Het eerste weekend van juli gaat de omloop van Francorchamps met Bikers’ Classic terug in de tijd. Motorkampioenen van weleer rijden er met hun racemonsters van toen en ‘gewone’ liefhebbers – oud én jong – zijn er met hun minutieus gerestaureerde klassieke motoren.

Twintig jaar geleden was het eerste weekeinde van juli vaste prik voor liefhebbers van snelle motoren. Traditioneel werden die dagen ingeruimd voor de Grote Prijs Snelheid voor motoren op het circuit van Spa-Francorchamps. Tegen de honderdduizend mensen stroomden toe uit Nederland, Frankrijk, Duitsland en uit eigen land. Na 1990 verstomde het motorgeluid in dat weekend. De promotoren van het wereldkampioenschap motorrennen lieten Francorchamps links liggen, onder meer omdat het circuit niet meer aan de veiligheidseisen zou voldoen. Maar sinds vorig jaar racen de coureurs gedurende dat eerste weekend van juli weer over de Ardense baan. Niet de huidige kampioenen op de machines anno nu, wel de kampioenen van weleer op hun machines van toen. En liefhebbers van oude motoren die nooit kampioen waren, die misschien nooit geracet hebben, maar die nu wel hun opgekalefaterde klassieke motoren en racers over het asfalt jagen. Biker’s Classic heet het evenement. In 2003 werd het voor de eerste maal gehouden.

Bikers’ Classic is gegroeid uit de Bikers’ Days : dagen waarop bezitters van snelle straatmotoren eens hard kunnen gaan zonder dat ze bang moeten zijn om geflitst te worden. Ook uit de hoek van liefhebbers van oude(re) motoren kwam de vraag om met hun tweewielers op Francorchamps te kunnen rijden. Maar de organisatoren vonden het moeilijk om de oudere motoren en de snellere exemplaren van vandaag te combineren. Vandaar die speciale dag, de eerste twee keer in augustus en sinds vorig jaar op de oude datum van de GP. Die eerste maal reden driehonderd fanaten op hun oud spul rond. Vorig jaar waren het er al vijfhonderd, en liepen er vijfentwintigduizend bezoekers rond in de paddock van Francorchamps.

Dat maakt Bikers’ Classic ook uniek. Het rennerskwartier staat open voor iedereen, je kunt de motoren van toen van dichtbij bekijken en je kunt de in hun topdagen onbereikbare oud-kampioenen benaderen. In het rennerskwartier kwam je vroeger alleen als je er iets te doen had : coureur, monteur of journalist. De paddock was het heilige van het heilige. Jean-Pierre Hardy, persverantwoordelijke van Bikers’ Classic : “De coureurs waren toen bezig met hun wedstrijden en konden moeilijk met de fans praten en handtekeningen geven. Giacomo Agostini (vijftienvoudig wereldkampioen en toprijder in de jaren zestig en zeventig) zei me vorig jaar dat hij andere verantwoordelijkheden had in zijn dagen als rijder. Nu kan hij zich wel onder de mensen mengen en de hand schudden van diegenen die al die jaren naar Francorchamps kwamen om hem te zien racen.”

Feest van de herkenning

Bikers’ Classic is voor een groot stuk het feest van herkenning. “Voor veel mensen is het een jeugddroom. Ze zien de idolen en de techniek waar ze in hun pubertijd naar keken. En op latere leeftijd kunnen ze dat opnieuw beleven, of zelf beleven”, zegt Bart Crauwels (43) uit Langdorp. Hij is één van de vele rijders die in Francorchamps aan de start komen. In de inkomhal van zijn huis staat een oude BMW-motor te glimmen. De living wordt opgesierd door een fraai gerestaureerde Saroléa-racer, een motor van eigen bodem. In zijn werkplaats staan twee klassieke zijspannen, een Norton Manx-racer en een 125cc MBA-racer. Crauwels racet onder meer met een Italiaanse Patton, een motor waarvan het design teruggaat tot de tweede helft van de jaren zestig. “Ik ben altijd al bezig geweest met oude motoren, al van toen ik twaalf was. Op mijn achttiende reed ik rond met een oude legermotor, een Gillet. Ik restaureerde motoren en verkocht die dan weer. Dan wilde ik weer iets ‘nieuws’. Er zijn zoveel interessante motoren op de wereld. Je kunt ze niet allemaal bezitten, of je moet gigantisch rijk zijn.” Crauwels was enige tijd in dienst van de Belgische importeur van Ducati en begon een eigen Ducati- dealership. Hij verkocht dat in 2004 en houdt zich nu opnieuw bezig met restauratie en verkoop van oude motoren en met het meedoen aan wedstrijden voor klassieke motoren. Wat spreekt hem aan in die oude motoren ? Of anders : wat is er tegen moderne motoren ? “Die komen de laatste jaren dichter en dichter naar elkaar toe wat design betreft. Heel weinig merken durven nog iets innoverends te brengen. Ze bieden dezelfde dingen in een andere verpakking. Vroeger, dan praat ik over veertig, vijftig jaar geleden, was dat veel minder. Toen durfden ze nog met iets nieuws komen. De motorfiets is nu meer dan honderd jaar oud. In de eerste vijftig jaar is alles uitgevonden, in de volgende vijftig jaar is alles alleen nog maar verbeterd.”

Crauwels heeft altijd ook geracet, eerst met moderne en nu voornamelijk met oude motoren. De sfeer bij klassiekers trekt hem meer aan. “De vriendschap is er groter. Je geeft elkaar informatie. In de moderne racerij is de competitiviteit veel sterker. Als je daar aan een ander team een bougie vraagt, bijten ze je vinger zowat af.” De ‘klassiekers’ lenen elkaar met plezier een onderdeel en zullen elkaar ook helpen om de motoren in orde te krijgen. “Maar op het circuit zelf is de competitiviteit groot. Als het vizier van de helm dichtgaat, is het ‘oorlog’. ’s Avonds socialize je dan weer. Voor ons is motorracen nog een hobby.”

Het plezier is eruit

Het is dan ‘net als toen’. Uit de verhalen van vroeger leer je dat de rijders bij wijze van spreken in karavaan van circuit naar circuit in Europa trokken. Het Continental Circus heette het toen. De happy few konden met fabrieksmateriaal rijden, de rest reed met productieracers. Geld verdienen was er niet bij. Start- en prijzengeld was net genoeg om te overleven tot de volgende race. Tegenwoordig hebben de toppers een meer dan behoorlijke gage. Maar het plezier lijkt er, naar de buitenwereld toe in ieder geval, uit te zijn. De sponsors geven het geld, de rijders draven op voor verplichte persbijeenkomsten en sluiten zich voor de rest van de tijd af. En met de sponsors komen ook de vips langs.

In de classic scene is dat veel minder het geval. Maar classic is trendy. Het aantal evenementen neemt toe. In Engeland (toch al de bakermat van nostalgie) is er het jaarlijkse Festival of Speed in Goodwood, Frankrijk heeft sinds de jaren negentig de Coupes Moto Légende, Duitsland een evenement op de Schottenring. En overal komen de oudgedienden, de sterren uit de jaren vijftig (!), zestig en zeventig aan de start. Wat strammer en brozer, maar nog altijd fanatiek. Illustere namen als Giacomo Agostini (de man met de meeste wereldtitels, vijftien, op zijn palmares), Carlo Ubbiali (negen keer titelhouder), Phil Read (zeven keer kampioen), John Surtees (zes keer titelhouder), Jim Redman (eveneens zes keer). En ook illustere motormerken : MV Agusta, Benelli, Norton Manx, NSU, Matchless. De toppers van toen hebben er een tweede sportcarrière aan overgehouden. Als ze willen, is er een nieuw Continental Circus, maar dan één van zestigers en zeventigers…

Maar met de populariteit van de klassieke evenementen dreigen de sponsors de wetten anno 2006 aan de organisatoren op te leggen : zij willen hun vips uitnodigen en fêteren. Jean-Pierre Hardy kan niet ontkennen dat het gevaar van ‘vervipping’ er is. ’s Werelds grootste motormerk Honda is dit jaar sponsor van het evenement op Francorchamps en twee van de toppers uit de jaren zestig (Jim Redman en Ralph Bryans) zullen de Hondaloge bezoeken. Slechts gedurende een half uur per dag. “Voor de rest houden ze zich beschikbaar voor het publiek. Als we exclusiviteit gaan geven, dan verliezen we ons publiek”, zegt Hardy. Het evenement leeft ook van de betalende toeschouwer die voor zijn geld toegang wil hebben tot zijn idolen van gisteren.

Zo dicht mogelijk bij het origineel

Patrick Blondeel (55) is motorhandelaar in Oostende. En hij is ‘gek’ van driecilinderracers van BSA en Triumph uit het begin van de jaren zeventig. Zo gek zelfs dat hij in 2004 een replica bouwde van een Triumph driecilinder 750cc fabrieksracer. Vorig jaar reed hij ermee rond tijdens Bikers’ Classic en dit jaar zal hij er weer zijn. In 1972 kocht hij een BSA 750cc driecilindermotor voor op de weg. Na een jaar ruilde hij hem in voor een Norton Dunstall en dat betreurt hij nog steeds. In die periode reed hij ook enkele langeafstandsraces. “Die Norton was een mislukking. En die BSA is altijd in mijn hoofd blijven steken. Als we naar wedstrijden gingen en ik zag zo’n BSA (of een Triumph driecilinder, dat waren dezelfde motoren) dan ging mijn hart sneller kloppen. Voor mij was het dé motor. Ik kreeg er kippenvel van. Dat geluid, dat motorblok.”

De BSA’s en Triumphs komen de laatste jaren ook weer bij de classic races in trek en Blondeel wilde er zijn deel van hebben. Toen hij in 2004 zag dat de replicaframes van de originele fabrieks- motoren weer beschikbaar waren, bestelde hij er een. Via eBay wist hij in de VS twee Triumphmotorblokken op de kop te tikken. Eind 2004 was de motor klaar en vorig jaar reed hij er vier demonstratiewedstrijden mee. Zijn doel was bereikt. Blondeel : “Ik ben tevreden ; ik wilde zo’n motor goed laten draaien en zo dicht mogelijk bij het origineel blijven. In demonstratieraces wil ik de motor wat sparen. Het is toch nog altijd een blok uit 1972…”

Idealiseren van het verleden

Wie tijdens de Bikers’ Classic in het rennerskwartier van Francorchamps rondloopt, ziet veel grijze haren, bij deelnemers én toeschouwers. Babyboomers (veertigers, vijftigers en zestigers) die terugkeren naar hun tienerjaren en breed glimlachend rondlopen. Sommigen hebben hun kinderen bij, die zo ingewijd worden in papa’s hobby. Maar waar komt die drang bij babyboomers om hun jeugd opnieuw te beleven vandaan ? Het lijkt een trend die verder gaat dan alleen klassieke racers. Ducati en Triumph hebben retrobikes in hun gamma opgenomen : techniek van nu in een vormgeving van toen. In de autowereld zijn Mini, de New Beetle en de Chrysler PT Cruiser er exponenten van. En er zijn tv-programma’s die de hits van weleer opnieuw brengen (‘Het gevoel van… ‘).

Trendwatchers als Nathalie Bekx (Bekx & X) en Herman Konings (Pocket Marketing) hebben er hun verklaring voor. Voor Bekx is het “…. zekerheid zoeken, teruggaan naar een tijd dat alles eenvoudiger was. Het idealiseren van het verleden.” Konings wijst op het fenomeen van ‘regressie’, letterlijk ’terugkeer naar een vroegere toestand’, in algemeen psychologische termen : ’terugval naar een kinderlijk gedragspatroon’. Dat is vooral een fenomeen dat zich voordoet bij de babyboomers. De groep van 40 tot 60 jaar is goed voor 30 procent van de hele bevolking. Die mensen hebben het nu kennelijk moeilijk. Groot geworden in de golden sixties, valt de economische recessie hen tegenwoordig zwaar. En ze hebben het moeilijk met de information overload en de te grote keuze in winkels en media. Dus grijpen ze terug naar de tijd dat alles eenvoudig was en er minder stress was. Althans in hun herinnering. En iconen van de jaren zeventig zijn dan gezocht. “Dat doet hen denken aan een zorgeloze tijd,” zegt Konings. “Het is herkenbaar, vertrouwd.”

Rijden om te winnen

In de jaren zestig en zeventig nam Jan Van Dievoort (58) uit Wuustwezel deel aan motorcrosswedstrijden. Tegenwoordig is hij te vinden op de circuits waar races voor klassieke motoren georganiseerd worden, samen met zoon Arne. Jan rijdt een Sachs 125 cc en Arne een Sachs 50 cc, beide motoren zijn van het begin van de jaren zeventig. Het plezier voor Jan is het bouwen van een motorfiets en er dan mee rijden. “Ik ben er dag en nacht mee bezig”, zegt hij.

Voor Van Dievoort is de charme van klassiek racen hard kunnen gaan. In 1985 moest hij het motorcrossen eraan geven nadat hij zijn rug gebroken had. Hij beperkte daarna het rijden tot uitstappen op een wegmotor in de Ardennen en de Duitse Eifel. Bij toeval kwam hij in Jehonville waar toen net een classic race gehouden werd. Hard gaan op de openbare weg werd steeds moeilijker, voor wegraces met moderne motoren was hij te oud (dat kan tot 50 jaar) maar die klassieke races zinden hem wel. Een leeftijdsgrens is er niet, er kan nog aan de motoren gewerkt worden en de sfeer is gemoedelijk. Hij bouwde een oude Suzuki 250cc straatmotor om tot racer. Maar net in die periode kwamen ook de oude, maar snellere Yamahaproductieracers in de classic scene. “Ik had beter ook een Yamaha kunnen nemen. Daar had ik mee kunnen winnen. Ik ben toen gestopt, zo gefrustreerd was ik”, aldus Van Dievoort. Voor zijn zoon maakte hij vervolgens een 50cc en een 125cc Sachs, zodat hij in twee categorieën per dag kon uitkomen. Toen wegens gebrek aan deelname in die lichte klassen de 50 en 125 samen gereden gingen worden, pakte vader Van Dievoort de 125cc’er.

Het gaat Van Dievoort er niet echt om het glorierijke verleden intact te houden via een motor van toen. Hij wil op de eerste plaats winnen. Maar het is ook het uitkomen van een jeugddroom. “Ik heb vroeger altijd van racen gedroomd, maar motorcross én wegrace was niet te betalen. Bovendien ging het goed in de cross. Ik heb wel altijd in de tijdschriften de racerij gevolgd.” En ook voor hem was het vroeger allemaal beter. “De races waren vroeger mooier, het ongedempte uitlaatgeluid van de motoren ook.”

Bikers’ Classic ; 30 juni, 1 juli en 2 juli. Telkens van 9 tot 18 uur. Entree 25 euro (voor drie dagen). Tot 16 jaar gratis. Info : www.bikersdays.com

Door Ad van Poppel / Portretten Michel Vaerewijck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content