Toeval bestaat niet, beweert men wel eens. Terwijl ik dit stukje schrijf, kerstavond nota bene, stel ik tot mijn verbazing vast dat Alban Berg, drieënzestig jaar geleden, uitgerekend op kerstavond overleed. Alban Berg (1885-1935) had een zwakke gezondheid. Hij werd jarenlang geplaagd door allergieën en overleed ten slotte aan een inwendig abces, veroorzaakt door een insectenbeet, waarmee de dokters geen blijf wisten.

Een jaar eerder had de componist de schetsen van “Lulu”, ongetwijfeld een van de operameesterwerken van deze eeuw, afgewerkt. In de loop van zijn laatste levensjaar had Berg de orkestratie ervan onderbroken om zijn beroemd vioolconcerto te schrijven: “Dem Andenken eines Engels”, opgedragen aan Manon Gropius, de jong overleden dochter van Alma Mahler en haar tweede echtgenoot Walter Gropius. Lulu zou onvoltooid blijven, maar het beruchte twaalftoonsakkoord – op het moment dat de heldin het slachtoffer wordt van de lustmoordenaar Jack – stond reeds op papier. Later werd dat akkoord door theoretici beschouwd als “het einde van de muziek”. Berg was leerling geweest van Arnold Schoenberg en vormde samen met zijn meester en met Anton Webern de beruchte “tweede Weense drievuldigheid” (Haydn, Mozart en Beethoven waren het eerste Weense trio). Alban Berg was wel degelijk een “kind” van zijn tijd, maar ook een lyrische postromanticus. Hij laste tonale elementen in dodecafonische composities in en wordt dan ook beschouwd als de meest humane van het trio. Van kindsbeen af koesterde Berg een grote belangstelling voor literatuur – deze zoon van een boekhandelaar wilde dichter worden – en het is dus niet verwonderlijk dat hij zijn meest ambitieuze partituur (de opera “Lulu”) baseerde op twee Lulu-stukken van enfant terrible Frank Wedekind: “Erdgeist” en “Die Büchse der Pandora”. Net zoals Wedekind beschrijft Berg de opgang en de ondergang van een wezen dat zich niet stoort aan moraal of aan maatschappelijke conventies en dat puur instinctief mannen met hun eigen hypocrisie confronteert. Dat Lulu’s aanbidders ten onder gaan, moeten ze niet aan haar wijten, maar aan het narcistische beeld dat ze van dit “wilde dier” vormen.

In Lulu is Berg zeer inventief. Hij verrijkt de twaalftoonstechniek met nieuwe procédés. De streng mathematische structuur van het werk sluit geenszins lyriek en dramatiek uit. Zoals in “Wozzeck” en het beroemde vioolconcerto verliest Berg in Lulu nooit het contact met de tonale muziek en met de romantiek. Naast een gedragen expressionisme en de zogenaamde nieuwe zakelijkheid hoor je ook echo’s van Mahler en een vleugje jazz.

Dirigent Bernhard Kontarsky leidt het Orkest van de Vlaamse Opera in de door Friedrich Cerha voltooide versie van deze opera. In de titelrol horen we de Amerikaanse coloratuursopraan Constance Haumann (te horen in dit werk op cd, in een schitterende productie met het Deens Nationaal Radio Symfonie Orkest o.l.v. Ulf Schirmer – Chandos 9540). De regie werd toevertrouwd aan Ivo van Hove, hoofd van het Holland Festival en een ronkende naam in het Nederlands theaterlandschap, die hiermee zijn operadebuut maakt.

Info: De Vlaamse Opera, vanaf 27 januari in Antwerpen en vanaf 13 februari in Gent. Info & tickets: Tel. (03) 233.68.08 (Antwerpen) en Tel. (09) 223.06.81 (Gent).

MILO DERDEYN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content