Chaotisch, kleurrijk, mythisch, hectisch, arm en trots, hoerig, gul en welvarend, koloniaal, westers en oud : Bombay is de fascinerendste grootstad van het Indische subcontinent. Een rondgang door “de mooie, wrede, onweerstaanbare metropool”.

Een mat van twee vierkante meter is een woonst voor een gezin met twee kinderen : daarop eten en slapen ze, ik loop erlangs en kijk in droeve, fatalistische ogen. Internationale verslagen stellen dat Bombay in de rangorde van slechtste oorden om te leven de zevende plaats inneemt. Niemand die door de straten loopt, naar de vismarkt en de krottenwijken trekt, over markten kuiert of ’s nachts door gore buurten doolt, kan ernaast kijken : in de uitdijende stad woekeren armoe en misère. In een artikel in National Geographic keek ik door het raam van de taxi in de wanhopige ogen van een moeder met haar kind op de arm, een paar dagen later zit ik op de achterbank van zo’n taxi, sta voor het rode licht, kijk opzij en staar naar hetzelfde beeld, echt en dodelijk. Toch is Bombay, de hoofdstad van deelstaat Maharashtra en al enkele jaren officieel Mumbay, met veertien miljoen inwoners een fascinerende metropool, het economische hart en de rijkste stad van het land. India in het klein, met zijn verzuchtingen en rijkdommen.

Ik stap uit en krijg het gezelschap van kinderen, haveloos maar opgewekt, die me de Dhobi Ghats, de wasplaats naast de spoorweg aanwijzen. Een ondenkbaar beeld bij ons : draden met lakens en sari’s, broeken en stoffen in alle kleuren, tussen barakken en tobbes met kokend water, met dhobi’s die het wasgoed slaan, ronddraaien en droogzwieren, met damp die tussen elektriciteitsmasten omhoogkringelt in een hemel van cirkelende wouwen en gieren. Als ik terug in de taxi stap, kijkt de vouw met haar kind opnieuw door het raampje.

Victoria Terminus, of simpelweg VT, is een hels ritme : ontelbare treinen waarmee duizenden mensen uit buitenwijken en sloppen werk en geluk in de stad beproeven. Op een perron laat ik me meedrijven met de menigte, opgejaagd maar rustig, donkere blikken, kleurrijke mensen in maatpak of plunje, een zee van mensen die uit alle windrichtingen van India uitwaaieren over de stad. “Voor dames zijn er ’s morgens en ’s avonds speciale treinen, simpelweg omdat ze in het gedrang tijdens de spitsuren niet op de trein geraken. Die vrouw daar : voordat ze spreekt, weet je waar ze vandaan komt”, zegt gids Kalpana Laud : “het is de manier waarop ze haar sari draagt. Ze heeft de hare tussen de benen gewikkeld zoals Mahatma Gandhi, ze komt uit Maharashtra. In de Punjabidress zie je de invloed van de islam, Koli-visvrouwen dragen hun sari in dhoti-stijl. Aan de kledij herken je streek, religie en zelfs de kaste, al bestaat dat officieel niet meer. Met driehonderd nieuwe migranten per dag is Bombay de meest kosmopolitische stad van India”. Wat wil ik doen ? Slenteren langs Victoriaanse buildings, langs Marine Drive en Chowpatty Beach, dolen door de wijken met hun winkels, eetstalletjes en bazaars, tempels bezoeken op Malabar Hill en verpozen in een maidan of park, me laten overrompelen door de mensenmassa of rust zoeken op Elephanta Island. Maar ik weet het nu al : Bombay is een overrompeling.

Langs drie kanten omspoelt de Arabische zee Colaba, de wijk die met restaurants en hotels het toeristische kwartier, maar niet het volle Bombay oproept. Zuidelijker zijn de Sassoon Docks in een weeë visgeur gedrenkt. Vrouwen pellen garnalen, stoere vissers sleuren tonijn en haai over de kade, ze kappen ijs of herstellen netten. De hitte stinkt. Ooit was Bombay niet meer dan een vissersgemeenschap op zeven eilanden.

In 1534 vestigen Portugezen zich in Bom Bahia, of De Goede Baai. Ze dragen de handelspost over aan de Engelsen, die een fort bouwen, vrijhandel toelaten en de haven uitbesteden aan de East India Company. Duizenden mensen dempen moerassen, waar cholera en malaria heersen, ze vullen de zee tussen de eilanden, bouwen een wereldstad op puin en afval. Of met de woorden van Gerald Aungier, de gouverneur die ook de vader van Bombay wordt genoemd : het is ” the city which by God’s assistance is intended to be built“. Bombay stond in de sterren geschreven. Handel, katoen, voorspoed, een magneet. Een mix van blanke minderheid, hindoes, moslims, parsen en jaïns, een ” genencocktail. Jawel : een echte Bombaymix“, zoals Salman Rushdie schrijft in De laatste zucht van de Moor.

In een half millennium groeit Bombay uit tot urbs prima van India, een “mooie, wrede, onweerstaanbare metropool”. Bombay is ook de broedplaats van de onafhankelijkheid, met de oprichting van het Indian National Congress en de activiteiten van Mahatma Gandhi, die in Young India schrijft : “Bombay is mooi, niet voor de grote buildings die goorheid, armoede en vuilnis verbergen ; niet voor zijn weelde die is onttrokken aan het bloed van de massa’s ; maar voor zijn wereldvermaarde generositeit. Bombays barmhartigheid heeft een veelheid van zijn zonden toegedekt. Het heeft India toegelaten zijn beloften te houden.”

ACHT GODSDIENSTEN

Tussen de wolkenkrabbers van Nariman Point en de heuvel van Malabar slenter ik over Marine Drive langs de zee. Op Chowpatty Beach, waar in september duizenden mensen de olifantsgod Ganesh eren, maken Bombayers een wandeling of picknicken op het strand. Ze zijn er allemaal : oorkuisers, acrobaten, kappers, fakirs, muzikanten en kaartleggers, cricketspelers in kraakwit pak, mooie vrouwen in dure jurken en om de hoek mensen in lompen, levend in goot en drek. Hogerop ligt de residentiële wijk Malabar Hill, ooit een bos en nu een jungle van beton.

Ik bezoek een tempel van de jaïns, een religieuze minderheid die absolute geweldloosheid voorstaat. Met acht godsdiensten is Bombay een vreedzame melting pot, ondanks de rellen die in de jaren negentig honderden mensen het leven hebben gekost. Koeien en bloemenverkopers zwerven rond Mahalakshmi Mandir, de hindoetempel voor de godin van schoonheid en voorspoed. Lakshmi is de favoriete devi van Bombay. Pelgrims geven zich over aan de puja, het eren van de godheid met fruit, kokos, lotusbloemen. “Het breken van de kokos,” zegt Kalpana, “is het offeren van je valse ego, is je voorbereiden op het doorbreken van de cyclus van leven en reïncarnatie.” Zo zit ik aan het waterbekken van Banganga Tank, een bron die naar het epos Ramayana is ontsproten aan een pijl uit de boog van Rama. Om Shiva te eren, maakte de prins uit zand ook een lingam, de penis die in het schrijn van Walukeshwar vele pelgrims lokt.

Dit is een van de belangrijkste bedevaartsoorden van Bombay, maar de sfeer is dorps : badende mannen, trappen en arcaden, boven de huisdeuren hoefijzers en pepers om boze geesten weg te houden. Rond een vuurtje zitten mensen ceremonieel in een kring. Het is een vreugdevol tafereel met wierook, gebeden en gezangen, met een lange gayatri-mantra en een korte swaha, die dank zegt aan Krishna : aanvaard onze gaven, verzeker ons een goede afloop.

DE MALENDE MENIGTE

Op reclameborden lacht Miss World. Victoriaanse architectuur is een waarmerk van de stad : universiteit, bibliotheek, klokkentoren, de kathedraal. Of de art-decogevels van de cinema’s Eros en Metro, voor een van de films uit het lokale Bollywood, met alle klassieke ingrediënten, evengoed drama als slapstick, overacting als passie, mooie meiden en slechteriken, de goede held, veel muziek, pathetische duetten, draken en demonen, dans en zang. Maar altijd weer is het de mensenzee die me verbaast, of zoals Rushdie schrijft : ” In Bombay word je vermalen in deze malende menigte, raak je verdoofd door de schetterendste hoorns van overvloed, en… moet je eigen verhaal zich een weg banen door het gedrang.

Een wriemelende massa, een gespannen huid van mensen, verkeer, geuren en miljoenen beelden, de stad barst, scheurt en gromt in een eindeloze mensenstroom. Straatventers, briefschrijvers en bedelaars, kinderen met kapotgebroken benen, koeien en een moedertje dat gras verkoopt om de koeien te voederen, zwart-gele taxi’s met 45.000 lachende chauffeurs, fietsen, bussen en vrachtwagens. Eetstalletjes op iedere hoek, met fruitsappen, vlees, linzen en bhelpuris, de bevoorrechte snack van rijst, aardappelen, ajuin, kruiden en chutney met brood. Crawford Market, krotten, de tempel van Mumbadevi, de godin naar wie de stad zou genoemd zijn. Lachende mensen, werkzoekende koelies, ellende op straat. De Bhuleshwar-wijk of de moskee van Jama Masjid, de poort naar de bazaars en het labyrint van de moslims. Krottenwijken waar de straten met hun winkels en ateliers georganiseerd zijn naar bedrijvigheid : ijzer, banden, leder, textiel, werelden van gerecycleerde voorwerpen.

Niets gaat verloren, armoe in een chaos van bedrijvigheid, schijnbaar doelloos georkestreerd tegen een decor van koloniale grandeur. ” Lafka, lafka… haast je, haast je”, klinkt het aan het station : Dabawallahs, met wit kleed en petjes zoals Nehru er eentje droeg, dragen op schouder of hoofd een plank vol aluminium potten. Het zijn de maaltijden voor 125.000 pendelaars die in de stad werken. Vierduizend voedselbedelers halen de tiffin boxes op bij moeder of echtgenote, ze worden vervoerd met de trein, andere dabawallahs sorteren ze naar kleur en brengen ze te voet, per fiets of met een kar naar hun eindbestemming : voor de pendelaar een goedkopere lunch dan in het restaurant, voor de dabawallah de zekerheid van een maandloon.

Zo is Bombay het leven op straat, zo heb ik alles bezocht en verdwaal ik ’s nachts bij Grant Road in een doolhof, die overal red light district heet. Tussen kramen en mensen die op straat leven, schuilen trappen en kamertjes waar meisjes als zogenaamde cage girls opgesloten zitten in groezelige krochten : ik loop erlangs en kijk, ze kijken terug en lachen preuts, zo’n 25.000 meisjes uit landelijke streken, door hun arme ouders verkocht of gelokt met valse beloften. Het is de meest trieste kant van Bombay.

ER ZIJN TE WEINIG GIEREN

In de Vuurtempel kan ik niet binnen, maar boven de poort prijkt de beeltenis van Zarathoestra, het enige menselijk wezen dat lachte bij z’n geboorte. Parsen lopen in en uit, in een park bidden ze en lezen heilige geschriften. Bastani & Co is een traditioneel koffie- en theehuis. Voor ik iets bestel, krijg ik een glas water : “Dat is essentieel, we leven langer dan de gemiddelde Indiër”, lacht de eigenaar. Met zwarte thee en koekjes zit ik samen met Homi Dhalla, president van de World Zarathushti Cultural Foundation. “Parsen zijn volgelingen van Zarathoestra uit Perzië, de profeet der profeten. We beleiden de oudste godsdienst ter wereld. We zijn een minderheid van zeventigduizend zielen, maar door afkomst en opleiding behoren we tot de welvarendste bevolkingsgroep van de stad. Voor ons is rijkdom een positieve waarde, in combinatie met sociale opdrachten : Parsee thy name is charity, langs velerlei trusts geven we voor het welzijn van de gemeenschap.”

“Waarom je onze tempels niet kunt bezoeken ? Dat heeft historische redenen. Toen de Arabieren in de zevende eeuw Iran veroverden, begon een lange emigratie, vooral naar India. Jullie kunnen niet blijven, zei de lokale koning : het glas melk is vol, met jullie erbij loopt het over. Onze leider deed suiker in de melk en het glas liep niet over. Parsen zijn als die suiker : onzichtbaar, aangepast, we willen niemand bekeren. Natuurlijk berokkenen we ons problemen. Geen nieuwe gelovigen, we zullen uitsterven.” Op Malabar Hill staan in een bos de Torens der Stilte. Op de open daken krijgen de doden een laatste ritueel afscheid : ze worden in geen tijd door gieren opgegeten. “We begraven of verbranden onze overledenen niet : dat is een ontering van de elementen aarde, vuur en water. Vuur is het zichtbaar teken van God, we geven de doden over aan het licht van de zon. We zijn een ecologische religie, maar er zijn te weinig gieren. Voor het eerst in duizend jaar bezinnen we ons over alternatieve methoden, zoals zonne-energie of elektrische crematoria. Onze gemeenschap wordt kleiner, maar we hebben al veel crisissen overwonnen. We zullen overleven, de toekomst ligt in Gods handen.”

DRIE GEZICHTEN

Duizenden mensen slenteren langs de kade. Bij de Gateway of India, de triomfboog waar in 1948 de laatste Britse troepen het onafhankelijke India verlieten, stap ik op de boot. Het is een uurtje varen naar Elephanta Island, met een tempel die ter ere van Shiva in de rots is uitgehakt. “Wie naar Bombay komt, bezoekt altijd Elephanta”, zegt Sudha Chheda. Een lange trap leidt naar de grot met zuilen en beelden. Olifanten bewaken de ingang. In het halfduister staat Maheshmurti Shiva met drie gezichten, de Trimurti als schepper, bewaarder en vernietiger, een god in drie manifestaties. Rechts, met vrouwelijke trekken en lotusbloem, is hij de schepper, in het midden bewaart Shiva een vrucht en links houdt de vernietiger een cobra in de hand. Hindoes poseren voor een foto. Ik loop rond en zie andere beelden : Gangadharshiva met in z’n haar de drie heilige rivieren Ganges, Yamuna en Saraswati. Het hele pantheon van goden, Brahma, Visjnoe, de regen Indra, Parvati, elk met een voertuig.

Daar staat Ardhanarishvara , als vrouw met één borst. “Dat”, fluistert Sudha “is half man half vrouw, een van de mooiste beelden van de harmonie tussen man en vrouw. We zijn geboren in een wereld van illusies, maar zonder beide geslachten is er geen nieuw leven. In iedere figuur schuilen een vrouw en een man, de ene is onvolledig zonder de andere. Meer dan een religie is het hindoeïsme een manier van leven. Deze tempel vertelt je iets over onze sociale leefvormen. Die beelden zijn rolmodellen, als kinderen van de goden leren we door verhalen. Shiva’s ogen zijn gesloten : kijk in jezelf om een betere wereld te vinden.” Of om overeind te blijven in de chaos van Bombay.

Praktisch

De reis Austrian Airlines vliegt vanuit Zaventem via Wenen vijf maal per week op Bombay (niet op dinsdag en woensdag). In de toekomst zal die vlucht (met niet minder dan 36 business-seats) dagelijks aangeboden worden. Voor alle inlichtingen en reserveringen : 02 642 25 70 en www.austrianairlines.be of www.austrian.com

De kwaliteitsvolle touroperator Horizons Nouveaux, gespecialiseerd in India en Azië, verzorgt exclusieve en geïndividualiseerde reizen op maat. Bombay kan worden bezocht in combinatie met het weelderige zuiden, het bizarre Goa of het delirisch mooie Rajasthan. Voor de fraaie brochure en inlichtingen : Anne Laurant op 02 652 36 44 of 0496 50 46 38. Of : infos@horizonsnouveaux.com en www.horizonsnouveaux.com

Documenten Een visum is verkrijgbaar op de Ambassade van India, Vleurgatse Steenweg 217, 1050 Brussel, 02 640 91 40.

Lectuur Middernachtskinderen (uitgeverij Veen, Utrecht) en De laatste zucht van de Moor (uitgeverij Contact, Amsterdam) van Salman Rushdie. De citaten in de reportage komen uit de laatste roman, in vertaling van E. Dabekaussen en T. Maters.

Inentingen Nuttige informatie : Tropisch Instituut voor Geneeskunde, 03 247 66 66, www.itg.be

Informatie Indiatourism, Rokin 9-15, 1012 KK Amsterdam, Nederland, tel +31 20 620 89 91, fax +31 20 638 30 59 of info.nl@india-tourism.com

Tekst en foto’s Mark Gielen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content