Tussen een briljant ontwerp en het afgewerkte kledingstuk zit een hoop vakmanschap : het patroon is de technische vertaling. Portret van een gepensioneerde patronenmaakster, van een van haar zeldzame opvolgsters, en van het uitstervende ambacht.

Een klein atelier op de bovenverdieping van een gerenommeerde boetiek in het Antwerpse. We spreken er af met Rita Meeus, die 25 jaar geleden begon als patronenmaakster. Coupeuse heette dat toen, want Rita volgde het hele proces : van de eerste tekening tot het uiteindelijke model in de juiste stof. Vijf jaar geleden trok Rita de deur achter zich dicht, maar alles ligt er nog bij zoals het toen was : de rollen stof, de dozen vol patronen en de schriftjes waarin ze staaltjes stof vastkleefde en aantekeningen maakte over voorraad en bestellingen.

Drukker gaat het er aan toe bij Elke Hoste, een jonge modéliste die eind 1995 haar eigen bedrijf opstartte. Wat Elke doet, laat zich evenmin vangen onder de term ‘patronenmaakster’, want het omzetten van schetsen van ontwerpers tot prototypes die klaar zijn voor productie is ingewikkelder dan dat. In haar ruime atelier in Antwerpen werken Elke en haar medewerkers tegenwoordig dag en nacht. Ze krijgt veel Belgische ontwerpers over de vloer en net voor de grote zomerdefilés verdringen die zich haast letterlijk voor haar voordeur.

Dat Elke zoveel Belgische ontwerpers als klant heeft, hoeft niet te verwonderen. Ze is een van de weinigen van haar generatie die de stiel van patronen maken nog beheersen. Bovendien gebeurt alles er manueel, zonder computer. Op basis van een schets van de ontwerper tekent ze een patroon, waarmee een eerste versie van het kledingstuk wordt gemaakt van baalkatoen. Aan die toile wordt samen met de ontwerper gesleuteld tot het helemaal goed zit, pas dan wordt het definitieve patroon getekend dat naar de fabrikant kan.

Wat een modelleuse doet, gaat eigenlijk terug tot de essentie van kleren maken : hoe zit een mouw in elkaar, hoe teken je een kraag zodat die technisch goed zit. “Dat was het eerste wat we moesten kunnen toen we leerden naaien”, herinnert Rita zich. “Je moest weten hoe een mens in elkaar zit. Hoe breed zijn de schouders? Hoe verhouden de lichaamsdelen zich tot elkaar. Daar plakten we dan standaarden op : de gemiddelde waarden voor maat 36, 38, enzovoort. Van elk onderdeel van een kledingstuk hadden we basiskaarten liggen : een standaardmouw, een standaardrok. Die tekenden we over op patroonpapier, waar de specifieke details per model werden aangebracht. Als een rok een plooi had, werd het patroon wat opengeschoven. Als het een getailleerd model was, werd alles wat ingesnoerd.”

“Wat we doen, kun je een beetje vergelijken met de plannen van een architect”, vindt Elke. “Elk onderdeel van een kledingstuk wordt op papier gereduceerd tot zijn juiste proporties. Daar zit voor mij de grootste uitdaging : de schets van de ontwerper op de juiste manier vertalen, het kledingstuk in zijn essentie ontrafelen. Je kunt zo’n schets op verschillende manieren interpreteren. De kunst is dan om in de geest te kruipen van de ontwerper en te weten wat hij precies bedoelt. Meestal lukt dat wel. Hoe beter je de ontwerper kent, hoe sneller je weet welke kant hij uit wil.”

Dat ambachtelijke werk kan gerust een hoeksteen van de mode genoemd worden. Zonder het technische vakmanschap had de Belgische mode nooit kunnen worden wat ze nu is. Rita heeft het in haar carrière allemaal zien gebeuren : hoe de jonge Dries Van Noten zich inschreef aan de modeacademie, hoe hij en de andere laatstejaars uitgroeiden tot de Antwerpse Zes. Ze heeft Van Noten zelfs nog geholpen met dat ingewikkelde patronenspel, toen ze zelf in het atelier van vader Van Noten werkte.

Vroeger waren de creaties anoniemer, maar in de grote couturehuizen kon je ook exclusieve stukken kopen die volledig met de hand werden gemaakt. Inspiratie zochten de couturiers in modebladen of bij de grote voorbeelden uit het buitenland. “Mevrouw kwam dan bijvoorbeeld met een foto van een jurk die ze had gezien op een defilé en die ze mits enige aanpassing in haar collectie wou”, vertelt Rita. “Of ze bracht een goedkoop model mee waarin ze iets zag dat ze kon gebruiken. Ik haalde dat dan uit elkaar en legde de stukken op patroonpapier. Door kleine veranderingen aan te brengen, drukten we er toch onze eigen stempel op. Ik herinner me nog de bruidsjurk die we hadden gemaakt, gebaseerd op de trouwjurk van Lady Di. We hadden hier een juffrouw in de zaak die de jurk met allure kon dragen. Ze defileerde er dan mee door de winkel. Wat een succes hadden we daarmee !”

“In die tijd ging mevrouw ook vaak naar Parijs waar ze patronen kocht van grote huizen als Chanel”, mijmert Rita. “Die waren zeer duur, dus kocht ze van elk model maar één patroon. Hier in huis werkten we dat dan uit in alle maten. Of ze bracht stoffen mee, voor exclusieve couturejurken. Maar eigenlijk was alles wat we hier deden een beetje couture : het was geen massaproductie. Van elk model hadden we een tweetal stukken, dat was behoorlijk exclusief allemaal. We maakten ook dingen op bestelling, bijvoorbeeld voor iets zwaardere mensen die in boetieks hun ding niet vonden. En alles gebeurde in huis : van de eerste schets tot het uiteindelijke model in de juiste stof.”

Vandaag liggen de zaken anders. Wanneer Rita met pensioen ging, is ook het huisatelier in stilte doodgebloed. Enkele naaisters voor kleine aanpassingen zijn er nog, dat wel, maar de kleren worden niet meer ter plekke ontworpen. “Met de opkomst van de confectie is dat allemaal weggevallen”, legt Rita uit. “Dat werken op maat hoefde niet meer zo nodig. Wat je vindt in de prêt-à-porter ziet er meestal toch goed uit en alles komt op de markt in diverse maten en lengten. Unieke stukken zijn ook veel te duur geworden. Stel je voor wat een jurk kost die met de hand is getekend en in elkaar gezet. Dat is een eindeloos werk en vandaag moet alles snel gaan. Zeker als de concurrentie naar de lagelonenlanden trekt, is het niet meer haalbaar om daartegenop te boksen.”

Sneller, efficiënter, goedkoper. Economisch gezien houdt het steek, maar het gevaar is groot dat het kind met het badwater wordt weggegooid. Producties worden uitbesteed in het buitenland, de generatie patronenmakers die nog weet hoe een kledingstuk technisch in elkaar zit, verdwijnt. Dat wordt een probleem voor ontwerpers die wel nog persoonlijke stukken maken en hun productie absoluut in België willen houden. Het label ‘Belgisch’ zou er met het wegvallen van het nodige vakmanschap over enkele jaren wel eens helemaal anders kunnen uitzien.

“Dit is inderdaad een uitstervende stiel”, geeft Elke Hoste toe. “Je vindt weinig mensen die het nog kunnen of willen. Dat komt in de eerste plaats omdat er bijna geen goede technische opleidingen meer zijn. De afdeling Mode Maken in Mechelen en de cursus bij de VDAB zijn nog aan het ambacht gewijd, maar dat is het zo ongeveer. De richting Snit en naad in de middelbare school is bedroevend laag van niveau. Leerlingen komen daar terecht omdat ze elders gezakt zijn, zonder dat ze echt geïnteresseerd zijn in het vak. En wie echt het vak wil kennen, zit daar vaak niet op zijn plaats omdat hij geen degelijke vorming krijgt. Bovendien is textiel geen aantrekkelijke sector : de lonen blijven laag en er zijn te veel faillissementen. Veel mensen hebben nog dat beeld in hun hoofd van een groot confectieatelier waar een hoop vrouwen bandwerk zitten te doen. Dat is natuurlijk niet echt hoopgevend.”

“Maar zelfs al kun je alle vooroordelen uit je hoofd zetten, dan nog moet je er helemaal voor willen gaan. Je moet bereid zijn in drukke periodes nachten door te werken. Ik merk dat almaar minder jongeren dat ervoor overhebben.”

Een tekort aan bekwaam personeel zou voor een deel kunnen worden opgevangen door de computer. In fabrieken van grote confectiemerken worden patronen vaak digitaal vervaardigd. Maar Elke Hoste schudt heftig nee. “Bandwerk kan met de computer, inderdaad. Dan passeert er een reeks hemdjes op het scherm en tover je met de muisklik overal een borstzakje bij. Als je voor ontwerpers werkt, lukt dat niet. Hun stukken zitten veel complexer in elkaar. Je moet kunnen sleutelen aan die patronen en desnoods vijf keer opnieuw beginnen tot het goed zit. Het is niet uit nostalgie dat wij hier de computer afzweren, maar puur technisch gezien kan die ons niet helpen. Ook modelleuses uit het buitenland beamen dat : als je met de computer werkt, ziet alles er veel platter uit. De nuances komen minder tot uiting.”

Juist dat knutselen vinden de dames het leuke aan hun vak. Het gevoel deel uit te maken van een creatief proces. Achter de schermen, dat wel, maar zelf willen ze ook helemaal niet op de voorgrond treden. “Ik zou nooit zelf kunnen ontwerpen, ik heb daar de inspiratie niet voor”, zegt Elke. “Het geeft wel een kick om zo’n tekening in handen te krijgen en die om te zetten tot stuk in drie dimensies. Om te zoeken naar oplossingen voor constructies die technisch moeilijk haalbaar zijn. Soms gebeurt het dat ik een schets anders interpreteer dan de ontwerper in gedachten had, maar dat hij mijn vertaling juist goed vindt. Zo heb ik ook mijn eigen inbreng. Eigenlijk vorm je een tandem met die ontwerpers, de samenwerking is zeer intens. Het moet ook echt klikken, anders werkt het niet. Als ik niet achter iemands collectie sta, ga ik het ook niet doen. Dan krijg ik het niet op papier. Je moet helemaal mee in die denkwereld gaan. Als je niet hetzelfde voelt, blokkeer je.”

En dan zijn er de defilés. Dat is telkens opnieuw het ultieme moment, de grote ontlading na maanden hard werken. “Wanneer de stukken voorbijkomen waar je zelf hebt aan meegewerkt, dan vloeien er dikwijls tranen met tuiten”, geeft Elke toe. “Je ziet dat stuk opleven, in de juiste stof en de juiste sfeer. Een grotere voldoening voor ons werk bestaat er niet.”

Ine Renson

“Het is de kunst in de geest te kruipen van de ontwerper en te weten wat hij precies bedoelt. Hoe beter je die kent, hoe sneller je weet welke kant hij uit wil.”

“Het is niet uit nostalgie dat wij hier de computer afzweren, maar puur technisch gezien kan die ons niet helpen. Als je met de computer werkt, ziet alles er veel platter uit.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content