Dank u”, glimlacht het Hollandse meisje naar de winkelierster. “God zal het u vergoeden.” Daarop neemt ze haar boodschappen en maakt ze aanstalten om weg te gaan. “Ja maar, zo niet!” roept de winkelierster. “Eerst betalen!” Het meisje schenkt haar een nog engelachtiger glimlach. “We hebben honger, mevrouw”, zegt ze terwijl ze naar de jongen en het meisje naast haar wijst. “God zei ons hier binnen te gaan omdat hier iemand voor ons zou zorgen.” De middenstandster kraakt een Vlaamse vloek. “Jullie zijn profiteurs”, sakkert ze. Ik, net achttien en nog maar pas alleenwonend in Gent, sta deze scène met een mengeling van verwondering en medelijden te bekijken. “Laat maar, mevrouw,” zeg ik, “ik zal wel voor hen betalen.” “Dank u”, zegt het meisje bij het buitengaan. “Zouden we misschien de nacht bij u kunnen doorbrengen?” Waarom niet? Het zijn vriendelijke tijden en ik heb plaats genoeg. Na het avondeten vragen ze me of ik met hen wil bidden. “Nee,” bedank ik hen, “ik doe dat al een hele tijd niet meer.” Ze dringen niet aan. De volgende morgen, na het ontbijt, nodigen ze me opnieuw uit voor een gebedsstonde. Ik sla de uitnodiging weer af. Ze geven me daarop een nieuwe bijbel en vertrekken, zonder iets te hebben gestolen.

Fast forward nu. Het is halfnegen ’s morgens. Ik zit op het afgeladen veer van Staten Island naar Manhattan. Een man, die ik ken van zien, komt met een beduimelde bijbel in de hand naar me toe. “Good morning,” zegt hij op zalvende toon, “hebt u vanmorgen gebeden?” “Hebt u vanmorgen gevreeën?” vraag ik op dezelfde toon. De man schrikt. “Hoe kunt u zoiets vragen?” stamelt hij. “Uw vraag is even persoonlijk als de mijne”, zeg ik geïrriteerd. “Mijn punt is dat ik niet wil lastiggevallen worden met uw soort vragen.” De gebedscontroleur zal me in de komende jaren geen blik meer gunnen.

Wat is er met het tolerante meisje uit de eerste scène gebeurd? Niets in feite, behalve dat het ondertussen al een hele tijd in Amerika woont waar het om de haverklap op straat en via de media wordt lastiggevallen door fanatieke, arrogante missionarissen.

Nergens ben je veilig. Vanmorgen bijvoorbeeld ben ik aan het fietsen op de boardwalk, een heerlijke plaats langs de zee zonder autoverkeer. Er zijn veel wandelaars. Het is een hete zondagmorgen. Een meisje loopt bijna onder mijn wiel. In plaats van zich te verontschuldigen, zegt ze met een slepend Texaans-accent: “Mag ik u uitnodigen voor een glas koel water en een gebed?” “No, I’m a happy atheist”, zeg ik wat geschrokken van de bijna-botsing. Ik zie nu pas dat het meisje een rode schort aan heeft waar Prayer Station op staat en dat er nog wel vijftien andere roodbeschorte religieuze clowns de schaarsgeklede menigte lastigvallen. Drie anderen zitten achter een tafel met een koelbox, bekertjes en stapels brochures. Achter hen hangt een rood spandoek waar eveneens Prayer Station op staat. Ik rijd wijselijk door.

Heel wat mensen in het noordoosten van de VS zullen deze zomer op gelijkaardige wijze worden overvallen. Enkele aartsconservatieve christelijke groepen uit het diep-religieuze zuiden hebben zich voorgenomen om massaal naar het liederlijke noorden af te zakken voor bekeringswerk. Hoe meer zielen, hoe meer geld in de collecteschaal natuurlijk. Gelukkig hebben die missionarissen het hier niet gemakkelijk. Slechts 16,5 % van ons, koele noorderlingen, zegt een born-again experience meegemaakt te hebben, tegenover 36,5 % nationaal. “Het noordoosten is de moeilijkste streek van het land om bekeringswerk te doen”, zo citeert The Wall Street Journal een muziekpromotor die optredens boekt voor christelijke rockgroepjes. “Daar wonen de meeste intellectuelen en die willen met rust worden gelaten.” Het valt dus te begrijpen waarom de American Atheists Inc. onlangs zijn hoofdkwartier heeft verhuisd van Texas naar New York. “We waren de constante stroom van dreigbrieven en -telefoons beu”, zegt Ron Barrier, de woordvoerder voor de groep. “Sinds we zijn verhuisd, werden we nog niet lastiggevallen. Dit is een beduidend meer verlicht deel van het land.”

Atheïst-zijn in Amerika is niet gemakkelijk. Hoewel kerk en staat volgens de grondwet zijn gescheiden, steekt het opperwezen overal ongevraagd de kop op. De president zegt God bless America als hij zijn volk heeft toegesproken. Bidden in staatsscholen en op politieke bijeenkomsten is voor velen acceptabel. Christenen zijn per definitie steevast good people, maar een atheïst is hetzij wicked, hetzij searching without knowing it. Voor een ter dood veroordeelde die in de gevangenis “Jezus vindt”, komt meteen een campagne op gang om zijn leven te sparen. Maar op welke sympathie zou een moordenaar mogen rekenen die zegt dat hij een atheïst is geworden achter de tralies? En wat te denken van al die mensen die een heiligverklaring willen voor Cassie Bernall, de leerling in Littleton die naar verluidt “yes” zei toen haar moordenaars vroegen of ze in God geloofde en daarop werd doodgeschoten? Bedoelen ze dat iemand zoals ik, die eerlijkheidshalve “no” zou moeten antwoorden, de slachtpartij zou overleven omdat de moordenaars me als een van de hunnen zouden erkennen?

Jacqueline Goossens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content