In het noorden van Portugal wachten de kuuroorden van Pedras Salgades en Vidago op bezoekers. Deze ooit door vorsten en adel gefrequenteerde bronnen baden nu in nostalgie en vergetelheid.

Helemaal in het noorden van Portugal, tegen de Spaanse grens, ligt Tras-os-Montes, het land achter de bergen. Alleen smalle, slingerende wegen leiden erheen. Groene berghellingen, in het zwart gehulde vrouwen, herders en spelende kinderen vormen het beeld onderweg. Niets laat vermoeden dat in dit stukje vergeten land ooit koningen hun vakantie doorbrachten. Zij werden gelokt door de geneeskrachtige bronnen van Vidago en Pedras Salgades. Tijdens de belle époque kwamen adellijke families zich hier met hun hele gevolg gedurende één maand herbronnen. Dagelijks dienden verpleegsters helend water toe, mondjesmaat én op doktersvoorschrift. Het bronwater moest bijdragen tot het lichamelijk evenwicht van de bezoekers. Voor het amusement zorgden de grote hotels, casino’s en theehuizen.

Tijdens de zomers van het begin van deze eeuw logeerden er gemiddeld zo’n achthonderd mensen in Pedras Salgades en Vidago. Vandaag komt hier zo goed als niemand meer. De plek wordt niet langer gepromoot en toeristische gidsen zwijgen erover in alle talen. Op de eenzame weg tussen Porto en de Spaanse grens komen we dan ook geen wegwijzers tegen, alsof de thermen nooit hebben bestaan. Tot we plots, op de muur van een station “Pedras Salgades” lezen. Maar de loketten van dit station zijn uitgebroken en de rails zijn verwijderd.

Op de hoek van de straat leidt een verroeste wegwijzer ons naar de bronnen. Het park ligt er verlaten bij, een enkeling slentert door de brede laan. De zon schroeit, wit zand stuift op bij elke voetstap. In de verte zien we de balneario, het badhuis. In dit kleine hospitaaltje stonden vroeger baden en douches die gebruikt werden voor allerlei therapieën. Nu is het gebouw gesloten en wacht het op een grondige restauratie. Aan de gevel van de balneario hangen twee gedenkplaten van internationale medische congressen die hier plaatsvonden. Pedras Salgades was de eerste Europese bron van natuurlijk en koolstofrijk gaswater die commercieel werd uitgebaat. Nog vóór Vichy of Vals.

Iets verder, in het gebouw van de fonte Penedo en de fonte Alcalina, klatert het water met veel geweld in een glazen klok. De fonteinen zijn gesloten, maar door het sierhek is de klok zichtbaar. Het schouwspel herhaalt zich in de Don Fernando– en de Pedras Salgades-bron, wat verderop in het park. De paviljoenen die rond de bronnen zijn gebouwd, zijn stuk voor stuk meesterwerken van art nouveau. Hoewel de verf afbladdert en de dakpannen aan vernieuwing toe zijn, blijven ze fascineren. Meer nog, het lijkt of de tijd er is blijven stilstaan, of alles in een diepe slaap verzonken is en weldra zal ontwaken. De grote glazen klokken met het borrelende water wachten op de eerste bezoekers, die hun drinkbekers uit de rekjes zullen halen om door verpleegsters – in kraakwitte schorten en met gesteven hoedjes – van helende drank te worden voorzien. We stellen ons voor hoe het vroeger moet zijn geweest, hoe de dames gehuld in lange rokken en de mannen met hoed en snor elegant door deze lanen wandelden; hoe de kinderen in de bossen speelden, terwijl het dienstpersoneel een oogje in het zeil hield; hoe in het casino de mannen financiële nieuwtjes uitwisselden, terwijl de vrouwen keuvelden in het theehuis; hoe de dokters voor de algehele gezondheid van hun jaarlijkse patiënten zorgden.

We stappen de helling op en komen bij twee leegstaande, vervallen hotels. Op het gras liggen oude boeken over de bronnen van Pedras, Vidago en Melgaço. Ons Portugees is te beperkt om de woorden te begrijpen, maar de foto’s spreken tot de verbeelding: koning Don Fernando, die het nieuwe hotel opent; een afdruk van het gastenboek met de namen van nog meer vorsten; groepsfoto’s van stralende gezinnen…

Door een openstaande zijdeur gaan we het hotel binnen. De kamers zijn nog grotendeels gemeubileerd, eenvoudig maar comfortabel. In de gelagzaal staat een oude piano, Thonet-stoelen liggen op de grond. Het ruikt naar stof en vergeelde herinneringen.

Aan de zijuitgang van het park staat een nog groter vervallen complex, het Grand Hotel Universal. Het is een reusachtig domein met verschillende paviljoenen die op instorten staan. Dat lot is wel meer vakantieverblijven in de omgeving beschoren. Sinds de opgang van het kusttoerisme in de jaren zestig blijven de jaarlijkse bezoekers hier weg en raken de elegante gebouwen stuk voor stuk in verval.

Of het tij kan keren? “In 1986 kocht Sousa Cintra, een beruchte Portugese zakenman, de bronnen en de daarbij horende waterindustrie. Het werd hem snel duidelijk dat er veel meer te verdienen viel met het bottelen van het water dan met het park, de bronnen en de badhuizen”, vertelt Alcino Alves, de burgemeester van Pedras Salgades. Ter gelegenheid van onze komst heeft hij een heuse tentoonstelling georganiseerd in de eetzaal van het plaatselijke restaurant. De tafels zijn bezaaid met oude foto’s, folders en boeken die de vroegere luister van dit kuuroord oproepen. “Ik geloof dat er betere tijden komen. Het park en de waterindustrie zijn sinds kort eigendom van een nieuwe holding, en ik heb het gevoel dat zij dit patrimonium wel weten te waarderen. Er bestaan allerhande plannen om de badhuizen en het Grand Hotel te restaureren.”

Het wel en wee van de bronnen is de hoofdbekommernis van Alcino Alves. Het verheugt hem om over hun roemrijke verleden met vreemdelingen te kunnen praten. “De overlevering wil dat in het naburige dorpje, Rebordochao, drie ongehuwde, welgestelde zussen woonden. Men noemde hen de Salgades. Op zekere dag werden ze bestolen, werd hun huis in brand gestoken en de zussen verdwenen. Niemand wist waarheen. Jaren later vond een schaapherder een voetafdruk op de plek waar nu de bronnen zijn. Hij haalde er de dorpsbewoners bij, en iedereen was het erover eens dat het een spoor van een van de zussen was: Pé das Salgades. Door er de letter r aan toe te voegen, ontstond de naam van deze plek, die ‘zoute stenen’ betekent. Wat uiteraard verwijst naar de zoute bronnen.”

In 1870 ontdekte een arts, Dr. Botelho, de helende kracht van het water dat hier op zes plaatsen uit de grond komt. Hij richtte een bedrijf op en heel snel daarna werden de eerste drie hotels gebouwd. “Het kuuroord was vanaf het begin een groot succes. In 1884 kwamen koningin Maria Pia en koning Don Fernando de bronnen dopen, waarna ze 35 dagen in het Grand Hotel verbleven. De andere Portugese vorsten volgden hun voorbeeld. Tijdens de zomermaanden kwamen de meeste vooraanstaande families van het land hier voor een maand kuren. Elke gast van het hotel had zijn eigen glas dat altijd bij de bron bleef staan. Het water mocht enkel op doktersvoorschrift genuttigd worden. Dat is nu nog altijd het geval. In 1910 werden twee badhuizen geopend, en werden drie van de zes fonteinen herbouwd in art-nouveaustijl. Er kwam ook een meteorologisch instituut, waarvan vandaag niet meer dan een vervallen toren overblijft. De plaatselijke bevolking noemt die toren het kasteel van de liefde, omdat het een favoriet oord is van jonge paren.

In 1951 werd in het park een fabriek voor het bottelen van het water opgetrokken. Vandaag staat die leeg, een eind verder op de weg is vorig jaar een modern industriecomplex verrezen. Per uur worden daar 60.000 flessen water gebotteld.”

Het Agua das Pedras, dat sodiumbicarbonaat, magnesium, lithium, ijzer, arsenicum, koolzuur, fluor en radioactieve elementen bevat, is volgens de burgemeester veel beter dan dat van het naburige dorp Vidago, waar ook een kuuroord is. De bewoners van Pedras beweren dat pas wanneer alle hotels van het dorp volgeboekt waren, de bezoekers naar Vidago trokken. In Vidago beweert men daarentegen dat de meest prestigieuze families in hun hotels logeerden, terwijl de minnaressen en het huishoudpersoneel in Pedras verbleven.

Vidago ligt op ongeveer 13 kilometer van Pedras. Ook hier geen enkele wegwijzer. Aan het einde van een brede straat ligt het park, met centraal het gerestaureerde, roze Palace Hotel, daterend van 1910. De blauw met wit gestreepte luifel, de rieten terrasmeubelen, de oude vloeren en het elegante trappenhuis overdonderen elke bezoeker meteen. Maar het mooist is de eetzaal. De muurschilderingen, het balkon en de prachtige luchters zijn een streling voor het oog. In dit uitzonderlijke kader worden bovendien heerlijke gerechten geserveerd.

Via de terrasdeuren wandelen we de tuin in, tot bij het lichtblauwe paviljoen. De geschilderde bloemmotieven op de gevel en de slingerende tekeningen in het houtsnijwerk zijn wondermooi. Langs het wandelpad door het gigantische park staan nog meer bronhuisjes, het ene al in betere staat dan het andere. Iets vóór het golfterrein komen we bij een stenen tuin, gebouwd in de jaren twintig. Met grotten, brugjes en banken, overwoekerd door mos en klimop. Het ligt er verlaten bij. Hoewel het hotel volgeboekt is, hebben we deze schoonheid voor ons alleen.

Bezoekers zitten aan het zwembad of op het golfterrein. Het park met zijn nostalgie laten ze links liggen. Pas over enkele weken, wanneer de bronnen weer opengaan, zullen de laatste traditionele Portugese families weer over deze lanen wandelen en de glaasjes helend water drinken die de verpleegsters hen plechtig aanbieden. Misschien zullen zij niet eens merken dat alles begint te vergaan, zoals oude foto’s vergelen. Misschien dwalen zij nog rond in de glorie van weleer. Nochtans maken net de afbladderende verf, de verbrokkelde moulures en de algemene verwering deze plek zo bijzonder.

Hilde Bouchez / Foto’s Michel Vaerewijck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content