerst vermeld. Niet voor niets werd ze sho yo genoemd : ?de mooiste?.

De boompioen, die in het Verre Oosten lang de faam van de bloemvariant overschaduwde, werd zelfs beschouwd als de koningin der bloemen. Ze was niet alleen erg populair omwille van haar decoratieve eigenschappen, ook de wortel was gegeerd om zijn voedende eigenschappen en werd gebruikt in de traditionele geneeskunde.

In de Chinese taal der bloemen had de pioen dezelfde symbolische waarde als het vergeet-me-nietje : men bood ze aan als blijk van affectie bij een tijdelijke scheiding van twee geliefden.

Ook in de daaropvolgende eeuwen getuigden geschriften van een levendige belangstelling. In 968 schreef filosoof en naturalist Mas Ze er heel wat literatuur over. Van een botanicus uit de 11de eeuw leren we dat de tuiniers zich al goed bewust waren van de mogelijkheden om de plant te veredelen. Zij begonnen hun pioenen te bemesten om grotere bloemen te krijgen. Ze gingen ook de zaadjes opvangen en uitzaaien om daarna de bestgelukte zaailingen te kunnen selecteren. In 1596 al prijkten een dertigtal veredelde tuinvariëteiten in de catalogi van de Chinese kwekers.

Ook de Japanners hebben een nauwe band met pioenen, die ze in de 8ste eeuw uit China invoerden. Zo is de boompioen een van de drie koninklijke bloemen in de Japanse cultuur. Heel wat oude vertellingen en gedichten werden aan de bloem gewijd, maar het is niet uit te maken of het daarbij over boompioenen of andere soorten gaat.

Pioenen waren ook in onze westerse beschaving bekend. Rond het jaar 77 na Christus wijdde Plinius er een heel hoofdstuk aan in zijn boek over natuurkennis. Hij beschreef een twintigtal geneeskundige toepassingen. Vandaar dat een van de Zuid-Europese inheemse natuurlijke soorten de naam Paeonia officinalis kreeg.

Toen in 1784 vanuit China de eerste door tuinders veredelde variëteiten (voornamelijk van de Paeonia lactiflora) werden ingevoerd, ontketenden ze hier onmiddellijk een ware rage : plantenkwekers en amateur-tuiniers in heel West-Europa stortten zich op de productie van honderden cultivars en hybriden, waaronder de fameuze Edulis Superba in 1824 en de Duchesse de Nemours in 1856. Al die verschillende soorten van wat men de lactiflora-groep noemt, vormen nu nog altijd de meerderheid van de 1300 tuinpioenen die momenteel over de gehele wereld geregistreerd staan.

Bezoek je de tuin van een verzamelaar, dan merk je dat andere botanische variëteiten met enkelvoudige bloemen de vergelijking gerust kunnen doorstaan : de witte Paeonia emodi bijvoorbeeld of de gele met de moeilijke naam Paeonia mlokosewitschii.

Dat de lactiflora-hybriden nog altijd de voorkeur krijgen, is omdat ze winterhard zijn. Bovendien hebben ze ook kwaliteiten als snijbloemen. In huis is het niet moeilijk pioenen in een vaas lang te houden. Snij de stengels ’s morgens zo vroeg mogelijk af met een scherp mes. Maar let op dat u bij het snijden de bloei van het volgende jaar niet in het gedrang brengt. Laat ten minste twee bladeren over op elke overblijvende stengel, en knip per plant nooit meer dan de helft van de bloemstengels af. Pioenen hebben immers tijd nodig om zich van een aanzienlijke ingreep te herstellen. Voortplanten gebeurt door delen, en vaak moet u twee jaar wachten eer de nieuwe plant mooie bloemen draagt.

Afgezien hiervan is de handleiding voor het kweken van pioenen heel kort. Het klimaat moet voldoende koud zijn om de plant 60 dagen winterslaap te garanderen, die hij echt nodig heeft om opnieuw te kunnen bloeien. Dan zitten we hier goed, want hij kan tegen temperaturen tot -20. Ook wat de zuurtegraad van de bodem betreft, is de plant niet moeilijk. Hij gedijt in kalkgrond en vraagt enkel een goed gedraineerde ondergrond. Hij heeft voldoende water nodig in de lente, daarna is hij met minder tevreden. Zelfs tegen de droogte is hij bestand. Zes uren zon per dag zijn in de zomer wel nodig, maar mijd het felle middaglicht. Alleen wind kan echt een probleem zijn. Het is dus aanbevolen de hoge vormen te ondersteunen.

Ziekten zijn heel zeldzaam, maar de vervelendste is botrytis of grauwe schimmel op de bloemstengels, de bloemknoppen en de bladeren.

Pioenen plant u in aarde verrijkt met goed ontbonden organische mest. Zorg dat de plantkuil niet te klein is en wees ook niet te zuinig met het bemesten van de grond, vooral rond de bestaande wortels. De wortelvezels die zich zullen vormen, zullen op die manier voldoende voedsel vinden. Elk voorjaar hongert de pioen naar een flinke portie organische meststof. Wie gul is met voedsel, zal beloond worden met een plant die wel 10 tot 15 jaar op dezelfde plek kan blijven staan en almaar mooier wordt. Als u merkt dat de plant achteruitgaat, moet u hem gewoon verplanten en van de gelegenheid gebruikmaken om de wortelstok te delen.

Liefhebbers van pioenen zullen dus altijd waar hebben voor hun geld. Hun aankoop is een investering op lange termijn. Ze kunnen er meer dan veertig jaar plezier van hebben.

In het begin van de lente, eer de eerste knoppen zichtbaar worden, verschijnen de jonge scheuten, stengels en bladeren die nogal abstract van vorm en vaak koperkleurig zijn. Ze laten zich dan goed combineren met vroege bolgewassen zoals kleine narcissen of Fritillaria. Eens de bloei voorbij en bij sommige botanische soorten duurt die heel kort kan u ze combineren met zomerse bolgewassen zoals Galtonia of Gladiolus, en zelfs doorlevende planten zoals Anemone ‘Honorine Jobert‘ of Delphinium. Ook de vruchten die in de herfst verschijnen met hun rode en zwarte zaadjes, mogen gezien worden.

Pioenen bestaan in wit, bleekroze, dieproze en rood. Paeonia mlokosewitschii, een van de botanische soorten die in de handel is (hoewel niet courant), is geel. In afwachting dat ze weer massaal in onze tuinen zullen verschijnen, bieden de meeste kwekerijen een tiental verschillende lactiflora-hybriden aan (waaronder Duchesse de Nemours, Bowl of Beauty, Victoire de la Marne, Karl Rosenfeld, Sarah Bernhardt en Festiva Maxima) en enkele cultivars van de Paeonia officinalis (zoals Alba plena en Rosea superba plena). Wie plantenbeurzen en -markten bezoekt, vindt misschien hier en daar enkele zeldzaamheden.

Paeonia ‘Bowl of Beauty’.

Paeonia ‘Jan van Leeuwen’.

Lactiflora-hybriden zijn het meest geliefd omdat ze winterhard zijn en het goed doen als snijbloem.

Boven : Paeonia hybride ; onder : Paeonia ‘Honey Gold’.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content