Reizen naar een andere tijd ? Het kan ook zonder teletijdmachine. Jeugdboeken brengen ons van de Griekse goden, langs de middeleeuwen naar de Tweede Wereldoorlog.

RIK PAREIT

De wereld van de Griekse goden maakt deel uit van onze westerse kultuur, maar wat weten we er eigenlijk van ? Cronos, Poseidon, Hera…, de namen klinken bekend, maar dat is dan ook alles. Van de recente boeken die ons vertrouwd proberen te maken met de Griekse godenwereld en zijn myten en sagen, is Odysseus. Een man van verhalen. (Querido, 650 fr., vanaf 13) van Imme Dros het meest geslaagde. De auteur baseerde zich hiervoor op haar eigen vertaling van Homeros’ Odysseia, die ze ombouwde tot een biezonder vlotte vertelling met geanimeerde dialogen. De roman wordt al onmiddellijk op gang getrokken door acht verschillende personages waaronder Penelopeia, Odysseus’ vrouw, en Laërtes, zijn vader te laten vertellen over het begin van de Trojaanse Oorlog en over Odysseus zelf. Volgt een verslag van een godenvergadering op Olympos, als gold het een zakelijke familiebijeenkomst met agendapunten en felle diskussies en zo heeft ieder hoofdstukje zo’n beetje zijn vormverrassingen. Een prachtboek, deze Odysseus, ook al zullen de zeer moderne, computerachtige tekeningen van Harrie Geelen niet iedereen aanspreken. Achterin vind je nog een verklarende goden-namenlijst en enkele raadgevingen in verband met de uitspraak ervan.

Leon Garfield en Edward Blishen schreven The God Beneath the Sea al in 1970, maar het werd pas onlangs vertaald als De Goden Beneden de Zee. Het Verhaal van de Griekse goden (Querido, 699 fr., vanaf 14). In tegenstelling tot Dros hebben de auteurs zich hier niet beperkt tot één verhaal, maar wilden ze blijkbaar de hele godenfamilie aan bod laten komen. Het is dan ook niet steeds eenvoudig om de hele meute uit elkaar te houden. Toch is er een zekere samenhang gecreëerd door het geregelde optreden van enkele vaste hoofdpersonages Zeus, Hera en Hefaistus. De poëtische en dus vertragende verwoording van sommige passages en de vrij klassieke opbouw kan een aantal lezers afschrikken.

Sprookjes uit de Griekse Oudheid (Elmar, 250 fr., vanaf 13) in de serie Sprookjes uit de Wereldliteratuur en het Prisma-boekje Griekse mythen en sagen (Het Spectrum, 395 fr., vanaf 14) van Schwab hebben meer didaktische dan literaire bedoelingen. Het eerste is een verzameling losse verhalen rond goden en niet-goden, bijeengesprokkeld uit diverse bronnen (Ovidius, Apuleius, Plato…) met overwegend narratief karakter. Het tweede vertelt de geschiedenis van de Griekse goden, meer gestruktureerd, in korte hoofdstukjes (bijvoorbeeld : “Io en Zeus”, “Europa”…), en geeft hier en daar in de marge een beknopte verklaring van enkele frekwent gebruikte begrippen (zoals : “orakel van Delphi”, “tantaluskwelling”…). Jammer genoeg is er geen register.

Nog in Griekenland, meer bepaald op en rond het eiland Samos, speelt zich De Komeet van Samos (Fontein, 550 fr., vanaf 14) af, in feite een geromanceerde biografie rond Polykrates, indertijd heerser over Samos, en de Griekse wetenschapper Pythagoras. De auteur Tonny Vos Dahmen von Buchholz legt zich al jaren toe op het schrijven van zorgvuldig gedokumenteerde historische jeugdromans en dat levert best interessante en leesbare werkstukjes op, die je evenwel nooit echt aan je stoel vastkluisteren. Daarvoor is Vos Dahmen te breedvoerig. Ze wil per se allerlei wetenswaardigheden en anekdotes kwijt en vergeet geregeld dat een jeugdboek liefst een boeiende plot meekrijgt. Omslagtekenaar Fritz Vos mocht ook wel eens minder saai uit de hoek komen.

Ook het Oosten heeft zijn goden en zijn helden. Daarvan getuigt het bekende Gilgamesj-epos, dat Hans Hagen voor de jeugd bewerkte tot Koning Gilgamesj (Van Goor, 455 fr., vanaf 12) en waarvan nu een mooi geïllustreerde tweede druk verscheen. De lotgevallen van Gilgamesj en zijn boezemvriend Enkidu dateren van 5000 voor Kristus maar spreken nog altijd aan omwille van de zeer menselijke trekjes van beide superhelden : hun woede, hun verdriet, hun angst voor de dood. Hagen maakte er een krachtig, gedreven episch verhaal van, dat geen ogenblik verveelt.

Zogenaamde klassiekers worden om de zoveel generaties opnieuw bewerkt voor de jeugd en dat is precies wat uitgeverij Altiora beoogt met haar Averbode Klassiekers. De Costers Tijl Uilenspiegel (Altiora, 495 fr., vanaf 12), in een bewerking van Henri van Daele, en Vernes Michael Strogoff (Altiora, 495 fr.), bewerkt door Ed Franck, horen allebei in deze serie thuis. Uilenspiegel heeft de 16de eeuw als historisch decor, de eeuw van de Reformatie en de Contrareformatie en de kettervervolging. Strogoff is gesitueerd in de 19de eeuw, toen tsaar Alexander II het aan de stok had met de Tartaren. In beide boeken blijft vooral het avontuur sterk overeind.

Hetzelfde kan worden gezegd van Koning Arthur (Van Holkema & Warendorf, 600 fr., vanaf 12) van Jaap Ter Haar. Een bewerking van de Arthurgeschiedenis tot heel vlotte lektuur.

De middeleeuwse periode is een dankbaar tijdperk voor historische jeugdromans. Hiervan getuigt onder meer de indrukwekkende turf Pest (Leopold, 650 fr., vanaf 12) van Henk van Kerkwijk. De jonge Alessandro Baldini verliest een deel van zijn familie aan de pest en wordt ervan beticht een duivelskind te zijn, dat zelf deze vreselijke ziekte veroorzaakt. Om aan zijn achtervolgers te ontsnappen, onderneemt hij in het gezelschap van enkele vrienden een lange tocht naar Milaan een tocht vol avontuur en tegenslag, dat spreekt vanzelf, waarbij de pest nooit ver uit de buurt blijft.

Van Kerkwijk besteedt meer aandacht aan de donkere kant van het middeleeuwse leven, terwijl de Zweed Hans Peterson in Pieter de Avonturier. Een dubbelleven in de Middeleeuwen (Piramide, vanaf 13) in de eerste plaats een zonder meer rechttoe-rechtaan avonturenverhaal wou schrijven in dit geval over een boerenzoon die van kleren en identiteit wisselt met een heer van adel en zich op die manier een boel problemen op de hals haalt.

Puur avontuur is eveneens de slogan die je aan Jessy Marijns nieuwste kan koppelen. De Vluchteling (Lannoo, 450 fr., vanaf 11) steekt ook alweer in zo’n verschrikkelijk-schreeuwerige kaft, maar het verhaal uit de 12de eeuw, met Vlaamse emigratie naar het Duitse Oostland als achtergrond, voldoet aan de vereisten van een spannende jeugdroman : schildknaap Rupert wordt valselijk beschuldigd van de moord op zijn kollega en rivaal Radulf en dient zijn biezen te pakken. Het wordt een barre en boeiende tocht van Brugge naar het Duitse Halle. De moordkwestie grijpt Marijn niet aan om een middeleeuwse thriller neer te zetten ze laat het gegeven bijna het hele boek lang links liggen nee, ze wil vooral dat er veel gebeurt en dat de lezer op die manier ook nog iets meepikt van de eigen geschiedenis.

Een tussensprongetje naar de 17de eeuw maken we met Een vaas voor de keizer, een schaal voor de meid (Querido, 459 fr., vanaf 10) met aardige tekeningen van Mance Post. De auteur Mansfield Kirby plaatst hierin twee verwante verhalen naast elkaar : dat van de Chinese pottenbakker Sung Wèn, die in opdracht van de wrede prins Tuan, een vaas dient te maken voor de keizer wat een uniek kunstwerk oplevert en het verhaal van de Amsterdamse pottenbakker Pieter Poppel, die voor de rijke koopman Van Engelen nieuw keukengerei moet fabriceren, en die, uit liefde voor diens meid, uiterst sierlijk werk aflevert. Voor beiden loopt het, overigens erg onderhoudend vertelde, verhaal niet zo best af. Wat aanleiding geeft tot volgende eindbemerking : “Ik geloof nog steeds dat schoonheid ontstaat in de ogen van degene die kijkt. Wie weet wat voor vreugde en zorgen deze dingen hebben bezorgd aan hun makers en bezitters ? “

Bitterheid is de ondertoon van heel wat verhalen die de Tweede Wereldoorlog als tema hebben. Zo ook bij Katrien Seynaeves Een Piano in de Tuin (Altiora, 345 fr., vanaf 13). In deze ontroerende roman maak je via een tussenpersonage kennis met de Tsjechisch-joodse Ruth Kohn : weggevoerd tijdens de oorlog, als wees geadopteerd door een Australisch gezin in Melbourne om daarna door haar toch niet-omgekomen vader te worden opgevist en opgesloten in een streng orthodox-joodse gemeenschap in New York. Seynaeve kiest voor een ietwat kunstmatige romanstruktuur (Ruth stuurt haar levensverhaal per post aan een vroegere vriend), maar portretteert voortreffelijk hoe een klein joods meisje de nazi-terreur ervaart en op latere leeftijd kompleet vervreemd achterblijft zoals, na een nazi-raid op joodse gezinnen, de huispiano indertijd verweesd achterbleef in de tuin van haar grote huis…

Achter de banale kaft van Maria Heylens Het Meisje met de Ster (Standaard Uitgeverij, 3de druk, 395 fr., vanaf 11) verbergt zich een doorleefd verhaal dat toch wel sporen nalaat bij de lezer. De titel is een beetje misleidend, want Mirjam Gantman, het joodse meisje in kwestie, is niet echt de hoofdfiguur van het boek. Dat is het 10-jarige Antwerpse Mieke, wier ouders tijdens de oorlog een joods gezin in hun huis onderbrengen. We maken dan die oorlog mee, vanaf het begin tot de bevrijding, gezien door de ogen van Mieke. Met vanzelfsprekend speciale aandacht voor haar joodse vriendin Mirjam, die op een dag plotseling uit het gezicht verdwijnt tussen twee gewapende mannen in uniform.

Boris (Van Holkema & Warendorf, 500 fr., vanaf 11) van Jaap ter Haar, ook een oorlogsroman, heet een jeugdklassieker te zijn, en is al aan zijn vijftiende druk toe. De twaalfjarige Russische Boris probeert, samen met zijn vriendinnetje Nadja, te overleven in het barre, door de Duitsers belegerde Leningrad. Alles wat een oorlogssituatie aan gevoelens naarboven brengt bij een kleine jongen, is in dit pakkende boek aanwezig : vriendschap, verdriet, ellende, hoop, angst, vergeving. Boris laat je niet zomaar los.

In het lijvige boek De Eerste Lente (Van Holkema/Lannoo, 695 fr., vanaf 14), het vervolg op Met je rug tegen de muur, beschrijft Klaus Kordon de oorlog nu eens van de andere kant : van de kant van een Duitse arbeidersfamilie, die gedeeltelijk in het verzet is gegaan tegen het Hitler-regime. Via de twaalfjarige Anna Gebhardt en een hele reeks keurig gekarakterizeerde nevenpersonages maken we de ontberingen van de gewone Duitse burgers mee tijdens de bombardementen van 1945 en de “bevrijding” door de Russen ; de diskussies tussen Duitsers onderling over het wel en wee van het fascisme ; de misère van de kampen. Geen zwaar-filozofische of politieke bedenkingen, maar konkrete en levendige mensentaal.

Onze kennis van oorlogsdagboeken van de hand van kinderen beperkt zich doorgaans tot het beroemde boek van Anne Frank. Nu heeft ene Laurel Holliday dit proberen te verhelpen door een bloemlezing op te stellen van verschillende kinderdagboeken uit de Tweede Wereldoorlog. De bundeling heet Stemmen uit de Duisternis (Anthos, 990 fr., vanaf 15) en konfronteert ons met “de brute realiteit waarmee oorlogskinderen te maken kregen”, maar dan via een diversiteit van standpunten : de ene wil getuigen, de andere zichzelf moed inspreken, weer anderen schrijven uit eenzaamheid. De 22 hier verzamelde en verzorgd geprezenteerde dagboekfragmenten (met foto’s en biografie van de betrokkenen) waren voor deze kinderen, die allen getuigen van een sterke persoonlijkheid, hun vorm van verzet.

Lichtvoetig, eenvoudig, ongekunsteld-naïef… zijn de adjektieven van toepassing op Rita Verschuurs (meisjesnaam Rita Törnqvist) oorlogsdagboek Hoe moet dat nu met die papillotten en het naoorlogsdagboek Mijn hersenen draaien rondjes (Van Goor, allebei 490 fr., vanaf 10). Reeds in het eerste merken we dat de scheiding van haar ouders minstens zo belangrijk is als de oorlogservaring en in het tweede komt dit nog meer tot uiting. De toon van beide uiterst aan te bevelen boekjes, kun je samenvatten in dit ene zinnetje : “’s Morgens vrij hebben is wel leuk, maar je kan beter vrij van de moffen hebben dan vrij van school. “

Tenslotte is er nog Anne Frank, van wie Mies Bouhuys in Anne Frank is niet van gisteren (Bert Bakker, 5de druk, vanaf 13) een sobere, aangrijpende biografie neerschreef. Bouhuys vertelt niet zozeer Anne Franks dagboekbelevenissen na, maar rekonstrueert het leven van het gezin Frank vóór en tijdens de Achterhuis-periode. Het is geen vrijblijvend boek geworden, de auteur wil de lezer expliciet tot nadenken aansporen : “Kijk naar jezelf en naar de mensen om je heen, of we in niets, ook in het klein niet, de dingen doen, die toen de steen aan het rollen bracht die Annes wereld in een woestijn veranderde (…). Wie heeft daar op die vrolijke markt een hakenkruis op de muur geschilderd ?

Wie zijn die vrouwen bij dat kraampje, die vinden dat dat meisje met dat hoofddoekje om haar voorhoofd en haar te lange jurk, maar wachten moet tot zij geholpen zijn ? “

Een tekening van Roelof van der Schans uit “Koning Gilgamesj” : helden met menselijke trekjes.

Grappige illustraties van Joep Betrams, bij de Uilenspiegel, bewerking van Henri van Daele.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content