Journaliste Jacqueline Goossens en fotograaf Bart Michiels wonen al jaren in New York. Dit najaar publiceren ze samen een boek over de stad die hen, op hun uitdrukkelijk verzoek, adopteerde.

BART

MICHIELS

Ik ben in New York aangekomen in september 1988. Na mijn legerdienst in België wilde ik vooral vrijheid, weg van al die autoritaire instellingen en bureaucratie, en die vrijheid lag hier voor het grijpen. Amerika, dat was laissez-faire toen. Ik had één koffer bij en ik moest het meteen zien te rooien als freelancer. De enige andere optie was terugkeren naar België. Uiteindelijk kostte het me jaren om een eigen stek te vinden in Chelsea. Ik verhuisde van het ene appartement naar het andere, van buurt naar buurt. Soms leefde ik als een typische couch surfer.”

“Jacqueline heb ik pas leren kennen in ’99, toen ik voor Weekend Knack een portret van haar maakte op de ferry naar Staten Island. Belgen kende ik hier toen amper – tenslotte was ik vertrokken om iets nieuws te ontdekken. Maar het klikte, en later gingen we samen reportages maken. We waren dus vrienden voor we ook collega’s werden. Het geheim ? Haar stoverij is to die for.” (lacht)

“Zonder Jacqueline was ik nooit aan een boek over New York begonnen. Als kunstfotograaf was ik meer met de naoorlogse opgang van Amerika bezig : met de elektrificatie van het platteland, de aanleg van de dammen en de industrialisatie. Ik zat een half jaar in het diepe zuiden met een kampeerwagen, en in 2004 richtte ik me op Europese slagvelden. New York, dat was gewoon het speelterrein waar ik een carrière als kunstfotograaf kon uitbouwen.”

Dit is niet New York is geen plaatjesboek. De foto’s en de teksten tonen de minder bekende stad en die nieuwsgierigheid is ook wat ons samenbracht. Die domme straatjes waar niets te zien is, de stadsdelen buiten Manhattan, zoals Brooklyn en Williamsburg. Jacqueline beschrijft ook dát New York, weg van de stereotypen en clichés. Al is het ook geen lofzang. We zijn betrokken partij bij wat in deze stad gebeurt, we wonen als het ware in het hol van de leeuw.”

“Na de aanslagen op de WTC-torens was New York dezelfde stad niet meer. Er was meteen een kloof met de Amerikanen, die heel patriottisch reageerden. Zelf nam ik de gebeurtenissen minder persoonlijk op. Ik zag ze eerder als een antwoord, een reactie, dan als een oorzaak of een begin. Amerikaanse vrienden noemden me een advocaat van de duivel. Net als Jacqueline ben ik er uiteindelijk enkele dagen op uitgetrokken. De toestand in Manhattan was gewoon te erg. Ik herinner me nog de lijkgeur in de metro om de hoek. De lijn leidt recht naar de WTC-site.”

“We hebben elkaar veel vrijheid gelaten in de drie, vier jaar dat we aan het boek gewerkt hebben. De ene keer maakten we samen een fietstocht, de andere keer gingen we apart aan de slag. Het samenbrengen van al die verhalen en beelden was een helse klus, ook omdat we nogal enthousiast waren (lacht). We bleven maar locaties en onderwerpen spuien. Met het materiaal dat overblijft kunnen we zo nog een boek maken.”

“Zoals Jacqueline heb ik bewust geen gsm. Dat is ons stil verzet, een statement tegen de belabberde dienstverlening. Bellen is peperduur, het systeem hapert langs alle kanten en als consument krijg je nauwelijks waar voor je geld. Van de overheid mogen de bedrijven zich alles permitteren.”

“Ik kan goed tegen eenzaamheid. Dat moet ook in New York, maar is het beter in een Vlaams dorp ? Als New Yorker heb ik ondertussen te weinig voeling met België om te weten of de dorpsgemeenschap nog bestaat. Nu ik ouder word, denk ik wel vaker aan een levenspartner. New York biedt gewoon te veel keuze. Ik vergelijk het soms met een grote snoepwinkel, of met de verboden appel in het aards paradijs. Ik ben natuurlijk nog maar 42. Dat is jong hier. En als ik ziek ben, brengt Jacqueline me druppeltjes.”

JACQUELINE GOOSSENS

Er komen heel wat Belgen naar New York, meestal in opdracht van een bedrijf of in de diplomatieke wereld. Ik ontmoet hen soms op recepties bij de consul, maar ik zoek er niet naar. Hun uitgangspunt is heel anders dan dat van freelancers als Bart en ik. Zij hebben een vast contract en een onkostenvergoeding, terwijl Bart en ik er als het ware in gegooid zijn vanaf dag één. De meesten van hen zijn hier ook tijdelijk.”

“Ik hield meteen van de professionaliteit van Bart. Hij had een assistent, dat komt in New York altijd goed over (lacht). Hij is ook een doorzetter en onverschrokken. Honger en regen laten hem koud en desnoods verdedigt hij zijn camera’s met de vuist. Ik begrijp perfect dat hij hier zijn draai gevonden heeft.”

“In 1980 was de grote stad nieuw voor me. Ik vond alles fantastisch. Nochtans stond New York op de rand van het faillissement. Er woonden destijds een miljoen minder mensen dan nu en er kwamen maar half zoveel toeristen. 1990 was het absolute dieptepunt : misdaad, armoede, leegstand…, noem maar op. Niemand zou geloofd hebben dat de stad er vandaag weer bovenop zou zijn. Al heeft die kentering ook haar negatieve kanten. Die ontwikkelingen wilde ik vastleggen in een boek.”

“Bart heeft vaak oog voor dezelfde dingen. Voor verval en verandering, en voor de vele lagen van New York. Neem nu Chelsea. Dat is meer dan de hippe restaurants, de modeboetieks en de gaygemeenschap. Die wijk is honderden jaren oud, en Bart is een zielsverwant die mee naar de restanten van dat verleden graaft. We zijn ook niet de enigen. De historische wandelingen die de New York Times op vrijdag publiceert, trekken steeds meer mensen aan. Dat de overheid nu hele buurten klasseert, doet de belangstelling toenemen.”

“Vóór 9/11 stak je zo een perskaart op zak, net als een rijbewijs of een lening voor je huis. Soms moest je niet eens een identiteitsbewijs tonen, en de belastingadministratie en de immigratiedienst wisselden nooit gegevens uit. Nu is alles strikter. Daarom komen er ook geen stouteriken als Bart meer, freelancers zonder vangnet. Sinds 9/11 is dat zo goed als onmogelijk. En de prijzen zijn inmiddels zo hoog dat ook Bart en ik nooit meer aan een huis zouden geraken.”

“Amerika is in vele opzichten een derdewereldland en de inkomensverschillen zijn nergens zo groot als in New York. Het gemiddelde jaarinkomen van de rijksten in Manhattan bedroeg vorig jaar 365.103 dollar, in de South-Bronx – op nauwelijks een halfuur fietsen – slechts 5500 dollar. En dat is dan voor een gezin van vier. In België kun je nooit zo laag vallen.”

“Vlaggen en grenzen zeggen me niets. Ik ben een geboren ‘internationalist’. Dat ik uit Maldegem kom, Vlaams spreek en blank ben, dat zijn toevalligheden. In België moet ik de eerste dagen altijd een knop omdraaien. Dan merk ik hoeveel gewoonten en ideeën ik heb opgepikt in New York. In omgekeerde richting hoeft dat niet. Dan ben ik meteen thuis.”

“Sinds mijn ouders overleden zijn, heb ik maar weinig redenen om de oversteek te maken. Mijn belangrijkste band met België is verdwenen. Al zit het gebrek aan een ziekteverzekering me nu wel wat dwars. De eerste vijftien jaar in New York dacht ik dat ziekte en dood alleen andere mensen overkwamen. En nu is zo’n verzekering gewoon te duur. Weet je dat 47 miljoen Amerikanen er geen hebben ? Ook mensen die minstens 75.000 dollar per jaar verdienen !”

“Soms zie ik Bart wekenlang niet. Voor New York valt dat best mee. Sommige mensen houden hier jaarlijks een etentje samen en beschouwen dat als een goede vriendschap. Je bent hier ook al gauw uren onderweg om een vriend te bezoeken. In een stad met 8,2 miljoen mensen en 465 metrostations gaat bovendien ook al eens iets fout met de metro. Maar je bent niet aan je lot overgelaten. Als je op reis gaat, is er altijd iemand om op het huis of de kat te passen. Zelfs al zie je elkaar zo goed als nooit.”

‘Dit is niet New York’ verschijnt volgende maand bij Uitgeverij Van Halewyck. Een recensie volgt weldra in onze Radarrubriek.

Door Wim Denolf I Foto’s Bart Michiels en Jacqueline Goossens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content