Na een jarenlange stilte brengt Nigel Kennedy een nieuwe cd uit. ?Kafka” : een verrassing én een openbaring. Een vrolijk gesprek in de regen, zonder moeders paraplu.

Griet Schrauwen / Foto’s : Lieve Blancquaert

VOOR HIJ BEGINT TE SPELEN, LEGT hij (een fragiel kereltje) de viool op zijn schouder en klemt ze gedecideerd vast met kaak en kin. Een opvallend gebaar, instinctief als van een hongerige baby die zich gulzig vasthapt in de borst van zijn moeder. Nigel en zijn viool : het is een wonderlijk schouwspel. Het ene moment lijkt hij een trieste clown, dan weer lacht hij luidop, maar de verheerlijkte glimlach is niet van zijn gezicht te branden. Je ziét het plezier dat hij beleeft door aan zijn muziekinstrument de meest uiteenlopende klanken te ontlokken ; klaterend als een bergbeekje, fluisterend als de wind, schel als een vogel, donderende storm, snerpende cirkelzagen, het gaat van zachte kamermuziek tot Jimi Hendrix op viool. Het enfant terrible van de klassieke muziek ooit liet hij zich fotograferen op de wc : blote knieën, zijn broek om zijn enkels en zijn viool onder zijn kin slaat weer toe. Het wonderkind is volwassen geworden, en nog virtuozer dan voorheen, maar hij blijft een buitenbeentje : schijnbaar achteloos gekleed in een oude broek en een mouwloos, versleten rood jeansjasje, zijn kapsel stekelig rechtop, jongensachtige en twinkelende oogjes. De staande ovatie neemt hij met duidelijk genoegen in ontvangst, blij als een kind.

Tegen de tijd van het interview is de ongewoon klamme hitte nog benauwender geworden. De lucht is dreigend grijs, donder rommelt in de verte, een pauw schreeuwt klaaglijk, en er hangt motregen in de lucht, maar Nigel wil graag wandelen, na dat lange binnenzitten. Tenminste, als ik daar ook zin in heb. Een wandelend interview dus, door de lanen van Castle Combe. Een stil 14de-eeuws dorpje in landelijk Engeland waar de lente laat kwam, zo te zien : de seringen nog geurig in bloei, aan veel oude geveltjes hangen de lila-lichtblauwe bloemtrossen van wisteria. Vooraleer we drie woorden kunnen zeggen, komt een auto naar ons toe gereden. En gedeukte, ouwe, blauwe Jaguar, bespoten met rode graffiti (de kleuren van Aston Villa, zijn geliefde voetbalploeg). Er zitten twee jonge vrouwen in. Als de auto stopt, buigt Nigel zich door het open raampje aan de passagierskant, zoent het meisje vol op de mond. ?En ? Heb je ’t ?” ?Nee”, klinkt het enigszins beteuterd. ? The bastards“, lacht hij. ? Never mind, give it another go.” Na een paar troostende woorden en grapjes rijdt de Jaguar langzaam verder, en ik zie nog net hoeveel troep op de achterbank ligt : kranten en boeken, cd’s, tapes en foto’s, bananenschillen, lege taartdozen, jassen.

?Dat was Eve, my girlfriend. Ze probeerde vandaag haar rijbewijs te behalen. Ach, volgende keer beter.”

Is ze zwanger ?

Nigel Kennedy (grinnikend) : Welnee, zo is ze altijd : she’s just fat. Maar serieus : wij krijgen een baby in augustus. Eve heeft al een kind, voor mij is dit het eerste, en ik kijk ernaar uit. Eind dit jaar word ik veertig, en dat lijkt me een goede leeftijd om vader te worden. Het wordt alleszins een heel ander leven.

Sinds ’84 nam je wel acht cd’s op, gemiddeld één per jaar. Elgar, Tsjaikovski, Bartok, Mendelssohn, Bruch, Sibelius, Brahms… Je kreeg de ene Gouden Plaat na de andere. Je haalde zelfs een vermelding in het Guinness Book of Records als houder van het record ?meest verkochte klassieke muziek”. Na het overweldigend succes van ?De Vier Seizoenen” van Vivaldi in ’91 goed voor een plaatsje in anderhalf miljoen cd-rekken nam je nog een cd van Brahms op, en in ’92 nog een van Beethoven. Daarna werd het stil rond Nigel Kennedy. Waar heb je al die tijd gezeten ? En waarom ?

Grotendeels thuis, en om zeer verschillende redenen. Ik moest om te beginnen voor de tweede keer geopereerd worden aan mijn hals. Bovendien stond ik als violist aan de top, en ik wist dat dat het beste moment was om ermee te kappen. Ik wilde een tijd weg uit dat beroemdheidgedoe, er kwam te veel bullshit aan te pas om er op die manier mee door te gaan. Mijn agenda slibde dicht door optredens in de hele wereld. Ik was eeuwig onderweg, leefde vanuit mijn koffer, van de ene hotelkamer in de andere. Acht jaar lang was een privé-leven onmogelijk. Er bleef geen ruimte over voor wat ik in het leven nog belangrijk vind, naast muziek. Ik wilde eindelijk weer even een normaal leven leiden : wat koken, video’s kijken, gezellig met vrienden zijn. Tijdens toernees ontmoette ik razend interessante lui, maar ik miste mijn vrienden. Het is zeer moeilijk om op afstand intense vriendschappen te onderhouden. Aan de telefoon kun je wel pràten, maar dat is niet hetzelfde als iemand zien en samen vanalles doen. Het is heerlijk om een normaal leven te hebben en om thuis te zijn, zeker en vast, en ik ben van plan dat ook zo te houden. Even afstand nemen, overschouwen waar je mee bezig bent, en daaruit conclusies trekken, is van een onschatbare waarde.

En wat was het besluit ?

Dat het tijd werd voor iets anders.

Waar je nu mee op de proppen komt, is inderdaad something completely different.

Ook dat is een van de redenen waarom ik er destijds de brui aan gaf : om uit te zoeken waar ik muzikaal eigenlijk naartoe wil. Ik voelde me aardig beknot. Het succes was beperkend. De platenmaatschappij wilde van mij een business-formule maken, een commercieel icoon. Ze zaten aldoor achter mijn vodden voor more Vivaldi, more Vivaldi : de platenbonzen wilden altijd maar hetzelfde. Begrijpelijk, want het verkocht goed. Met de opbrengt van ?Vier Seizoenen” kon ik zelfs mijn Strad afbetalen ( grijnst), maar ik voelde me echt in het nauw gedreven. Steeds weer diezelfde noten spelen, over and over again… Ik had ze kunnen geven wat ze van me vroegen, maar zo werk ik niet. Ik speelde altijd wat mij oprecht aansprak, pas daarna dacht ik aan de commerciële aspecten ervan. Toen ik me pas had afgekeerd van het circuit, was het mijn bedoeling iets te doen met het werk van Jimi Hendrix. Ik ben er een hele tijd mee bezig geweest, maar het was zo’n hopeloze toestand met zijn nalatenschap. Die werd door zoveel verschillende mensen opgeëist dat ik die idee moest laten varen. Voorlopig toch. Later doe ik er zeker nog iets mee, al moet ik wachten tot ik oud ben : ook dan zal het werk van Hendrix nog overeind staan. Zeker van. Hij was niet alleen een groot gitarist, maar ook een groot componist.

Deze cd werd geen Hendrix, maar eigen werk. Liep je al lang met dat plan rond ?

Als teenager droomde ik van jazz en pop, maar die ambitie verminderde jaar na jaar, omdat ik steeds dieper in de klassieke muziek verzeild raakte. Sinds tien jaar wilde ik een eigen album maken, maar het kwam er niet van : ik werd totaal opgeslorpt door mijn optredens. Aanvankelijk durfde ik het ook niet goed aan. Wie zat er nu te wachten op muziek van Nigel Kennedy ? Mijn omgeving trok en duwde : aan een kant had je de platenbazen met hun more Vivaldi, aan de andere kant de mensen die me aanmoedigden om met mijn eigen stuff naar buiten te komen. Eerlijk gezegd, vond ik dat ook een natuurlijke evolutie : als je lang de muziek van anderen interpreteert, geeft dat je de middelen en de kennis om zelf te componeren. Zo ging het vroeger toch ook ? Alle grote componisten speelden eerst andermans muziek en schreven er daarna zelf. Pas een 70-tal jaren geleden is dat veranderd. Toen werd alles zo gespecialiseerd dat één persoon nog slechts een onderdeeltje van iets kon doen, of het nu om geschiedenis, muziek of wetenschap gaat. Ik zie het meer op de ouderwetse manier : een muzikant schrijft uiteindelijk zijn eigen muziek. Zowel de klassieke als de eigentijdse musici doen dat : van Ludwig von Beethoven tot Frank Zappa. Het leek mij vanzelfsprekend dat ik dat ooit ook zou doen.

In ’93 zei je in een interview : ?Ik zal nooit nog een klassiek concerto spelen.” Meende je dat ?

Absoluut. Met heel mijn hart hou ik van klassieke muziek, echt waar, maar op dat moment had ik er echt mijn buik van vol. Ik moést iets dergelijks zeggen om de platenmaatschappij ertoe over te halen mij mijn eigen ding te laten doen. Het was telkens : ?Nog één klassieke, en daarna mag je doen wat je wil.” Steeds opnieuw, ze stelden het iedere keer weer uit. Als ik ze had laten doen, was het op mijn 80ste nog steeds : ?Nog één, en dan…” Het duurde me te lang om daar op te wachten. Omdat ik echt in de val zat, moest ik ze onder druk zetten om weer vrij te zijn, dus zei ik : ?Als jullie enkel nog klassiek van me willen, dan krijgen jullie niks meer.”

Denk je er nu nog zo over ? Zal je nooit meer klassieke muziek opnemen ?

Ik zal zeker nog klassieke cd’s maken. Elke dag speel ik klassiek, and I really love it. Shit, God, now we are in trouble. ( Het bliksemt fel, de donder grommelt vervaarlijk dichtbij, en het begint pas écht te regenen, maar hij gaat onverstoorbaar door.) Brahms, Beethoven, Bach… en ik vind er steeds iets nieuws in. Bach is zoals Shakespeare : je kunt er gewoon voor je plezier naar luisteren, maar je kunt het ook bestuderen en analyseren, erin op ontdekkingsreis gaan, en dat is wat ik met klassiek doe. Op muzikaal vlak volg ik mijn gevoel, en ik kan me niet voorstellen dat mijn gevoel me zou weghouden van klassiek : het zit in mijn bloed.

Waarom noemde je je nieuwe cd ?Kafka” ?

Veel van de nummers op de cd gaan over dingen die veranderen, en ik zocht een titel die dat weerspiegelde. Kafka schreef vaak over wijzigingen, over metamorfoses. ?Kafka” was een handige manier om al die metamorfoses samen te vatten. Niet enkel die op de cd, maar ook die in mijn eigen leven.

Een van de nummers op ?Kafka” heet : I believe in God. Ben je plots bekeerd ?

(lacht) Ik ben al lang gelovig, toch wat de godheid betreft die ik in ? I believe” bezing. Het is moeilijk te verstaan, maar op de achtergrond scanderen we : ?Hu ha, Paul McGrath. Hi ha, hu ha, who wantsCantona when we have Paul McGrath.” (McGrath, een Ier, is verdediger bij Aston Villa, Birmingham. Cantona, een Fransman, is aanvaller en aanvoerder van Manchester United.)

Nog steeds zo’n voetbalfanaat ? Je auto in Aston Villa-kleuren, de stickers op de vioolkist, waarin je je Stradivarius bewaart, een der kostbaarste instrumenten ter wereld.

Yeah… Dat is een van de redenen waarom ik in Malvern woon : dicht bij mijn idolen. Vroeger probeerde ik mijn optredens zo te regelen dat ik geen match hoefde te missen.

Dat is toch niet het enige waarom je ergens, ver van Londen, op het platteland woont ?

Ik woon zeer graag op het platteland. Ik heb wel een stek in Hampstead (een betere buurt van Londen), maar ?thuis”, dat is Malvern. Ik heb in grote steden gewoond, en ik kan niet zeggen dat dat een onverdeeld genoegen was. Toen ik op mijn 16de klaar was met Menuhin School, ging ik verder studeren in New York aan de Juilliard School of Music. Tijdens mijn eerste week in New York werd ik twéé keer overvallen en in elkaar geslagen. Daarna werd ik met rust gelaten, ze zullen geweten hebben dat bij mij niets te halen viel. Maar voor de muziek was New York schitterend. Er woonden allerlei soorten artiesten : dansers, schrijvers, acteurs, beeldende kunstenaars, muzikanten. Heel veel creatieve mensen, en iedereen had er contact met elkaar. Niet zoals hier in Engeland, waar elke discipline samenklit en met de anderen niks te maken heeft. In New York heerst een totaal andere sfeer. Als je in Engeland iets goed wil doen, word je meteen neerbuigend behandeld : je mag niet anders zijn dan zij, je mag niet boven de anderen uitsteken. De middelmaat aan de macht. Niet zo in New York. Als je daar artistiek iets wil verwezenlijken, ben je onder gelijkgestemden die je aanmoedigen : do it, go for it. Voor een artiest is zo’n omgeving veel gezonder, omdat iedereen er steeds op zoek gaat naar nieuwe dingen. Maar ik werk zo vaak in grote steden, dat ik het liefst woon in mijn dorpje in de heuvels. Heerlijk rustig. Ik heb er een ruimte die ik in stad nooit kan hebben. In een grote stad heb je altijd mensen achter je aan als je een beetje bekend bent. In mijn dorp ben ik zoals iedereen : een dorpsbewoner tussen de andere dorpsbewoners, en iedereen laat me met rust. Geen gezeik zoals in Londen, geen gezeur om foto’s of handtekeningen. Waar ik woon, is er niets anders dan de schoonheid van de natuur, het tijdloze.

Terug naar je eigen muziek : hoe zou je die noemen ? Populair klassiek, melodische pop, rock, jazz, folk, blues, wereldmuziek ?

Ik hou er niet van om bij een bepaalde strekking te horen, en ik haat etiketten. Dat is nog een referentie naar de titel van de cd : ook Kafka’s werk kan tot geen enkele literaire stroming worden gerekend. Mijn cd is een beetje van alles wat je opsomde, en misschien nog meer. Ik ben langs alle kanten beïnvloed, en dat komt er nu uit. Een klassieke opleiding, een natuurlijke affiniteit met Keltische muziek… In Menuhins school luisterde ik ’s nachts onder de dekens naar de radio en waaide de magie van John Coltrane en Miles Davis mijn wereld binnen. In New York viel ik tijdens de meeste lessen in slaap, die vielen erg tegen. Na de vrijheid die ik had gekend, werd ik plots in een keurslijf gedwongen. In de school van Yehudi Menuhin had niemand ons ooit gezegd dat iets onmogelijk was, en competitie was er onbestaand. Wij leerden er over prachtige muziek die ons ten deel kon vallen. Dat was wel even anders aan de Juilliard School in New York. Daar was alles stijf en deftig. En pretentieus ! Maar wat jazz betreft, ging de wereld voor me open. Ik zat in New York, het hart van de jazz, en ik was een geregeld bezoeker van de clubs in Harlem.

In Harlem ? Je was haast nog een kind, blank, Brits, en je speelde bovenalviool ?

Naïef, hé ? Als je dat allemaal overleeft, heb je weinig reden om verder nog aan jezelf te twijfelen. In die periode experimenteerde ik erop los. Optreden in de clubs en zo. Ik eindigde zelfs in Carnegie Hall met jazz-violist Stephane Grappelli, de grootste nog levende componist voor viool.

Op je nieuwe cd speel je ook cello, piano, saxofoon, mandoline, harp…

Tijdens mijn opleiding leerde ik, behalve viool en muziektheorie, ook verschillende instrumenten bespelen. Ze mogen zeggen dat ik een klassiek violist ben als ze dat willen, maar ik heb mezelf altijd beschouwd als een muzikant die muziek maakt, en niet zomaar een onderdeel ervan. Noch wat de periode aangaat, noch wat instrumenten betreft.

Maar je bent toch eerst en vooral een briljant violist ?

Well, thank you very much. Soms denk ik : met die viool kan ik doen wat ik wil, alles. Ik kan ze laten klinken zoals ik het wil, en ik heb ze totaal onder controle. Dat is een heerlijk gevoel, maar het gevaar is niet denkbeeldig dat je daardoor wordt afgeleid van de muziek, omdat je je gaat concentreren op kijk-eens-wat-ik-allemaal-kan ? Maar of het nu heavy metal, jazz of klassiek is : er is zoveel muziek waarin je kunt laten zien hoe goed je bent.

Hoeveel uur per dag speel je viool ?

Dat valt best mee : een uur of drie. Oefenen om mijn techniek te verbeteren, en tot mijn grote vreugde maak ik nog steeds vorderingen. Daarnaast schrijf ik mijn eigen muziek en arrangementen, en ik speel samen met anderen, improviseren and stuff. Met anderen musiceren, is puur voor het plezier. Werken doe ik in mijn eentje.

Tijdens je optredens is het zeer duidelijk dat je er ontzettend veel plezier aan beleeft. Levendig en vrolijk, of droevig en weemoedig : altijd stroomt de energie. Je klinkt tijdens een optreden nog emotioneler dan op cd.

Ik ben dol op optreden. Als je alle dagen oefent en oefent, is het heerlijk om de muziek die je je eigen hebt gemaakt te delen met een publiek. Voor mensen spelen, de wisselwerking die ik daardoor ervaar en die me stimuleert, daar is het me om te doen. Op dat ogenblik hoef ik me niet meer af te vragen of ik het wel goed doe. Het is je reinste emotionele communicatie : je bent verbonden met de anderen, met de muzikanten en het publiek. Als je vandaag de dag een cd opneemt, gaat dat elk apart, instrument na instrument. In groep spelen, is anders. Ik voel dat heel sterk : muzikanten en publiek zitten in dezelfde sfeer, we voelen precies hetzelfde. Dat heb je niet in de opnamestudie. Mijn laatste klassieke cd, Beethoven, is live opgenomen. En die beschouw ik ook als mijn beste, precies daarom.

What ’s next, Nigel ?

Ik zou graag Bach spelen in prachtige kerken en kathedralen, waar ik regelmatig oefen. Maar ik geloof toch dat ik weer een eigentijds album zal maken, misschien een improvisatie met anderen samen. Ik ben nu in een situatie waarin ik mijn instincten kan volgen, en dat is ideaal. Ik ben zo gelukkig als wat, omdat ik kan doen waar ik mijn hele leven van droomde.

Ben je niet bang om je publiek te verliezen ?

Nee. Sommigen zeggen dat ik klassieke muziek tot bij hen bracht, en nu willen ze nog meer van dat. Ze verwijten me dat ik hen in de steek laat. Misschien breng ik de volgende jaren cd’s uit, en geef ik concerten, die misschien moeilijk te smaken zijn door mensen die Vivaldi adoreren. In dat geval : het zij zo.

Je gaat dus weer op toernee ?

Zeker, met een vaste groep van acht, en deze keer zal ik de zaak stevig onder controle houden.

Hoe heet die groep ?

Daar heb ik nog niet eens over nagedacht. Motherfuckers, misschien ? Of nee. Iets als Metamorchestra, het moet met Kafka te maken hebben.

Wat vinden je leraren van ?Kafka” ?

Daar kan ik enkel naar gissen, want ik heb ongeveer vijftien jaar niet meer met hen over mijn muziek gesproken. Ik vind het belangrijk om me daarvan los te maken. Maar iemand als Yehudi zat ook niet zijn hele leven op zijn kont om Mozart te spelen. Hij stond open voor andere invloeden. Yehudi was de eerste klassieke muzikant die contacten had met Ravi Shankar. Yehudi loofde de schoonheid van Indiase muziek, lang voor de Beatles. Hij zou eerder de klassiekere nummers op Kafka de beste vinden, vermoed ik. Hij houdt niet van elektrisch of van drums. Niets voor hem.

En je moeder, je eerste lerares ?

My mum is teleurgesteld als ik geen klassiek speel. Ze is gelukkig en trots over wat ik daarin bereikte, maar als ik begin over Coltrane, Miles Davis of Frank Zappa, haakt ze af. Dan zegt ze : let’s rather talk about music.

(?Kafka” van Nigel Kennedy is verschenen bij EMI)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content