Voor de tweewekelijkse reeks De lange mars portretteren journaliste Elke Lahousse en fotografe Eva Vermandel mensen die van ver komen. Mensen van ginder en mensen van hier die mentaal, fysiek, in hun carrière of in afstand een hele weg hebben afgelegd. Verhalen over de dingen die een mens onderweg meedraagt. – Toen George Clooney vorig jaar ‘The Monuments Men’ uitbracht, over een groep mannen die duizenden gestolen kunstwerken redde van de nazi’s, vergat hij een van de weinige vrouwen die erbij waren. Vindt Anne Olivier Bell dat erg ? Neen. Ook voor de kwarteeuw die ze wijdde aan het redigeren van Virginia Woolfs dagboeken, wuift ze alle bewondering weg. “Ik sta niet graag in de belangstelling.”

Afgelopen zomer vierde Anne Olivier Bell haar 98ste verjaardag. “Ik ben nu 98 en een kwartje”, zegt ze uitgelaten, alsof ze het zelf niet kan geloven. “Het is eigenlijk absurd dat ik nog leef. Ik ben halfdoof, slechtziend en kan niets meer alleen. Ik kan jullie zelfs geen koekje aanbieden of thee zetten, want dan valt alles gegarandeerd op grond.”

Haar naam doet allicht geen belletje rinkelen, behalve bij lezers van Virginia Woolfs dagboeken. Anne Olivier Bell is de vrouw die vijfentwintig jaar lang de dagboeken van haar tante bewerkte, om ze in boekvorm uit te brengen. Voor haar bijdrage aan de literatuurgeschiedenis kreeg ze vorig jaar de titel van MBE : ze mag zichzelf Member of the British Empire noemen. Al doet die erkenning, jaren na datum, haar weinig. “Lid van de Orde van het Britse Rijk, wat stelt dat voor ?” zegt ze. “Het is de laagste rang in de ridderorde. De titel van Commander of the British Empire, twee rangen hoger, dàt is iets om trots op te zijn, maar een MBE vind ik weinig indrukwekkend. Veel mensen krijgen die onderscheiding.” Daarom wou ze aanvankelijk niet naar de prijsuitreiking. Maar dat vonden haar drie kinderen onbeleefd. “Mijn dochter heeft me uiteindelijk naar Buckingham Palace gebracht, in mijn rolstoel. De ceremonie was goed georganiseerd, maar doodsaai. Really boring ! Ik heb niet eens de Queen ontmoet, het was haar dochter prinses Anne die de medailles uitdeelde.”

Ook al beweert Bell dat ze niets meer kan, haar gevoel voor humor is helemaal intact. Als ze lacht, verandert heel haar verrimpelde gezicht. Humor houdt haar op de been, zegt ze. Ze maakt grapjes over George Clooney, over haar zes kleinkinderen, over het internet waar ze niets van snapt. “Dat er een knop aan zit, waarmee je informatie kunt opzoeken over alles en iedereen”, dat is het enige wat ze over het internet weet. “Ik ben totaal niet mee met al die moderne dingen.”

We zitten in haar plattelandshuis in Lewes, in het zuidoosten van Engeland. Zes kilometer verderop ligt Charleston, het legendarische landhuis waar de Britse schrijvers, kunstenaars en intellectuelen van de Bloomsburygroep elkaar ontmoetten vanaf 1916. Ook Anne Olivier Bell kwam er geregeld over de vloer, maar ze was geen lid van de befaamde groep. In haar latere leven was ze wel verantwoordelijk voor de restauratie van het huis. Vandaag trekt Charleston jaarlijks nog vijfentwintigduizend bezoekers. Ook Bell zelf wordt af en toe nog benaderd door toeristen en de buitenlandse pers, als laatste overlevende link naar de Bloomsburygroep, en even opmerkelijk : als enig nog levend Brits lid van de Monuments Men.

Hoe gaat ze om met al die belangstelling ? Vindt ze zelf dat ze een opmerkelijk leven heeft geleid ? “Goh, wat een moeilijke vraag”, zegt ze zacht. “Ik weet dat het binnenkort voorbij zal zijn. Maar het is niet omdat de dood nadert, dat ik voortdurend stilsta bij mijn leven. Terugkijken en de balans opmaken, dat vind ik moeilijk.”

DE OORLOGSJAREN

Anne Olivier Bell beweert dat ze haar kleinkinderen geen straffe oorlogsverhalen te vertellen heeft. Maar daar denkt George Clooney toch anders over. Zijn film The Monuments Men, die dit jaar in de Belgische zalen speelde, gaat over een korte maar belangrijke episode in Bells leven. Tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog bracht zij vijftien maanden door in Duitsland, als enige vrouwelijke officier van de zogenaamde Monuments Men.

Bell is 29 als ze in november 1945 gerekruteerd wordt om de Monuments Men te helpen, een groep van driehonderdvijftig kunsthistorici en studenten uit dertien landen, die na de oorlog verantwoordelijk was voor het terugvinden van miljoenen kunstwerken die de nazi’s gestolen hadden. Ze verbleef in Bünde, in het noordwesten van Duitsland en moest het werk van de Britse officieren coördineren. “Ik regelde hun vervoer en zamelde geld in om verwoeste kerken en kathedralen te herstellen. Het waren moeilijke werkomstandigheden”, vertelt ze. “De wegen lagen er verschrikkelijk bij en telefoonverbindingen werden voortdurend afgebroken. Het coördineren was bij momenten saai, maar tegelijk ook razend interessant. Het draaide niet alleen om het terugvinden van een belangrijk werk van Michelangelo of Vermeer. Het ging over het beschermen van cultuur en de grondvesten van de moderne samenleving. Veel museumbezoekers staan vandaag waarschijnlijk niet stil bij de schade die in de Tweede Wereldoorlog is toegebracht aan talrijke musea, galeries, kerken en kunstcollecties.”

Wat voordien niet meer dan een oorlogsvoetnoot was, kwam dankzij Clooney in de spotlights. Al vond Anne Olivier Bell zijn film niet echt goed. “Te Amerikaans. Het gaat over enkele Amerikaanse officieren die op een Duitse zoutmijn stuiten waar kostbare werken verstopt liggen voor Hitlers geplande Führermuseum. Er komt één vrouw in de film voor, in een kleine bijrol. Dat klopt wel, de Monuments Men waren vooral mannen.”

Vindt ze het erg dat George Clooney haar vergeten is ? “Helemaal niet ! Stel je voor dat ik in de film had moeten meespelen. Ik ben altijd heel verlegen geweest, ik sta niet graag in de belangstelling. Tot vorig jaar had ik ook nog nooit van Clooney gehoord. Op de rode loper van de filmpremière kwam hij met mij spreken. Ik vertelde hem dat ik niet wist wie hij was. Hij antwoordde heel vriendelijk : ‘Mevrouw, ik weet soms ook niet meer wie ik ben.’ Ondertussen stond er een massa mensen op Leicester Square zijn naam te schreeuwen. Dat vonden mijn kleinkinderen geweldig. Hij lijkt me een charmante man.”

Bell, die toen nog Anne Olivier Popham heette, had het geschikte profiel om de Monuments Men te ondersteunen. Ze had een vrije, nogal bohemien opvoeding gekregen en had een grote interesse voor kunst. “Mijn vader was directeur van de afdeling prints en tekeningen van het British Museum. Mijn moeder vertoefde in betere sociale kringen en was socialistisch gezind. Ik was zes toen ze scheidden, wat ongewoon was voor die tijd. Maar allebei zijn ze snel hertrouwd. Ik ging naar een progressieve middelbare school en studeerde daarna kunstgeschiedenis aan het erkende Courtauld Institute in Londen. Toen de vraag kwam om in Duitsland te gaan helpen, heb ik niet getwijfeld. Ik wist dat ik genoeg kennis had om te helpen en ik maakte mij zorgen over de schade die de oorlog had aanbracht aan miljoenen foto’s, kunstwerken en gebouwen.”

Maar de échte reden waarom ze instemde om te vertrekken, was van een heel andere aard. “Ik was op dat moment twee jaar weduwe”, zegt Bell. “Mijn verloofde was gestorven in de oorlog en in mijn ogen betekende dat het einde van de wereld. Ik had iets nodig dat mijn leven weer zin gaf.” Ze is ondertussen zachter gaan praten, een beetje buiten adem ook, en af en toe zoekt ze een woord of een datum. Het is dan ook meer dan zeventig jaar geleden dat ze verloofd was met de Zuid-Afrikaanse schilder Frank Graham Bell. “Op mijn 21ste ging ik in m’n eentje naar Parijs om kunstgaleries te bezoeken, een verjaardagscadeau. Ik ontmoette er Graham Bell op een grote tentoonstelling, hij stond te praten met iemand die ik kende. Ik was meteen tot hem aangetrokken. Hij was interessant en slim, een gezellige prater, en bleek ook in Londen te wonen. Je kunt je inbeelden hoe teleurgesteld ik was toen bleek dat hij getrouwd was en een babydochter had. Maar de volgende dag gingen we samen naar het Louvre. Daar vertelde hij me dat hij in een ongelukkig huwelijk zat. In die tijd mocht je pas scheiden als je drie jaar getrouwd was geweest.”

Terug in Londen vraagt Graham of hij haar portret mag schilderen. “Een klassieke verleidingstruc”, lacht Bell. “Maar ik voelde me vereerd.” Het resultaat, Miss Anne Popham, behoort tot de vaste collectie van Tate. “Ik heb mezelf nooit echt mooi gevonden. Ik heb een grote neus en een mager gezicht. Maar het is een interessant portret geworden.”

Graham en Bell maken plannen om te trouwen van zodra hij kan scheiden. Maar de oorlog breekt uit, hij meldt zich bij de Royal Airforce France en wordt getraind als piloot. Zij blijft in Londen werken voor het Ministery of Information. Daar krijgt ze in 1943 via een telegram te horen dat Graham en zijn bemanning om het leven zijn gekomen, in een vliegtuigcrash tijdens een training in Noord-Engeland. “Ik was 27 en met dat telegram kwam een einde aan alles waar ik van droomde. Het was verschrikkelijk pijnlijk.”

DE BLOOMSBURYJAREN

Na haar hulp aan de Monuments Men in Duitsland keert Bell terug naar Londen. Ze gaat voor de Arts Council werken, waar ze kunstenaars helpt om aan verf en schilderdoeken te geraken. “Materiaal dat toen moeilijk te vinden was.” Een van de kunstenaars was Vanessa Bell, geen familie van haar overleden verloofde, wel de zus van schrijfster Virginia Woolf. Beide zussen waren spilfiguren in de fameuze Bloomsburygroep die begin twintigste eeuw in de Londense wijk Bloomsbury was ontstaan. “Vanessa Bell woonde toen al op het platteland, in het legendarische huis Charleston. Ze had moeite om modellen te vinden, dus vroeg ze op een dag of ik voor haar wou poseren.”

Vanaf 1950 komt Anne Olivier Bell regelmatig over de vloer in Charleston. “Het was er prachtig, enorm luxueus, vol decoratie en kunst gecreëerd door de Bloomsburygroep.” Van de complexe liefdesaffaires waar de groep voor bekend stond, merkte ze weinig. “Tegen dat ik Charleston begon te bezoeken, waren de gloriejaren van de groep al voorbij. Virginia Woolf had toen al een einde gebracht aan haar leven. Ik was jonger en er werd veel gepraat over zaken waar ik niets van begreep. Ik leerde er Quentin Bell kennen, een pottenbakker met een rosse baard. Hij was de zoon van Vanessa en kunstcriticus Clive Bell. Hij vroeg of hij mijn hoofd mocht boetseren in klei, hij was heel lief. Op een dag kreeg ik van hem een warme liefdesbrief die me van mijn sokken blies.”

Ze trouwen in 1952 en blijven meer dan veertig jaar samen, tot Quentins dood in 1996. Hun 44 jaar durende huwelijk is een van de langste in Bloomsburykringen. “Ik was 35 toen ik Quentin leerde kennen. Ik had niet verwacht nog iemand te ontmoeten. Ik was al tien jaar weduwe. Ik was heel gelukkig toen ik ook nog drie kinderen van hem kreeg”, zegt Bell. “Kinderen krijgen op latere leeftijd was toen nog niet zo gewoon als vandaag.”

In de jaren die volgen gaat het gezin in Newcastle wonen, waar Quentin een job aangeboden krijgt. “Het was goed om uit Londen weg te zijn en me op mijn gezin te kunnen concentreren.” Na zes jaar verhuizen ze naar Leeds, waar Quentin professor wordt. “We woonden er in een mooi huis, de kinderen gingen daar naar school. Ik heb mijn man toen geholpen met het schrijven van de biografie over zijn tante. Daarna heb ik me in haar dagboeken verdiept.”

Van 1915 tot kort voor haar dood in 1941 schreef Virginia Woolf dertig dagboeken vol, met observaties over haar werk, de politiek, de wereld. “Na de dood van haar man besloten we de dagboeken uit te brengen in boekvorm”, zegt Bell. “Ik ben er vijfentwintig jaar mee bezig geweest. Haar observaties over de wereld waren zo uiteenlopend, ze schreef over kunst en literatuur maar ook over politiek en feminisme, dat ik het noodzakelijk vond om uitgebreide voetnoten toe te voegen aan haar schrijfsels. Om de lezer wat meer context te geven. Bovendien wist ik dat het een halve eeuw kon duren voor er nog iemand naar de originele dagboeken zou kijken. Tegen dan zou alle extra informatie van vrienden en familie verdwenen zijn. Ik moest dus nauwkeurig te werk gaan en alles grondig controleren voor het gedrukt werd. Gelukkig hadden Quentin en ik meer dan tienduizend boeken in huis, dat hielp voor mijn research. Eén keer per week ging ik met een stapel notities naar de London Library om gegevens te checken.”

Heeft ze Virginia Woolf ooit ontmoet ? “Ik heb haar één keer gezien op een feestje. Ik was nog jong, ik was nog niet haar aangetrouwde nichtje. Ze droeg een lange rode jurk en zag er zeer voornaam uit, mooi ook. Maar ik durfde niets tegen haar zeggen. Ik heb haar pas echt leren kennen door haar dagboeken te lezen.”

Kan ze zich inbeelden hoe snel de klus zou geklaard zijn, had het internet al bestaan ? “Ik was er alleszins geen vijfentwintig jaar mee bezig geweest”, lacht ze. “Ik was bezig met de laatste aanpassingen toen we naar dit huis in Lewes verhuisd zijn. Dat was in 1984.”

VANDAAG

In 2016 wordt Anne Olivier Bell honderd, net als Charleston, dat jaarlijks nog vijfentwintigduizend bezoekers trekt. Ze is van plan in haar eigen huis te blijven wonen, tot het einde. “Ik heb het geluk een persoonlijke verzorgster te hebben, ze komt elke dag langs. ’s Morgens brengt ze mij ontbijt in de kamer. Daarna kom ik naar beneden en doe ik mijn gymnastiekoefeningen, om wat in beweging te blijven. Tegen tien uur gaat de verzorgster weg, lunchen doe ik alleen. Gewoon wat soep, meer niet. Tegen zeven uur ’s avonds komt ze mijn avondeten klaarmaken. De tussentijd breng ik alleen door. Dan zit ik hier maar wat. Ik blader wat door The Guardian, die aan huis geleverd wordt. Of ik krijg bezoek van mijn kinderen of kleinkinderen. Dat is altijd heel leuk. Maar voor hen moet dat saai zijn.” Ze zegt het haast verontschuldigend, ze wil niemand tot last zijn.

Haar huis staat vol boeken, hier en daar wat keramiekwerk van haar echtgenoot. Aan de muren hangen schilderijen, onder meer van Bloomsburyschilder Duncan Grant. Er staan verse bloemen op het aanrecht. “Meegebracht door mijn verzorgster”, zegt Bell. “Ik kan alleen maar wat rondpikkelen met mijn looprek.”

Of ze de laatste jaren nog veel in Londen is geweest, vraag ik. “Vorig jaar twee keer”, zegt ze. “Voor de filmpremière van The Monuments Men en de MBE-uitreiking in Buckingham Palace. De stad is enorm veranderd. Ik begrijp niet hoe jonge mensen er vandaag kunnen overleven. In mijn tijd betaalde ik voor een flat in Islington dertig shilling per week, iets meer dan een pond. Vandaag is dat zeker zeshonderd pond per maand. Dat is onhoudbaar. De kloof tussen arm en rijk wordt alleen maar groter. Dat zie ik niet graag gebeuren.”

In de National Portrait Gallery in Londen loopt tot 26 oktober een tentoonstelling over het leven en werk van Virginia Woolf. Anne Olivier Bell was erbij toen de expo opende, afgelopen zomer. Er was voor haar zelfs een chique hotelkamer geboekt, zodat ze in Londen kon overnachten. “De expo geeft een mooi overzicht van Virginia’s denken en werk. Ik blijf bewondering hebben voor haar verbeeldingskracht en talent. Ze heeft de wereld echt beïnvloed met haar literatuur en vooruitstrevende meningen over feminisme, liefde en seksualiteit. Ik, daarentegen, heb weinig uitgesproken meningen. Ik had gewoon het geluk mijn leven te kunnen spenderen in de omgeving van fascinerende mensen.”

Bij het afscheid excuseert ze zich nog drie keer voor het feit dat ze ons geen koekjes en thee kon serveren. “Een namiddag zonder tea-time, dat is niet zoals het een echte Brit betaamt”, zegt ze. Voor we de deur van het huis achter ons dichttrekken, roept ze nog snel : “Dankjewel voor het bezoek. Hopelijk heb je je niet steendood verveeld.”

U mag zeker zijn van niet, mevrouw Bell.

DOOR ELKE & FOTO’S EVA VERMANDEL

“George Clooney ? Kende ik niet. Tot hij mij aansprak op de rode loper”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content