Nacht in Caïro
Aangezien ik een hekel heb aan kouwe drukte mag ik mijzelf graag beschouwen als een simpel mens. No-nonsense, niet gemakkelijk uit het lood te slaan, zonder al te opvallende persoonlijkheidsstoornissen of neuroses. Helaas, tussen zelfbeeld en realiteit wil het wel eens schuren. Neem nu die nacht in Caïro. Geweldig hotel, geweldige kamer ook, met zicht op de piramide van Cheops. Romantisch, zeker met volle maan. Beroepshalve reis ik vaak alleen ; daar zit ik dan in mijn eentje in dat heerlijke hemelbed van de bruidssuite, met alleen een ergonomisch hoofdkussen als gezelschap. Maar kijk, dit keer kon de partner mee. Een aimabel en flexibel man, maar desalniettemin een stuk ingewikkelder dan ik. Iederéén is immers ingewikkelder dan ik.
Het begint met de airconditioning. Die moet af, anders kan hij niet slapen. Ik hef mijn ogen ten hemel, in het donker, zodat hij het niet ziet. De airco in dit etablissement is de Rolls-Royce van de klimaatregeling, zo goed als geruisloos. En zonder airco wordt de kamer binnen de kortste keren een oven, buiten moet het zowat dertig graden zijn. Maar goed, hij ligt het dichtst bij de blazer, hij heeft er het meest last van. Zullen we van plaats verwisselen, ik links en hij rechts in het grote, hoge bed ? Ha nee, geen sprake van, hij slaapt links, als vanouds. Anything to keep you happy dear, de airco gaat uit. Ik rol op mijn linkerzij, knijp mijn ogen dicht. Vijf uur gevlogen, tussenlanding in Luxor, in de rij bij immigratie, bagage uit- en weer ingecheckt : al bij al een hoop gedoe.
“Slaap je al ?” Mijn ogen floepen open. Nu niet meer dus. “Ja, het spijt me, maar echt, zo kan ik niet slapen. Het is hier veel te licht.” Ik ga rechtop zitten. De kamer is donker, op een streep licht onder de deur na. Ik probeer de ergernis in mijn stem te onderdrukken : “Doe je ogen dicht, dan heb je daar geen last van. Of weet je wat, leg een hoofdkussen tegen de deur.” Eén van míjn hoofdkussens uiteraard, want hij slaapt graag ‘hoog’. Fijn, dat is dan geregeld, de kamer is nu in volstrekte duisternis gehuld. Of toch niet helemaal ?
“Kijk eens omhoog.” Ik hoor de onderdrukte lach in zijn stem. En ja, tegen het plafond flikkert een rood lampje aan en uit. Zeker een rookverklikker, maar het lijkt wel alsof er een vliegtuig boven ons hangt. “Ogen dicht, maffen”, gebied ik streng. Het helpt, na een paar minuten wordt zijn ademhaling diep en regelmatig. Maar verrek als het niet waar is, nu ben ik het die niet kan slapen. Allemaal de schuld van het ‘antieke’ klokje dat nadrukkelijk op het nachtkastje staat te tikken. Met de minuut luider, zo lijkt het. Ik zucht, kruip nog maar eens uit bed. Waar zijn die fluogele oorproppen als ik ze nodig heb ? Maar nee, ze brengen geen soelaas. Die moedwillige oren van mij duwen die dingen prompt weer naar buiten. Ten einde raad sta ik andermaal op en verban het klokje, in een handdoek gewikkeld, naar de onderste la van de kleerkast. Waar het nog steeds ligt als ik de volgende dag op het vliegtuig naar Aswan stap. Hoogstwaarschijnlijk gesignaleerd als antiekeklokjesdief. Waarom is een mens nooit zo simpel als zij zelf zou willen ?
Linda Asselbergs
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier