Pierre Darge
Pierre Darge Freelancejournalist

Het Zuidereiland is een ongeschonden brok natuur, waar een jonge, dynamische bevolking openbloeit.

Tekst en foto’s Pierre Darge

De boot van Wellington naar Picton laveert drie uren tussen baaien en eilanden van groen, met kleine inhammen waarin witte huisjes verborgen liggen. Een trage inleiding tot een andere, meer zuidelijke en dus meer afgelegen wereld. Kaikoura oogt toeristisch kleurrijk, adverteert via grote panelen zijn grootste troeven (kreeft eten en walvis kijken), en wordt bezet gehouden door backpackers. Op de weg erheen zonnen zeehonden op de rotsen, voor de promenade stoeien de dolfijnen. Maar het regent zachtjes, en de tocht naar de walvissen is daardoor tegelijk indrukwekkend en teleurstellend. Ik herinner me verhalen van bezoekers die vanuit roeiboten walvissen over de rug aaiden, maar de tocht met de luidruchtig op de golven bonkende speedboot is alvast een stuk minder poëtisch. Jonge bemanningsleden verkopen via luidsprekers snel en professioneel hun weetjes. Als een walvis in zicht komt, wordt de motor afgezet, dobberen we rond, wachtend op het ondermaats spuitwerk en de snelle duik waarbij alleen de staart even heel duidelijk en sierlijk te zien is. De luidspreker zegt dat we geluk hebben vandaag, we varen vier keer tot bij zo’n mastodont, kijken vier keer naar het spektakel, zien vier keer de wuivende staart verdwijnen. Dan druipen we af, voyeurs die tevergeefs op de grandeur van de dieren hebben gewacht. De rest lees ik’s avonds in de brochures : dat de sperm whale tot twintig meter lang wordt, kilometers diep kan duiken en veertig minuten onder water blijft. Terug thuis heeft de Bretoense eigenaar van The Old Convent mijn bedje gespreid, en haast ik me naar de Green Dolphin voor een reuzenportie crayfish. En later naar de Sonic, een reusachtige bar met een al even grote, opgezette vis tegen het plafond, een plek waar de kleinzonen van de walvisvaarders snookeren, alle meisjes hey ! zeggen, en ik met een Luikse huisschilder een biertje drink en herinneringen ophaal aan tochten-ver-van-huis.

De Wizard barst in zijn werkkamer in lachen uit. ?Ik hoef geen stemmen, geen geld en geen volgelingen. Ik wil alleen fun, terwijl anderen kiezen voor verveling. Ik bezit geen eigendommen, koester geen ambities, nestel me in het postfeministische tijdperk waarin mannen gewoon terug niksen en vrouwen hard werken om zichzelf te bewijzen. Ik zie nogal wat ongenoegen om me heen, omdat mannen die de nieuwe werkelijkheid nog niet begrepen hebben vrouwen van het werk willen afhouden. Terwijl ik dat juist prima vind, ze graag met hun eigen koffers zie sleuren en hun eigen vertier zie betalen. Dan kunnen wij weer kaarten, of uit vissen gaan, of gewoon in kleurrijke gewaden door de stad paraderen, zoals hanen dat doen.? Sinds meer dan twintig jaar teistert de Wizard de goegemeente van Christchurch elke dag op Cathedral Square met zijn provocerende monologen, die mettertijd tot acts van anderhalf uur zijn uitgelopen en altijd een flinke schare nieuwsgierigen trekken. De voormalige sociologieprof is 64 en energiek als geen ander. Hij heeft vorig jaar van de eerste minister officieel de toestemming gekregen om zich Wizard of New Zealand te noemen en dat op zijn paspoort te laten schrijven, maar klaagt erover dat zijn stem nu een stuk minder ver draagt dan vroeger. ?In het begin probeerden ze me te arresteren, wat natuurlijk heel dom was, want daardoor was ik op slag beroemd. Later probeerden andere sprekers me de loef af te steken, maar dat hielden ze nooit lang vol. Omdat ze de toehoorders wilden overtuigen van hun geloof of van hun politieke overtuiging, en dat gaat natuurlijk snel vervelen.? Het huis van de tovenaar bezwijkt onder de boeken, hij schrijft eigen krantjes vol en dirigeert een eigen website. Maar elke middag om kwart voor één stapt Jack in zijn kever met twee voorkanten en haast hij zich naar het centrum van Christchurch, enkel gewapend met een ladder, een lang kleed, een punthoed en een scherpe tong. Voor hij het plein opstapt, grijnst hij : ?Vandaag doe ik de Male-Female Thing, mijn absolute succesnummer. Ik heb één beroemde voorganger : Jezus Christus. Die heeft ook nooit gewerkt, en zijn moeder wist ook nooit waar hij uithing. Bezat kind noch kraai, maar lag goed in de markt bij de vrouwen, die hem geregeld wat geld toestopten, en slaagde erin om zowel met de joden als met de Romeinen overhoop te liggen.? Er klinkt bewondering en afkeer vanuit de audiëntie, gegrinnik en gelach, maar de meesten blijven luisteren. ?De man die seks belangrijk vindt, is gedoemd, en dat beseffen de vrouwen maar al te goed. Als ze dat in de gaten krijgen, hebben ze de man in hun macht.?

Het gerucht gaat dat de tovenaar door de stad gesubsidieerd wordt, als attractie. ?Ik vang geen cent, dat zou pas vernederend zijn. Middenklassers met mooie maniertjes haten me natuurlijk, die maken hun leven lang immers buiginkjes en leren pootjes geven om hun job te behouden. Net zoals die oersaaie wetenschappers die precies gaan bewijzen wat de industrie ze voorschrijft. Maar boeren en werkmensen herkennen zichzelf in wat ik zeg, die staan met hun voeten op de grond.? De tovenaar verheugt zich inmiddels over zijn website omdat de hele wereld dan kan meelachen, en herinnert zich scherp zijn bezoeken aan ons land. ?Toen ik Astérix las, kon ik me niet voorstellen dat een Fransman het scenario geschreven had : zoveel zelfkritiek hebben Fransen niet. Tot ik hoorde dat Uderzo een Belg is, uit dat wonderlijke land van goede sigaren, lekker bier en heerlijke frieten.?

Christchurch, dat volgens een strikt dambordplan werd gebouwd en daardoor de organisch gegroeide spontaneïteit mist, wordt doorgaans als een saaie replica van een Engelse stad gezien. Met idyllische roeibootjes op de Avon en te veel goede manieren. Toch zijn er vrolijke accenten in de vorm van pittige restaurants en leuke bars. En de natuur is nooit veraf. Vanuit de living van de Antwerpse schilderes Lieve Birque in de heuvels boven de stad krijg ik een schitterend beeld van de laguna, kan in de verte Kaikoura zien, in vogelvlucht zo’n 130 kilometer verwijderd. De met bossen begroeide heuvels zitten vol wild, en zijn gevaarlijker dan ze eruitzien : elk jaar verliest een paar tientallen overmoedige toeristen het noorden in de bush en worden ze niet meer levend teruggezien. Bezuiden Christchurch draai ik af naar het westen, naar de aanloop van de Zuidelijke Alpen, die een flink deel van het westen van het eiland innemen en waar een paar drieduizenders bovenuit torenen. Maar ook de aanlooproute is heerlijk : een heuvelend landschap met grasgroene weiden en kudden schapen die de weg dwarsen zoals op de postkaarten te zien is. ’s Morgens en’s avonds slaat de herfstkilte al toe, ’s middags is het lekker warm, schijnt de zon, niet gehinderd door pollutie, ongehoord scherp. The Literary Café in Fairlie is een klassieke stop voor slaatjes en andere gezonde kost vooraleer reizigers de tocht aanvatten naar de westwaarts gelegen meren met hun beroemde turkooizen water. Met de Zuidelijke Alpen op de achtergrond geven ze aanleiding tot klassieke kiekjes, omringd door ongeschonden landschappen en pure luchten. De mensen leven er nog dicht bij de natuur, brengen weekends jagend en vissend door, en zijn fier op het water dat zo uit de rivieren wordt gedronken. Ze zijn gewend op eigen benen te staan, zijn nog vertoornd over de Franse kernproeven, en zijn door hun isolatie inventief gebleven. ’s Morgens was ik nog in het atelier van John Britten langs geweest, al wist ik op voorhand dat ik zeventien maanden te laat kwam. ?John Britten was een visionair die alles had aangepakt, van parapente tot bergbeklimmen?, zegt zijn kameraad Perry Rees in de workshop van de Britten Motorcycle Company in Carlyle Street. ?Tot hij in 1989 ineens wilde gaan racen, maar dan wel op een motor die hijzelf zou ontwerpen. John was een artiest onder wiens handen een eerste prototype ontstond, een racebike met een styling that had gone mad. Bij een derde ontwerp hoorde al een eigen motorblok, de vierde motor veegde de hele concurrentie de mantel uit in Daytona en veroverde daarna de wereld?, zegt Perry. ?Wielen van koolstofvezel, een zelfdragende constructie, een radiator onder het zadel. John had ook een aanstekelijk enthousiasme dat leidde tot een hecht team van vijf man, dat achttien uur per dag werkte en de nacht daarop als het nodig was.? De workshop is twee keer niets, een ambachtelijk niemendalletje : een freesmachine, een kamer voor experimenten met koolstofvezel. Als we rond zijn, steekt Perry een sigaret op, drinken we koffie. ?En toen gebeurde er iets vreselijks : in 1994 verloor een van onze rijders het leven in de race op het eiland Man. We waren verpletterd, tuimelden vanuit een jongensdroom met de voeten op de grond. En John werd van de ene dag op de andere een ander mens, verloor zijn eetlust, sliep de hele dag, was altijd elders met zijn gedachten. In juni 1995 stelde men vast dat hij kanker had, drie maanden later droegen we hem naar het kerkhof.? En dan, na een pauze : ?John was dyslectisch, a slow learner. Daarom maakte hij een paar eenvoudige boeken voor kinderen, over superbikes.? Aan de oever van Lake Tekapo sla ik het boekje Superbike ! open en lees : ?I want to make a machine that flies by slowly flapping its wings. To me it’s like a 21st century bicycle. And one day I hope to make the car that I designed when I was twelve a flying car. John Britten was 45 toen hij stierf, in zijn testament vroeg hij Perry om zijn werk verder te zetten. Ik wacht tot de wolken voorbijdrijven. Als ik het boekje dichtsla, wordt een buslading Japanners bij het kerkje uitgelaten voor tien minuten fotograferen. Als ze weer wegrijden, breekt de zon door, grijp ik naar de camera voor de klassieke postkaart-met-turkooizen-water en de bergen op de achtergrond. En haast me dan naar de voet van de Mount Cook in het besef dat ik alleen maar tijd heb om te kijken, niet om het gebied te verkennen.

Die avond schuif ik in Twizel aan tafel in de Aoraki Lodge, bij Kerry en Steve Carey, waar de dorpelingen om beurten langskomen voor een glas wijn en een praatje. Jaren geleden is in de buurt een elektriciteitscentrale gebouwd. Uit het kamp voor de arbeiders is Twizel ontstaan : een paar straten met moderne huizen, welclean maar geen ziel, niks intimiteit. Daarom is het goed kletsen bij Kerry en Steve, die reizigers meeneemt in de bergen om te vissen. ?Ik ken duizenden plekjes, als je terugkomt neem ik je er mee naartoe. Blijven we drie dagen weg, dan keer je terug als een ander mens.? Er komt een jager over de vloer met hetzelfde verhaal, een wat ruw maar gevoelig man die mijn gedachten raadt. ?Jagen is minder wreed dan je denkt, tenminste als je als geoefend jager het dier met één schot neerlegt.? Kerry is een schatje met Maori-bloed. ?Vroeger schaamde ik me daarvoor, en nu ik er pas overheen ben, schaamt mijn dochter zich.? Zes weken geleden heeft Kerry haar grote huis opengesteld voor gasten. Aoraki Lodge is een heerlijk nest waar ik de grootste kamer krijg toegewezen. De gastvrouw verwent me met warme Maori-hartelijkheid. Als ik gedoucht heb, zet ze een plaat van Edith Piaf op, wordt dan ernstig. ?Wij vrouwen moeten sterk zijn. Nee, onze jonge mannen zijn dat vaak niet meer. Er is veel alcoholisme, ik zie zelfmoorden, soms vermomd in auto-ongevallen, het zal je als buitenstaander niet opvallen, maar het is er neem dat van me aan.? Kerry wil niet dat ik weer alleen in de stad ga eten, besluit van zelf te koken. Gedrieën brengen we de avond thuis door en praten we over de schoonheid van dit land, over het isolement in zo’n nieuw stadje, over de reizen die ze later willen maken en over het nomadenleven van een langslopende journalist. ?I would kill a man to do your job?, zegt Steve lachend voor het slapengaan.

Ik schrik als ik Queenstown binnenrijd, omdat ik de symptomen herken : uithangborden, shops, reisagentschappen. Onderweg hebben goedmenende Nieuw-Zeelanders me gewaarschuwd, en nu zie ik het zelf. Queenstown is Nieuw-Zeeland niet. Het wordt overspoeld door buitenlanders die een handeltje opzetten om snel geld te verdienen. Om de waarheid te zeggen, ben ik na vijftien dagen rijden en vijftien verschillende bedden een beetje moe, ik heb voor een gemakkelijkheidsoplossing gekozen om de reis af te ronden. In Queenstown kan men bungee jumpen, desnoods vanuit een helikopter, met jetboats over wilde rivieren scheren, valschermspringen, klimmen en terreinrijden met crossmotoren, maar ik laat alle spectaculaire aanbiedingen liggen, kies voor het savoir-vivre, en maak een afspraak met de negentiende eeuw, en met The Lady of the Lake, zoals de TSS Earnslaw hier wordt genoemd. Het in 1911 gebouwde stoomschip, dat per uur een ton steenkool verbruikt, vaart elke dag vanuit Queenstown naar Walter Peak Station, een uitgestrekte farm aan de overzijde van het meer. Daar krijg ik bij aankomst cakes en thee in de Colonels Homestead, die daar in 1907 werd opgetrokken door Hugh Mackenzie, de eerste farmer van het domein die over 40.000 schapen waakte. Het exclusieve restaurant wordt gerund door Dianne Westaway en haar man Lindsay. In de voorbije twee decennia verwelkomde het duo een miljoen gasten, bakte twee keer zoveel scones, voedde vijf kinderen op en superviseerde de correspondentielessen van het kroost. Het domein is zo’n 50.000 hectare groot, en is alleen via het water en via een gravel road met de buitenwereld verbonden. Na de scones en de demonstratie schaapscheren komt Barry me met zijn gammele Japanse pick-up ophalen. We denderen twee uur lang over bonkige zandwegen naar de min of meer beschaafde wereld, door valleien, langs reusachtige domeinen, over afgeronde gele en bruine heuvels, verzopen in regen en mist en daardoor best vergelijkbaar met de Schotse hooglanden. ?In het begin van de eeuw zijn hier wat herten geïmporteerd, die zich zo enthousiast hebben voortgeplant dat er zich een probleem van overbevolking aandiende?, herinnert Barry zich. ?Eerst werd er gewoon op gejaagd, daarna verschenen de helikopters van waaruit op de dieren werd geschoten. Nog later jumpten we gewoon vanuit de helikopters op hun nek, trokken ze omver en knevelden ze, omdat levend vlees nu eenmaal meer opbracht. Niet eenvoudig, maar wel spannend voor piloot en catcher, omdat we rakelings langs hun rug scheerden, ze dan gek van schrik werden en alle kanten uitschoten. Ongevallen waren legio. Op een bepaald moment was de professionele levensduur van zo’n duo exact drie jaar.? Barry, die een snor en een staart draagt, mindert even gas en kijkt lachend opzij. ?Zelf heb ik uiteindelijk acht jaar gediend, verslaafd als ik was aan de adrenalinekick, en wetend dat elke job daarna vreselijk saai zou zijn. Na mijn derde ongeval ontwaakte ik in het ziekenhuis en dat hielp : er waren in en rond Te Anau inmiddels zo’n 27 helikoptercowboys gesneuveld, en dan ga je beseffen dat je het lot niet kan blijven tarten.?’s Anderendaags vaar ik door Fjordland, dat het hele zuidwesten van het Zuidereiland beslaat, een ongeschonden brok natuur vol bergen, gletsjers, fjorden en meren. Dramatische landschappen begroeid met een overweldigende flora, waardoorheen ’s werelds meest beroemde staproute, de Milford Track loopt. Al denken de Nieuw-Zeelanders dat er prettiger en intiemer staproutes bestaan om dat deel van hun land te verkennen, maar die wetenschap spelen ze niet door aan toeristen. De tijd is op, en daarom laat ik me aan boord van een motorboot meevoeren door de Doubtful Sound, een diep in de bergen ingesneden inham waarvan ik de schoonheid pas beleef als de motor even wordt afgezet om de opvarenden toe te laten ongestoord naar de dolfijnen te kijken. Dan bedenk ik dat ik op mijn allerlaatste dag een fout heb gemaakt : van dit soort scènes kan alleen in volstrekte stilte genoten worden, zeilend, roeiend of stappend. Op het ritme van het landschap. Ik ben twee weken lang een traveler geweest, en ben uit tijdgebrek of uit gemakzucht de laatste dag een toerist tussen toeristen. Daar bestaat geen excuus voor, alleen een belofte. Als de motor weer aanslaat, weet ik dat ik zal terugkomen en langer zal blijven.

Aan de boorden van Lake Tekapu.

Alleen op de wereld : boven het milde, onder het ruige Zuidereiland.

Links : de Colonels Homestead. Onder : de Wizard, de beroemdste Nieuw-Zeelander : provocerende monologen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content