De 23-jarige Norah Jones moet zowat de jongste artieste zijn die ooit bij het Blue Note-label onderdak vond. Met haar debuutplaat ‘Come Away With Me’, een intrigerende mengeling van jazz, rootsrock en zelfs een vleugje country, vaart ze resoluut op tegen de stroom van de moderne muziek.

Peter Van Dyck

Ze zou het al gewend moeten zijn om de hemel in geprezen te worden. Norah Jones werd door Down Beat in ’96 en ’97 tot Best Jazz Vocalist verkozen op de Student Music Awards. Toch zitten we niet bepaald tegenover een toonbeeld van zelfverzekerdheid. Ze is duidelijk, als muzikant en als mens, nog op zoek. Al is de Amerikaanse met Indiaas bloed best aantrekkelijk te noemen, tijdens het interview in Amsterdam straalt ze, mĆ©t bril, nog minder glamour uit dan op de foto’s.

Jones werd 23 jaar geleden geboren in Manhattan en groeide op in Dallas, Texas. Haar vader is de sitarlegende Ravi Shankar, met wie ze naar eigen zeggen niet close is. Haar moeder stond helemaal alleen voor haar opvoeding in. De platencollectie van ma, vooral een box van Billie Holiday en de soulplaten van Aretha Franklin en Ray Charles, zijn een belangrijke wegwijzer geweest. Haar debuut Come Away With Me neemt met veel respect een duik in de Amerikaanse muziekgeschiedenis. De jazzinvloed zit voornamelijk in Jones’ eigen pianospel, er huist heel wat country en blues in de onderlaag (ze covert onder meer Cold Cold Heart van Hank Williams), maar bovenal wentelt de plaat zich in de singer/songwriter-traditie van mensen als Carole King en Carly Simon. Jones schreef, afwisselend met twee leden van haar groep, gitarist Jesse Harris en bassist Lee Alexander (tevens haar lief), het gros van de songs en drukte er zodoende een persoonlijke stempel op.

Je wordt beschouwd als een jazz-zangeres, maar ik vind dat je plaat eerder in de rootspop- dan in de jazzhoek te situeren is.

Jones: Daarmee ga ik akkoord. Ik denk dat zelfs de mensen van Blue Note het daarmee eens zijn. Maar omdat de plaat op dat label uit is gekomen, noemt men het automatisch jazz. Whatever. Ik wist dat ik mensen in de war zou brengen, maar ik maak me er niet te veel zorgen om. Voor mij is het simpel: je houdt van de muziek of niet. Je hoeft er geen etiket op te kleven.

Was je verrast toen Blue Note je op je 21ste een contract aanbood? Je moet de jongste artiest zijn die er onderdak vond.

Ik moet eerlijk bekennen dat ik, toen ze me duidelijk maakten dat ze een platendeal wilden, nog jazzstandards zong. Toen ik effectief met hen rond de tafel zat om de handtekeningen te zetten, ging mijn muziek al een andere richting uit. We discussieerden over die evolutie. Ik vroeg me af of ze toch niet van me verlangden dat ik een jazzplaat zou maken. Omdat ze best hielden van de songs waar ik toen aan sleutelde, wilden ze me absoluut niet pushen. Dat was een opluchting want ik vond Blue Note echt de geschikte platenfirma. Ik zou me niet thuis voelen bij een meer popgerichte platenfirma. Ik ben geen popster. Blue Note bekommert zich nog steeds in de eerste plaats om de muziek, niet om de marketing.

Je moeder reageerde: ‘O jee, je hebt een softrockplaat gemaakt.’

Dat klopt. (lacht)

Was zij Ć©Ć©n van die mensen die teleurgesteld waren dat je geen jazzstandards opnam?

Nee nee, echt ontgoocheld was ze niet. Ze maakte gewoon een grapje. Ik denk niet dat er zoveel mensen zijn die het betreuren dat ik niet mijn toevlucht nam tot jazzstandards. Dat soort platen is er toch al genoeg. Misschien dat ik het later ooit doe. Alhoewel, ik weet echt niet of dat nodig is. Het is al gedaan.

Naar verluidt hield je je hart vast toen gesuggereerd werd dat Arif Mardin, de legendarische architect achter de sound van Aretha Franklin en Dusty Springfield, je album zou produceren.

Ik was een beetje wantrouwig, ja. Ik wist wel dat hij verbazingwekkende producties op zijn naam had staan, maar ik had het raden naar zijn werkmethode. Zou hij oren hebben naar mijn wensen? Zou ik op cruciale momenten ‘nee’ tegen hem mogen zeggen? Die vragen hielden me wakker. Ik wilde eerder een onder- dan overgeproduceerde plaat. Ze moest strak klinken. Arif stelde zich echter heel open op. Hij respecteerde al mijn verzuchtingen.

Hij heeft de spirit van je groep zo goed mogelijk proberen te vatten.

De groep bestaat uit muzikanten die ik de voorbije drie jaar in New York heb leren kennen. Er zijn wel enkele gasten op de plaat, zoals Bill Frisell, die ik voordien niet persoonlijk kende, maar voor de rest spelen er allemaal vrienden op mee. Bijna heel mijn vriendenkring is erop te horen. (lacht)

Drie groepsleden leverden songs voor ‘Come Away With Me’. Was de selectie van de nummers voor de plaat gemakkelijk te maken?

Ik maak de keuze. Of ze een bepaalde song nu pushen of niet, ik trek me daar niets van aan. Het komt voor dat ze me een nummer toespelen waarvan ze sterk vermoeden dat het iets voor mij is, maar dat ik toch weiger, omdat ik mezelf er te weinig in kan vinden. Anderzijds, krijg ik soms toevallig een song te horen en dring ik erop aan dat we die gebruiken. Sommige nummers waren al geschreven voor we begonnen samen te werken, andere werden met mijn stem en persoonlijkheid in het achterhoofd gepend.

Je incorporeert heel wat country-invloeden. De meeste jazzlui haten country.

Daar ben ik me van bewust. Maar ik vind het fun om te doen. Kijk, ik ben opgegroeid in Texas. Ik kan mijn achtergrond niet wegsteken. Trouwens, goeie ouwe country heeft veel met goeie ouwe jazz gemeen qua authenticiteit. Pas op, in mijn jeugd heb ik me een tijdlang tegen country afgezet, omdat ik het zoveel in mijn maag gesplitst kreeg. In het huis van mijn grootouders hoorde je niets anders. Mijn houding is pas veranderd toen ik Hank Williams ontdekte. Voordien werd ik enkel blootgesteld aan de recentere country die op de radio gedraaid werd. De hedendaagse country kan ik niet echt appreciƫren. Een uitzondering als Alison Krauss niet te na gesproken. De countryradiostations zijn zoals de popstations: heel commercieel. Ik voel me meer aangesproken door de oude garde: Willie Nelson, Johnny Cash, Loretta Lynn.

Je hebt eerder een cover opgenomen van Nick Drake, ‘Day Is Done’, die verscheen op ‘Songs From The Analog Playground’ van Charlie Hunter. Figuren als Drake en Hank Williams waren echt ‘kings of pain’. Jij lijkt me zelf allerminst zo’n donkere prinses.

Juist. Ik kies die covers dan ook niet omdat ze donker zijn. Sommige teksten van mensen als Nick Drake en Hank Williams zijn op verschillende manieren te interpreteren. Ik zou ook nooit een volledige Williams-coverplaat opnemen.

Fascineren hun levens je?

Voor mij telt enkel de muziek. Ik heb nooit veel research gedaan naar het leven van iemand als Billie Holiday. Al weet ik wel dat ze een heel tragisch leven heeft geleid. Ik wil niet elk detail weten. Je mag niet vergeten dat je hen vanwege hun muziek bewondert.

Ik zou je plaat melancholisch durven noemen, maar zeker niet donker.

Ik ben blij dat je dat zegt. Heel wat mensen reageren: ‘Jezus, dit is een heel trieste plaat.’

Dat ligt misschien aan het tempo.

Het is een heel traag album. Stil en intiem ook. Maar niet donker. Als mensen denken dat de teksten deprimerend zijn, ik kan je verzekeren: ze zijn niet zo bedoeld. Van mij mogen de mensen er echter in zien wat ze willen.

Je bent vrijwel een unicum. Het gros van de vrouwelijke zangeressen drijft tegenwoordig zijn demonen uit. Ze zitten vol woede.

Ik ben zo niet. Ik ben zelfs niet melancholisch van aard. Dat etaleren van woede spreekt me niet aan. Al wil ik het nu ook weer niet afkeuren.

Ben je een frĆŖle en broos meisje? ‘Fragile as a leaf in autumn’, zoals je zingt in ‘Seven Years’?

No way. Absoluut niet. Ik kan heel hard zijn. Ik ben niet zo fijngevoelig.

Maar je bent ook geen schreeuwer.

Als ik schreeuw, klinkt het niet goed. Ik heb het al geprobeerd, maar het is niet bepaald een streling voor het oor. Ik heb in uiteenlopende groepen gezeten. Wax Poetic bijvoorbeeld, die hiphop met acid jazz vermengde. Plezierige tijd was dat. Ik heb ook gezongen in een semi-rockgroep: Laszlo. Opgericht door jazzstudenten die wilden rocken. Echt heftig was het niet. Er zat onmiskenbaar ook een sterk jazzelement in.

Is het door naar New York terug te keren dat je besloot om het over een andere boeg te gooien?

Eerlijk: ik ben nog altijd aan het zoeken. Ik ben er nog niet helemaal van overtuigd dat ik dit mijn hele leven blijf doen. Maar inderdaad: door in New York op te trekken met songschrijvers werd ik gestimuleerd om mijn eigen nummers te schrijven. Zo kwam ik op dat spoor.

Je hebt zelf beweerd dat je eerder beĆÆnvloed bent door de muziek van gisteren dan die van vandaag. Is er niets eigentijds dat je aanstaat?

Toch wel, al zijn het toch vooral die platen die klinken alsof ze evengoed twintig jaar geleden gemaakt hadden kunnen worden. Ik luister niet naar elektronische muziek. Niet dat ik er in principe iets tegen heb, ik heb gewoon nog maar weinig moeite gedaan om die wereld te verkennen. Ik hou van de bluegrassplaten van Alison Krauss, omdat die tijdloos en akoestisch zijn. Ryan Adams respecteer ik ook heel erg.

Vanaf het moment dat je een drummachine hoort, haak je af?

Nee, want ik heb wel iets met de muziek uit de eighties. Waarschijnlijk uit nostalgie, omdat ik het met mijn kindertijd associeer. Wat mij vandaag de dag vooral tegensteekt, is de gefabriceerde popmuziek. Er is wellicht ook heel wat kwalitatieve elektronische muziek, maar daar ben ik niet van op de hoogte.

Elektronische acts als St. Germain en Marc Moulin vinden nu ook hun weg naar Blue Note. Via hen ontdekken jongeren de oudere jazzmuziek.

Door de samples die ze gebruiken, ja. Dat is een goede zaak. Alleen zal ik niet zo snel grijpen naar dat soort platen. Ik leg liever nog een oud album van The Rolling Stones op.

Zopas verscheen de cd ‘Verve Remixed’, waarop danceproducers songs uit de rijke jazzcatalogus van Verve remixen. Zou jij een dj/producer toelaten om een nummer van jou te remixen?

Ik heb al wat verzoeken gehad van dj’s, maar ik heb nog niet toegehapt. Daar heb ik op dit moment geen zin in. Dat is mijn ding niet. Misschien mag ik niet zo eng denken. Weet je, ik ben bang dat ik, als ik het toelaat, de grip verlies. Dat ik geen controle meer heb over mijn muziek. Ze kunnen mijn muziek in een andere, naar mijn gevoel verkeerde context plaatsen. Voorlopig zeg ik ‘nee’. Ik hoorde de remix van Billie Holidays Don’t Explain en die vond ik heel bizar. Iets te bizar naar mijn smaak. Niet dat ik mij daar druk in maak. Het ‘duet’ van Kenny G met Louis Armstrong, dat ergert me pas.

Je stond onlangs op een groot podium in San Francisco voor een duet met je idool Willie Nelson, terwijl je amper zes maanden voordien nog in koffiebars in New York optrad.

Waanzinnig, hƩ? Het gaat echt wel snel allemaal. Het was een geestig moment trouwens, dat duet. We brachten samen Help Me Make It Through The Night. Willie was heel lief.

Beangstigt de vaart waarmee je carriĆØre uit de startblokken schiet je soms?

Ja, ik probeer er niet te veel bij stil te staan. Het loopt allemaal lekker. Ik doe nu waar veel mensen van dromen. Ik prijs mezelf gelukkig. Maar toch: ik denk dat ik op een bepaald ogenblik op de rem zal moeten staan. Als twee weken vol gepland staan met interviews, zonder liveshow, stemt me dat triest. Ik wil meer spelen en minder praten. Als je te veel over muziek praat, verliest het zijn sprankel.

Je album kreeg enorm lovende kritieken. Dat geprezen worden, lijkt me leuk, maar vind je het soms te ver gaan?

Absoluut. Hey, het is best een goede plaat, maar om daar nu zo wild over te doen.

Het is bovendien nog maar je debuut.

Precies. Ik ben geen genie.

Wellicht krijg je zulke enthousiaste reacties omdat je tegen de stroom in vaart.

That’s not a big deal. Iedereen maakt er zo’n zaak van dat ik me niet kleed zoals Britney Spears. Is dat zo’n heldendaad? Het is net als de weigering om jazzstandards op te nemen: het heeft geen zin om op die trein te springen. Ik hoef Britney Spears toch niet achterna te hollen?

Nee, dat hoef je niet. Maar het lijkt me ook niet bij je natuur te passen.

Tuurlijk. Het is echt raar hoor, gisteren vroeg elke journalist waarom ik niet zoals Britney Spears wou zijn. Meen je dat nu, vroeg ik hen. Ik moet er erg om lachen dat die vraag zo vaak weerkeert.

Je hebt op de kunstschool Booker T in Washington gezeten. ‘Fame’ in werkelijkheid.

Zo zou je het zeker kunnen stellen. Al mijn klasgenoten waren into jazz. Zij hebben mij in de wereld van Wayne Shorter en Miles Davis geĆÆntroduceerd. Ik werd er niet scheef bekeken omdat ik naar oude jazz luisterde. Ik was er geen buitenbeentje. We waren allemƔƔl buitenbeentjes. (lacht)

Hoe was het om op te groeien zonder vader? Had je het gevoel dat het je anders maakte dan de anderen?

Misschien. Ik had hoe dan ook een gelukkige kindertijd. Iedereen wordt vroeg of laat met familieproblemen geconfronteerd. Het leven is niet al rozengeur en maneschijn. But I’m not screwed up.

Was je niet benieuwd naar wat voor mens je vader was?

Ik heb hem wel een tijdje gekend, maar daarna heb ik hem een heel lange periode niet gezien. Als kind wil je daar niet over nadenken. Diep binnenin zal ik wel nieuwsgierig geweest zijn, maar ik zal er zeker niet over gepiekerd of gepraat hebben. Ik verdrong het.

Het is me opgevallen dat je vaak ‘ik weet het niet’ zegt.

Ik probeer niet te veel na te denken. Denk ik toch (lacht). Als je je gevoel volgt, komt het meestal wel goed. Daar geloof ik in.

‘Come Away With Me’ van Norah Jones, uit bij Blue Note / EMI.

‘Goeie ouwe country heeft veel met goeie ouwe jazz gemeen qua authenticiteit.’

‘Ik heb best een goede plaat gemaakt, maar om daar nu zo wild over te doen.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content