Modeslaafjes

Terwijl ik dit schrijf, showen de Italiaanse modehuizen hun nieuwe wintercollecties voor 2008 aan de pers en de inkopers. Hoewel het in Milaan nog koud is, staat mijn hoofd niet meer naar winter. En dat van de collega’s blijkbaar ook niet. De diehards onder het internationale modejournaille moeten en zullen hun nieuwe zomergarderobe showen, inclusief blote benen en hooggehakte sandalen. Ze beseffen niet half hoe grappig ze eruitzien, met al dat kippenvlees.

Ik zou willen zeggen dat wij Belgen te nuchter zijn om modeslaafjes te zijn, maar klopt dat wel ? Ik denk het niet. Af en toe kom ik wel eens op een evenement dat een flauw doordrukje lijkt van de m’as-tu-vu-feestjes in Milaan, Parijs of – horror – Los Angeles. Op de openingsavond van A Fashion Week in Antwerpen liepen meer klonen van Paris Hilton rond dan zogenaamd eigenzinnige Belgische vrouwen die zich niets laten wijsmaken over wat in is en wat niet.

Maar of we ons daar zorgen over moeten maken ? Waarom zouden we ? Smaken verschillen, prioriteiten ook. Leven en laten leven. In de eerste plaats zijn we gewoon allemaal mensen.

Dat geldt trouwens ook voor onze ontwerpers. Geen idee waar men het haalt dat modemensen voortdurend zouden leven in een opgeklopte oesters-met-champagneroes. Voor het Duo-interview met Veronique Branquinho en schrijver Oscar van den Boogaard (p. 198) gingen we steak met friet eten in een ouderwetse brasserie. Van Dries Van Noten weten we dat hij graag in zijn tuin werkt, van Walter Van Beirendonck dat hij dol is op kinderen. Als we An en Filip van AF Vandevorst, het Antwerpse modeduo dat dit seizoen de tiende verjaardag viert, vroegen hun hoogtepunten van het laatste decennium te noemen, dan was het eerste antwoord : ons huwelijk (p. 76).

Ik wou dat ik u ook iets kon vertellen over de mensenschuwe ontwerper Martin Margiela, wiens Maison dit jaar twintig kaarsjes mag uitblazen (p. 80). Helaas behoor ik tot de generatie die hem nooit heeft gekend. Ik ken wel mensen die hem kennen, dus ik geloof ook wel dat hij bestaat. Maar voor een journalist is het natuurlijk wel jammer, niet kunnen snuffelen aan de créateur in kwestie. Als je alleen maar over kleren mag schrijven of over het verleden, ben je sneller uitgepraat.

Toen ik in november in Tokio was, opende er net een nieuwe vestiging van Maison Martin Margiela. Blijkbaar de place to be, want de helft van de Belgische modescene leek zich in de Japanse grootstad te bevinden. Christophe Coppens gaf er een ByeBye Birdcage-drink. Onverlaten zagen de vogelkooi die hij als vitrine voor zijn winkel had geïnstalleerd als een uitnodiging om binnen te breken bij de bewoonster van de eerste etage. En aangezien zij de eigenares van de winkel is, eiste ze dat de kooi zou verdwijnen.

AF Vandevorst had een presentatie georganiseerd, waar Hoegaarden en pralines met rode kruisjes werden geserveerd, en waar de Japanse pers en inkopers een introductie kregen in AF-ismes zoals de hospitaalbedjes. De Brusselse ontwerpster Annemie Verbeke was er ook, op uitnodiging van een klant, net als het team van Modobruxellae. Toen ik later die avond langs de winkelboulevard Omotesando wandelde, stond ik plots voor de winkel van Ann Demeulemeester.

Dan besef je dat Belgische mode enkel een lokaal gegeven is voor ons, Belgen. Voor de rest van de wereld behoren veel Belgische merken tot de internationale top en subtop. Het grote verschil met hun internationale collega’s, lijkt mij, is het feit dat ze bij ons niet bang zijn om een gewoon leven te leiden eens ze de deuren van hun atelier achter zich sluiten. Dat ze liever naar huis gaan, of naar vrienden, dan als modeslaafjes naar glimmende feestjes. Geef hen maar eens ongelijk.

Reacties : cathérine.ongenae@knack.be

Cathérine Ongenae

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content