De sigaar is aan een comeback toe. Jonge mannen en zelfs vrouwen zijn steeds meer gewonnen voor de geneugten van een goede havanna. Ron Kaal schreef een boek over “het spul waar dromen van gemaakt zijn”.

Nog maar enkele jaren geleden geurde het roken van bol- en tuitknakken naar oubolligheid. Maar de markt heeft zich herpakt. Het roken van lange en dure sigaren is het watermerk van een nieuwe generatie mannen én vrouwen geworden, die graag een hoop geld besteden aan dit genot. Wat gaat er boven het roken van een havanna? Ernaar uitkijken misschien, want dat alleen al is soms nog leuker dan het doen. De Nederlandse journalist Ron Kaal maakt in zijn boek De sigaar een balans op.

Ron Kaal: Het roken van sigaren is sinds 1992 aan een nieuwe opgang begonnen. De rokers van de nieuwe generatie zijn voornamelijk succesrijke jonge mensen die graag naar een dure sigaar grijpen, de longfiller, die zo genoemd wordt omdat hij meestal van één soort tabak is gemaakt. Vroeger was dat wel eens anders. Sigaren werden gerookt door oudere mensen die de hele dag op een bolknak liepen te sabbelen. Hun pak zat onder de gemorste as. Het waren slechte sigaren die uren in het rond stonken en die een ramp waren voor de gordijnen. Van die goedkope stinksigaren ging een heel negatief beeld uit: corpulente mannen, dominante verschijningen die van hun macht misbruik maakten.

Het succes dat de degelijke en dure sigaar nu bij jonge mensen heeft, is een fenomeen dat uit Amerika komt. Roken stond daar al een hele tijd in een slecht blaadje – zelfs de verbeelding van het roken was er taboe geworden – en zoals te verwachten was, moest dat vroeg of laat een reactie oproepen. Het signaal van de opstand tegen het taboe waarmee roken omgeven was, werd gegeven met de grote sigaar, zeg maar de corona. De ultieme individuele manifestatie van die opstand was het in het openbaar opsteken van een grote en goede sigaar en het produceren van een dikke wolk blauwe rook. In Amerika kunnen de sigarenproducenten het inmiddels nauwelijks nog bijhouden. De vraag is er nu veel groter dan het aanbod. Hoe groter, hoe dikker, hoe duurder, hoe liever. Wat de “speakeasy” was voor de drooglegging in de jaren twintig, is de “Cigar Bar” voor het rookverbod in de jaren negentig.

Hoe zou je die nieuwe sigarentrend omschrijven?

De trend is nu dat de nieuwe rokers kiezen voor luxe. Ze roken zeker niet de hele dag door, en daarom mag zo’n sigaar wat meer kosten. Maar opgelet, een goede havanna kost gauw driehonderd frank, en voor die prijs kan je natuurlijk heel wat goedkope sigaartjes roken. Iemand die het zag aankomen, was Marvin R. Shanken. Die begon op het juiste moment met de publicatie van een tijdschrift over de cultuur van het roken, het Cigar Aficionado waarvan de oplage snel steeg van enkele tienduizenden naar enige honderdduizenden. Op die glimmende pagina’s worden de zonden van het sigarenroken bezongen en worden de parafernalia van het roken in heel hun pornografische pracht geëtaleerd. De sigaar is aan haar comeback toe, ook in Nederland. Gegeerd zijn vooral de havanna’s, sigaren die officieel in de Verenigde Staten niet te krijgen zijn wegens de VS-boycot van Cubaanse producten. Het roken van lange en dure sigaren is wel een modefenomeen dat zich tot de grote steden beperkt. Overal zie je daar sigarengenootschappen als paddestoelen uit de grond schieten. In chique hotels worden bijeenkomsten en demonstraties georganiseerd waar je kan leren hoe je goede sigaren moet opsteken en roken, hoe je met dure sigaren moet omgaan.

Wordt het roken van de grote sigaar nog altijd met het uitoefenen van macht geassocieerd?

Absoluut. Wie een dure en lange sigaar rookt, is meer een individu met macht dan iemand anders. Dat wordt natuurlijk geassocieerd met andere kenmerken zoals het dragen van dure pakken en bretels. Het zit hem natuurlijk ook in het gebaar. Als je je ondergeschikte bij je laat komen en je steekt in zijn aanwezigheid zo’n sigaar op zonder dat je hem er een presenteert, dan is het meteen duidelijk hoe de machtsverhoudingen liggen.

Je hoeft die sigaar nog niet eens aangestoken te hebben. Advertenties voor grote sigaren gaan niet over avontuur, maar over macht en bezit. De sigarenroker is een man van de wereld. Ook als de feiten anders liggen, verkeert hij graag in die illusie. Hij eigent zich de wereld toe door die te reduceren tot vuur en as. De sigaar is voor de haves, de sigaret voor de have nots. Ik heb ooit eens een cover van een boek gezien dat inkomensverschillen moest illusteren. Het beeld van een stevige gebruinde havanna naast een bleek en karakterloos sigaretje behoefde geen verdere commentaar. Wie een havanna rookt, is geslaagd in het leven.

Moet je aan je gast een sigaar presenteren als je er zelf een opsteekt?

Dat je een havanna niet aan zomaar iedereen presenteert, heeft natuurlijk te maken met de prijs. Het is niet leuk wanneer je ziet dat iemand zo’n dure sigaar niet apprecieert en hem na een paar trekken in de asbak laat uitdoven. Voor je iemand zo’n sigaar aanbiedt, moet je weten dat hij of zij het roken ervan waardeert. Het is als met wijn. Je gaat de eerste de beste gast toch ook niet meteen je duurste en beste fles serveren.

Mag je zo’n sigaar nu overal opsteken?

Soms ligt het nog moeilijk. Een havanna steek je niet op in een vliegtuig. Dat mag trouwens niet meer. In kleine ruimtes, bijvoorbeeld in restaurants, kan het hinderlijk zijn voor de andere gasten. Je moet ten minste wachten met opsteken tot de tafeltjes naast je klaar zijn. Je merkt wel dat in restaurants steeds meer avondjes worden georganiseerd speciaal voor het sigarenrokend publiek. Sommige mensen zijn natuurlijk heel intolerant als het op roken aankomt. Het ergste wat ik ooit heb meegemaakt, speelde zich af in een restaurant in New York. Na afloop van het etentje stak ik een sigaar op. Nauwelijks had ik één trekje gedaan of ik kreeg een scheldkanonnade over me heen van een man die zelf een sigaret rookte.

Nieuw is dat ook de dames niet terugschrikken voor de Cohiba’s en Romeo y Julietta’s.

Het roken van sigaren was tot nog toe toch vooral een mannenzaak. Na het diner trokken de heren zich in de salon terug om een cognacje te drinken en een goede sigaar op te steken die op prettige rookstoelen geconsumeerd werden. Het ziet ernaar uit dat een van de laatste mannenbastions – het sigarendomein – door het vrouwelijk geslacht wordt ingenomen. Er staat geen leeftijd op. Je merkt ook bij ons dat dames van verschillende jaargangen bijeenkomen om sigaren te leren roken. Je ziet ook dat de dames in de sigarenpubliciteit een steeds grotere rol beginnen te spelen. Ze worden afgebeeld met een kanjer van een sigaar tussen de lippen.

Na de feministische golf in de jaren zestig-zeventig waagden dames zich ook wel eens aan een sigaartje, maar het bleef toch bij een sigarillo. Nu echter heeft de grote sigaar zijn intrede gedaan. Famke Jansen rookte sigaren in de Bond-film Goldeneye. Bette Midler, Goldie Hawn en Diane Keaton prijkten met dikke sigaren op het affiche van hun wraakfilm The First Wives Club, al spelen sigaren helemaal geen rol in die film. De boodschap is niettemin duidelijk: wie de sigaar rookt, heeft de broek aan.

Wel was er ooit een tijd waarin film roken was, zoals roken film was. De Cubaanse schrijver Cabrera Infante stelde het in zijn rookbijbel Holy Smoke ooit als volgt: “Net als films zijn sigaren het spul waar dromen van gemaakt zijn.”

Hoe zou het komen dat sigarenrokende vrouwen zo’n erotiserend effect op mannen hebben?

Voor de liefhebber is er blijkbaar een groot genot verbonden aan de aanblik van vrouwen die roken. In honderden films lieten fatale, verleidelijke, onbereikbare en mysterieuze vrouwen zich slechts kennen door een voile van rook. Sigmund Freud is hier heel dicht in de buurt. Tot zijn neef Harry placht Freud te zeggen: “Mijn jongen, roken is een van de grootste en goedkoopste genietingen in het leven, en als je op voorhand besluit niet te roken, kan ik slechts medelijden met je hebben.” Freud had geen grotere passie dan het roken van sigaren. Het was ook zijn grootste zonde, een symbolische vorm van masturbatie. Roken was stout. Het maakte deel uit van de onderwereld van de onderdrukte verlangens.

Het mocht niet en juist daarom deed men het. De sigaar was Freuds werkinstrument. Misschien had hij zijn theorieën over droomduiding, penisnijd en castratieangst nooit kunnen formuleren zonder de inspiratie van zijn sigaar. Als je dikke en grote sigaren in beeld brengt, heb je direct een suggestie met een dubbele bodem waarin seks en erotiek een voorname rol spelen. In de advertenties wordt dat op een soms cartoonachtige manier geëxploiteerd.

In de sigarenadvertenties zie je ook een trend naar mee politieke correctheid.

Ach ja, vroeger was het koloniale idee onbelast en je zag dus indianen en zwarten op een komische wijze verschijnen op sigarenbandjes en etiketten. In het begin van de eeuw adverteerde Cadena, dat toen het topmerk van de Vereenigde Hollandse Sigaren-fabrieken was, met de afbeelding van een schaars geklede negerslaaf op een West-Indisch eiland. Later veranderde die neger in een heertje. In een serie advertenties uit de jaren twintig zien we hoe die bijna blote slaaf een gedaanteverwisseling ondergaat tot een perfecte gentleman. De boodschap is dus dat zelfs een “wilde” een heer kan zijn, en het tovermiddel daartoe is het roken van de juiste sigaar.

Aan welke eisen moet een goede sigaar voldoen?

Je beoordeelt hem een beetje zoals een goede wijn, waarmee hij tal van overeenkomsten vertoont. Eerst komt het kijken: het dekblad moet gaaf zijn en mag geen groene vlekjes, geen gaatjes of scheurtjes vertonen. Een sigaar trekt niet als de lucht voortijdig kan ontsnappen. De vorm en de kleur worden gecontroleerd: donker is zoet, licht is droog. De sigaar wordt dan voorzichtig gedraaid en geknepen om na te gaan of hij veerkrachtig is en geen harde stukken vertoont die het roken bemoeilijken. Daarna wordt aan de sigaar gesnuffeld en pas dan wordt hij aangestoken en zorgvuldig gerookt. Over de aard van de sigaar wordt gesproken zoals je spreekt over de smaken van andere natuurproducten. Een sigaar heeft “houttonen”, een “volle kruidigheid” of een “complexe aardsheid”. Je proeft de smaak van cacao- of koffiebonen, van geroosterde noten of gedroogd fruit, met soms een vermoeden van nootmuskaat, rijpe bessen of kaneel. Hoe ouder de sigaren worden, des te beter ze smaken, althans wanneer ze, net als wijn, goed bewaard worden.

Je moet de sigaar natuurlijk ook op de juiste manier aansteken. Daarvoor gebruik je geen stinkende aardoliegassen, want alles waar een luchtje aan zit moet je vermijden. Dus geen benzineaanstekers, zwavellucifers of kaarsen. Maar een gasaansteker is prima. Je moet de sigaar niet in de vlam houden, want dan verbrand je hem. Je zuigt er ook de vlam niet in, maar je zuigt de vlam ertegenaan. Je mag een sigaar niet te snel roken, want dan wordt hij te heet, wat de smaak bederft. En je moet de askegel zo lang mogelijk laten zitten, want die fungeert als een natuurlijke koeling.

Onder geen enkele omstandigheid mag worden geïnhaleerd. Het komt wel eens voor dat sigarettenrokers die zonder materiaal vallen, overschakelen op sigaren. Meestal gaan ze dan over de longen roken. Ik kan je verzekeren dat dit zorgt voor ernstige ongemakken, en voor een levensgrote kater als daarbij gedronken wordt.

Is de nieuwe omgang met dure sigaren niet snobistisch?

Dat is het natuurlijk ook, maar dat geldt voor alles wat modieus is, evengoed voor sigaren als voor boeken. Er zijn mensen die zich sociaal willen onderscheiden door boeken en platen te kopen die in de toptien staan of die een of andere prestigieuze, liefst internationale prijs gewonnen hebben. Dat betekent niet dat ze naar die plaat luisteren of dat boek lezen, maar die dingen moeten ze wel in huis hebben, ze moeten op het salontafeltje liggen. Maar het is niet alleen snobistisch. Je kan echt wel een groot plezier beleven aan het roken van een goede sigaar. Zeker als je slechts een paar sigaren per dag rookt, is het uitgestelde genot misschien het grootste genot. De schrijver Evelyn Waugh drukte perfect uit wat zo’n goede sigaar voor een mens kan betekenen: “De meest futiele en rampzalige dag lijkt goed besteed als hij beschouwd wordt door de blauwe, geurige reuk van een havanna.” Zo is het wellicht. Maar je hoeft niet altijd de duurste sigaar te roken. Neem nu het merk Davidoff. Vroeger was dat een havanna. Sinds 1990 worden Davidoffs niet meer in Cuba gemaakt, waardoor ze ook geen havanna’s meer mogen heten. Men spreekt gewoon van een Davidoff. In een paar jaar tijd is de Davidoff, toch wel een lekkere sigaar, zowat een derde goedkoper geworden, wat ik overigens een redelijke evolutie vind.

Wat is de betekenis van het sigarenbandje?

Ooit werd beweerd dat het bandje verhinderde dat je witte handschoen bruin zou worden door het beroeren van het blad, maar dat is onzin. Meer steekhoudend is de theorie die zegt dat het bandje diende om de plaats aan te duiden tot waar je mocht roken. Op een bepaald ogenblik is een sigaar inderdaad verzadigd aan nicotine en teer. De concentratie van die substanties wordt dan zo groot dat de smaak onprettig wordt. Het laatste derde deel gooi je dus beter weg. Maar nu hebben de meeste sigaren zelfs geen bandje meer. De bandjes, die soms heel overdadig gedecoreerd waren, hadden vroeger misschien toch wel een functie. Veel afbeeldingen hadden iets aristocratisch. Door je sigaren met zulke bandjes aan te schaffen, verhief je jezelf tot iets hogers.

Wordt het genot bevorderd als het mondstuk of de punt in een lekkere vloeistof gesopt wordt?

Het mondstuk van een sigaar kan vrij droog zijn. Het gevaar bestaat dat het dekblad scheurt als je een sigaar hebt die nog aan het mondstuk geknipt moet worden. Als je het mondstuk bevochtigt, kan je makkelijker knippen zonder dat je schade berokkent aan de sigaar. Als je de sigaar in rum of koffie doopt, heb je twee vliegen in één klap. Het behoort tot mijn eigen ervaring dat je een luidruchtige tafel stil kunt krijgen door een sigaar met de punt in een glas cognac te dopen. Dat is voor iedereen een verbijsterend ritueel. Het moet te maken hebben met wat de antropoloog Lévi-Strauss de verzoening van de tegendelen noemde. Honing en tabak, schrijft Lévi-Strauss, hebben eenzelfde fundamentele betekenis als de tegenstelling regen en droogte. Met de rook van het vuur kan je bijen wegjagen, waardoor honing van zijn natuurlijke omgeving gescheiden kan worden. Zo zijn er heel wat rituelen die oorzaken hebben waarvan de mensen zich niet of niet meer bewust zijn. Die verschijnselen interesseren me nog meer dan het roken zelf.

Hoe lang al wordt roken gekoppeld aan genot?

In de prehistorie van de tabak wordt zelden gerefereerd aan roken als een plezierige of ontspannende bezigheid. De kroniekschrijver meldt doorgaans dat het de honger stilt, de vermoeidheid bestrijdt of de roker bedwelmt. Genieten van het roken is nog niet zo heel oud. Het duurde een tijdje voor iedereen vertrouwd was met de instrumenten. Het verhaal doet de ronde dat de bediende van Sir Walter Raleigh, toen die zijn meester voor de eerste keer een pijp zag roken, dacht dat hij in brand stond, waarop hij hem prompt met water overgoot. Sindsdien is de naam van Raleigh synoniem met rook en roken.

“De sigaar” door Ron Kaal, Prometheus, 1998, 140 blz., 500 fr.

Piet de Moor / Foto’s Klaas Koppe

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content