Een mens is niet gemaakt om af te zien. En op reis, dat is bekend, loopt er altijd van alles mis. Waarom we er dan toch zo geweldig van genieten, zij het vooral achteraf, bij het inkleven van de vakantiekiekjes.

H No shitting in the Toilet, Peter Moore, uitg. Forum, 300 p., 8,50 euro.

Er zijn twee dingen in het leven die je liever niet wil weten”, beweert reisschrijver Peter Moore. “Hoe je ouders het doen en hoe de keuken van een backpacker-restaurant eruitziet.” Wat het eerste betreft, geef ik de Aussie volmondig gelijk. Maar het tweede vind ik een vreemde uitspraak van een globetrotter die een gids samenstelde met naast nuttige en volstrekt onnuttige reistips ook een verzameling van zijn meest bizarre en beroerde reiservaringen. Immers, mochten wij niet geïnteresseerd zijn in het reisleed van anderen, dan raakte hij No shitting in the Toilet aan de straatstenen niet kwijt.

Die titel verwijst overigens naar een bordje op de wc van Jack’s Café in Dali in de Chinese provincie Yunnan, waar ze de sortering van het afval blijkbaar zeer ter harte nemen. Niet dat ik erop uit ben de faciliteiten daar persoonlijk aan een test te onderwerpen, ik ben eerlijk gezegd niet zo’n avontuurlijk reiziger. Maar wat de keuken van dat restaurant betreft : zéker wil ik zien hoe het daar aan toegaat, zolang ik er maar niet zelf hoef te eten. En ik ben niet de enige. Vorige zomer liep er op Vitaya bijvoorbeeld een Engelse reeks over mensen met nare ervaringen in op het eerste gezicht volstrekt betrouwbare horecazaken. Hele trouwpartijen die in het ziekenhuis dienden opgenomen te worden na het nuttigen van het koud buffet. Een mevrouw die haar billen tot op het bot verbrandde omdat er ontstopper op de wc-bril terechtgekomen was. Niet dat ik speciaal op dat programma afstemde. Het stond toevallig altijd aan in het fitnesscenter waar ik twee keer per week mijn onwillige lijf ga tuchtigen. Zien lijden terwijl ik zelf leed, er school een zekere gerechtigdheid in.

Maar groot was mijn verbazing toen na een kleine rondvraag bleek dat zowat mijn halve kennissenkring die mevrouw haar verbrande billen gezien had. En hoe verklaar je anders het succes van al die boeken over bruggepensioneerden die in de Provence of Umbrië gezellig een bouwvallige bergerie of fattoria gaan opknappen. Niet dat we die lui hun olijfgaard of zelfgeplukte citroenen misgunnen, maar het lijkt ons toch niet meer dan billijk dat ze een ietsiepietsie belazerd worden door die o zo rustieke, in extra vergine gedrenkte schrijnwerkers en loodgieters waar ze onveranderlijk mee te maken krijgen.

Complicaties op weg naar Toscane

Maar terug naar No shitting in the Toilet, een verbod dat in al zijn onbarmhartigheid de realiteit van het reizen illustreert. Want het wordt nooit wat je ervan verwacht had. Sterker nog, vaak kom je terecht in situaties die elke vorm van logica en waardigheid tarten. Zoals vorig jaar op weg naar Toscane, samen met duizenden anderen die week na week door Paul Goossens en zijn als talkshow vermomde promospot op Canvas gebrainwashed waren. Zodat wij met zijn allen vele lange uren immobiel in de verzengende hitte doorbrachten op de aanloop naar de Gotthardtunnel. Geen Raststätte, geen alpenhut, geen boom of struik in zicht. Alleen maar een pechstrook van meedogenloos beton, waar je niet eens pech hoorde te hebben.

Toch niet het soort pech dat de man in de Toyota naast ons overkwam. Want die man moést. En niet zo’n klein beetje, te oordelen naar zijn van rauwe ellende vertrokken gezicht toen hij uitstapte en met door vertwijfeling ingegeven vastberadenheid op een fors uitgevallen pyloon toeliep. Een sliert toiletpapier slap in de hand, als de banier van een verslagen veldheer. Zijn vrouw stapte ook uit, handenwringend van empathie. Het andere oudere paar in de Toyota probeerde hard te kijken alsof ze er niets mee te maken hadden. Vooral toen er op dezelfde pechstrook een politieauto stopte, bemand door een Zwitser die niet van plan was het Eidgenössische beton te laten bezoedelen door een Hollander met koliek. Te deerniswekkend voor woorden was de pantomime die volgde, zelfs ik wendde gegeneerd de blik af. Terwijl die Hollander op dat eigenste moment waarschijnlijk visioenen had van het kraakheldere toilet thuis in Enschede, met blauwselblauw water en de plastic houder met drielagig bloemetjespapier ernaast.

Noors-Chileense fjorden

Zulke dingen overkomen je dus op reis. Het ene moment ben je een zelfredzaam mens, het volgende een zielig wrak, ten prooi aan de meest primaire behoeften. Stekeblind, wegens contactlens kwijt en reservebril vergeten. Een statenloze paria, want beroofd van geld en papieren. En waar heb ik in godsnaam mijn retourbiljet gelaten en mijn pillen tegen hoge bloeddruk ? En waarom hebben ze hier geen beschaafde stopcontacten zoals thuis, zodat ik mijn gsm kan opladen. Hoe is blaasontsteking in het Oezbeeks en wat doe ik in Katmandu ? Ik, die al last van bergziekte heb op de stoeltjeslift van Dinant ?

Reizen is redderen, daar komt het in grote trekken op neer. Waarom we het dan überhaupt doen ? Want geef toe, globetrotten is een tijdrovende, afmattende, dure en dus weinig doeltreffende manier om de wereld te verkennen. Vooral omdat we Verre streken en NationalGeographic hebben op televisie. En het internet en zoveel foto- en filmmateriaal dat we thuis vanuit onze luie stoel op gerieflijke wijze onbekende verten kunnen exploreren. Alleen de begeleidende geur ontbreekt en geloof me, in vele gevallen is dat alleen maar een voordeel.

Trouwens, een hoop plekken op aarde lijken verdraaid veel op elkaar. Dat hoorde ik een dame met een hoog Knokke-Le Zoute-gehalte ooit beweren op een caféterras en toen vond ik haar een trut. Nu ik zelf wat meer gereisd heb, moet ik toegeven dat er iets in zit. Een Chileense fjord lijkt verdomd hard op een Noorse fjord. Daarom heten ze ook allebei fjord. En toen ik helemaal naar Cape Cod gevlogen was, bleek het daar verdacht veel van de Waddeneilanden weg te hebben. Het was er niet eens warmer, alleen een stuk duurder.

Maar nee, je moet er dringend weer eens uit. Omdat je ballast wilt afwerpen en jezelf vinden. Alsof dat niet simpeler is op een plek waar je tenminste de straatnaamborden kunt lezen. Trouwens, jezelf neem je overal met je mee en dat is meestal de grootste ballast van allemaal. Maar toch wil je de wereldwonderen, door de natuur of door mensenhanden vervaardigd met eigen ogen aanschouwen. Een volstrekt redelijk argument, alleen moet je er wel rekening mee houden dat de piramide die op de foto in de reisbrochure majestueus uit het woestijnzand oprijst in werkelijkheid in de achtertuin van een paar miljoen Caïrezen staat. Brochures van reisbureaus gaan namelijk over dromen, terwijl reizen in de realiteit gebeurt. En vanzelfsprekend wil je in contact komen met de plaatselijke bevolking, nog zo’n bewonderenswaardig streven. Makkelijk zat, vooral in landen waar elke autochtoon die je tegenkomt je iets wilt slijten, van spuuglelijke ansichtkaarten over een houten zebra en vijf gram hasj tot zijn jongere broertje toe.

Wie zoekt, blijft onderweg

Reizen is trouwens de snelste manier om erachter te komen dat onder de pittoreske snor van Socrates, de joviale baas van het gelijknamige kafeneion in dat aardige Kretenzische bergdorpje, precies dezelfde zwakheden en vooroordelen schuilgaan als die van jou. Angstaanjagend, zeg je ? Vergeet dan vooral de baksjisj niet. Toen ik laatst in Luxor het vliegtuig nam, eiste zelfs de beambte die mij mijn instapkaart overhandigde een fooi.

De grote reisschrijver Paul Theroux, auteur van onder andere De oude Patagonië-express en Muskietenkust, beweert verslaafd te zijn aan de romantiek van het reizen. Naar plaatsen trekken waar niemand je voorging, het gevoel koesteren dat niemand je kent, voor hem is het een manier om de vrijheid te benaderen. ” Parece que busco algo, pero no busco nada”, schrijft hij in De zuilen van Hercules, wat in het Nederlands een stuk prozaïscher klinkt : “Het lijkt alsof ik iets zoek, maar ik zoek helemaal niets.” Ik, daarentegen, zoek altijd van alles op reis, vooral mijn leesbril en mijn kamersleutel. Dat hotelkamers iets erotisch hebben, beweert Theroux nog. Nu, ik heb ook al in optrekjes verbleven waar ik de illusie kon koesteren groots en meeslepend te leven, vooral als ik niet te vaak in de spiegels keek. Maar net zo goed in ketens die veeleer aanzetten tot de contemplatie van het oeuvre van Lode Zielens dan dromen van zwoele ontmoetingen. Om een gevoel van anonimiteit te koesteren, hoef ik ook al niet op reis. Buiten mijn stamcafé en de superette op de hoek word ik namelijk zelden herkend.

Dat ik dan maar thuis moet blijven, zeg je ? Ja, dat had je gedacht. In september ben ik wég, als jullie allemaal terug thuis zijn. Omdat ik zelfs van mijn ellendigste reiservaringen intens genoten heb. Die keer, lang geleden, toen ik niet gereserveerd had voor de ferry naar Sardinië en op het harde dek moest slapen. Zonder slaapzak, want ik was het soort rugzaktoerist dat zelfs geen rugzak bezat, maar haar bezittingen in een bijzonder uncoole kartonnen koffer meezeulde. Die prompt doorweekt raakte toen midden in de nacht de Zondvloed losbrak. Bovendien bleek Porto Torres het soort haven te zijn, waar zelfs geen derderangs Vlaamse charmezanger ooit een schlager aan zou verspillen.

Maar tóch genoten. Niet ondanks, maar dankzij de ellende. Omdat het er nu eenmaal bijhoort. En het ruimschoots gecompenseerd wordt door de dingen die in werkelijkheid veel mooier en wonderlijker zijn dan je ooit had kunnen dromen. Omdat mensen weliswaar overal dezelfde zijn, maar toch ook weer anders. In Engeland zijn ze bijvoorbeeld dol op sporten waarbij het publiek, als het een beetje enthousiast is, meer calorieën verbruikt dan de spelers. In Australië raken mensen gemakkelijk zoek, ze zijn daar zelfs eens een eerste minister kwijtgespeeld. En in China mag je het op sommige plekken niet in de pot doen. Een mens blijft zich verwonderen. Dan had ik het nog niet over de funghi fritti die ik vorig jaar in die onooglijke trattoria in de buurt van Montalcino proefde. Smolten op de tong, bij de herinnering alleen al krijg ik tranen in de ogen. En die roze wolk flamingo’s boven Lake Nakuru, mét geurbonus, daar kon geen National Geographic tegenop. Toegegeven, op al die reizen nam ik mezelf mee. En ontdekte ter plaatse dat ik minder te dragen had dan ik thuis aangenomen had.

Linda Asselbergs

Hoe is blaasontsteking in het Oezbeeks en wat doe ik in Katmandu ? Ik, die al last van bergziekte heb op de stoeltjeslift van Dinant ?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content