Piet Swimberghe

Onder de titel “Gent ontmoet Berlijn” exposeert het Gentse Museum voor Sierkunst 22 tapijten ontworpen door Vlaamse en Duitse kunstenaars.

PIET SWIMBERGHE

In tien jaar onderging de tapijtkunst een artistieke revolutie door enkele technische innovaties. Vroeger was het maken van een tapijt hard labeur. Of men nu weefde of knoopte, de produktie nam veel tijd in beslag. In 1943 brak een nieuw tijdperk aan. In Amerika werd een patent genomen op een handtuftpistool, een soort boormachine met een holle naald waar door perslucht een draad wordt geblazen, die zich door een geweven mat wringt. Afgewerkt lijkt een tufttapijt op een smyrnatapijt dat met de hand is gemaakt. Maar bij een smyrnatapijt worden de draden geknoopt, bij getufte tapijten niet. Daarom wordt ter versteviging aan de achterkant een laagje rubber aangebracht. De techniek stamt uit de oorlogstijd, maar werd met de jaren verfijnd. Met het handtuftpistool worden nu zowel fijne als dikke, korte als lange draden getuft. Ook lint en raffia worden aangewend.

In de jaren ’80 werd deze handige techniek biezonder populair, omdat men met een minimum aan middelen tapijten kon maken die uitstegen boven het alledaagse aanbod. Ook bij ons ontstonden veel kleine handtuftateliers die werken voor beeldende kunstenaars, architekten en meubelontwerpers. De resultaten bleven niet uit. In ’89 toonde het Deutsches Architekturmuseum in Frankfurt am Main een reeks prachtig getufte tapijten naar ontwerpen van David Hockney, Sol Lewitt, Roy Lichtenstein en Sam Francis. Twee jaar later stelde het Musée des Arts Décoratifs van Lausanne tapijten tentoon van Alessandro Mendini, Aldo Rossi en Philippe Starck, dé tenoren van het moderne design. Nu is het Gentse Museum voor Sierkunsten aan de beurt met werk van Vlaamse en Duitse kunstenaars.

De handtuftmanufaktuur van Vera Vermeersch en Werner Gilson ligt aan de basis van de museumtentoonstelling. Het bedrijf werd door Vera opgericht en legde zich aanvankelijk toe op de restauratie van antieke wandtapijten. Maar sinds enkele jaren is het handtuften de belangrijkste aktiviteit. De manufaktuur voert ontwerpen uit van beeldende kunstenaars, architekten en interieurontwerpers. Het werk wordt regelmatig geëxposeerd.

Het initiatief voor de internationale tentoonstelling komt van de Duitse interieurontwerper Herbert Weinand, die op de vorige kunstbeurs Lineart een tapijt van Vermeersch had gezien. Het idee kreeg meteen de steun van konservator Lieven Daenens van het Museum voor Sierkunsten. Daenens, Vermeersch en Gilson selekteerden de Vlaamse en Weinand de Duitse kunstenaars. Naast de beeldende kunstenaars zoals André Van Schuylenbergh en Leo Aerts, treffen we pure ontwerpers aan als Koenraad Dewulf, Chris Mestdagh en Sigfried De Buck. Weinand bracht bekende namen bijeen zoals Elvira Bach, Thomas Hornemann en Katja Hajek, die in de jaren ’80 meespeelden in het zog van de Nieuwe Wilden. Wat vooral te zien is aan het superexpressionistische werk van Bach. Voor haar tapijt gebruikten Vera en Werner maar liefst 80 verschillende kleuren ; het was zowaar de zwaarste klus. Ze vertrokken van een snelgepenseeld ontwerpje dat Elvira Bach hen had opgestuurd.

In totaal deed het atelier Vermeersch-Gilson er twee jaar over om de 22 tapijten te tuften. Het omzetten van een ontwerp op het karton, het gekleurde patroon, is zonder meer de delikaatste stap van het produktieproces. Het afbakenen van de kleurvlakken vergt immers een grondige kleurenstudie. Het ontwerp van juweelontwerper Sigfried De Buck diende bijvoorbeeld te worden gescand. Anders was het onmogelijk om er de juiste kleurnuances uit te filteren. Dit hele proces gebeurt vanzelfsprekend in samenspraak met de kunstenaars. Na de voorbereiding wordt de basisvezel vertikaal op een groot raam gespannen en kan het tuften beginnen. Er komt heel wat behendigheid bij kijken. Voor eenvoudige ontwerpen met egale kleurvlakken is dat geen enkel probleem. Het wordt pas moeilijk als er details worden uitgewerkt. Daarom wordt het tapijt van André Schuylenbergh de blikvanger van de tentoonstelling. Het beeldt een zoenend koppel uit met op de achtergrond een leesbare tekst. Na het tuften wordt elk tapijt geschoren. Door met verschillende diktes te spelen, wordt de kompositie extra kontrastrijk.

De tentoonstelling is boeiend door haar verscheidenheid. Het flamboyante ontwerp van Philippe Bouttens staat lijnrecht tegenover de uitgepuurde, geometrische kreatie van Mestdagh. Van zijn tapijt trekt vooral de afwerking de aandacht. Net als bij zijn meubelontwerpen maakte Chris Mestdagh gebruik van de intarsiatechniek : tussen de getufte wol liet hij houten blokjes lijmen. Het resultaat is estetisch biezonder geslaagd, maar vermoedelijk zeer broos. Maar deze kunsttapijten zijn nu eenmaal geen ordinaire karpetjes om dagelijks op te lopen.

De tentoonstelling “Gent ontmoet Berlijn” loopt van 29 september tot 4 november in het Museum voor Sierkunst, Jan Breydelstraat 7, Gent. De tapijten worden daarna in Berlijn en Hannover geëxposeerd.

V.l.n.r. : Elvira Bach gebruikte 80 kleuren ; Tjok Dessauvages werk is uitgepuurd van lijn, zoals zijn keramiek ; het flamboyante van Philippe Bouttens ; de zin voor detail van André Van Schuylenbergh ; en ook een ontwerp van José Vermeersch, wiens dochter mee de handtuftmanufaktuur leidt die alle tapijten vervaardigde.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content