Een zelfportret begint pas te leven eens het gemaakt is. Op het mijne zit sleet. Letterlijk, want de tijd vreet de polaroid en het leven aan. Onze maatschappij is te veel op leeftijd gebaseerd, vind ik. Ik ben 47, en nu pas heb ik mijn draai gevonden in wat ik doe en ben. Aan het zelfportret kun je ook zien dat ik graag experimenteer. Verschillende formaten, composities en camera’s : ik probeer van alles uit om mezelf te blijven verrassen en niet in clichés te vervallen. De keuze van het fototoestel is cruciaal, zeker als ik op reportage vertrek. Met elke camera fotografeer je anders : met mijn Fuji moet ik letterlijk afstand nemen van mijn onderwerp, met mijn Nikon kan ik er met mijn neus op zitten. Afhankelijk van het toestel zie je de werkelijkheid anders. Werken met die beperkingen is uitdagend.

Mijn reisfoto’s zijn impulsieve snap-shots. Ook modereportages voor bijvoorbeeld Dries Van Noten of Veronique Branquinho hou ik zo spontaan en ongeposeerd mogelijk. Geef mij maar onvoorziene omstandigheden, ik hou van dat onbezonnen, rauwe kantje. Drop me in de donkerste brousse en ik improviseer een reportage, maar laat me alstublieft niks ensceneren. Ik word wel eens gevraagd om ‘spontane reclamebeelden’ te schieten in een fake decor, omdat men weet dat ik een ongedwongen stijl heb. Dat gaat me niet goed af, maar ik kan niet nee zeggen. Ook als ik op reisreportage ben, moet ik vaak in opdracht gelikte foto’s maken van leuke hotels of winkels. Pure ‘lucht’ dus, en dan denk ik wel eens : ‘Waar ben ik mee bezig ?’ Gelukkig kan ik daarnaast ook reportages maken die niet zo vluchtig zijn. In Tokio zagen we bijvoorbeeld onder bruggen tentenkampen vol mislukte zakenmannen die niet meer naar huis durfden gaan, omdat ze ontslagen waren. Helaas komt dat soort echte verhalen minder en minder aan bod in de bladen. Ik lees te veel vrijblijvende stukken en te weinig reportages die er echt toe doen. Frustrerend.

Al van kindsbeen reis ik om buiten te zijn. Niet om in de zon te liggen, maar om indrukken op te doen en échte mensen te ontmoeten. Ik wil geen toerist zijn maar ‘betrokken kijker’. Soms vertrek ik expres onvoorbereid op reisreportage. Dat levert de mooiste beelden op, want dan heb ik op voorhand geen clichés in mijn hoofd. Schoonheid moet je niet altijd willen vastleggen, miserie is even fotogeniek. Lange tijd heb ik die ellende zelfs opgezocht voor reportages. Enerzijds is dat gemakkelijk, want in oorlogsgebieden of vluchtelingenkampen liggen de beelden zo voor het rapen. Anderzijds vergt het een enorm engagement. Maandenlang was Sarajevo mijn tweede thuis. Ik had er vrienden, en mensen kwamen spontaan hun vreselijke verhalen aan mij vertellen. De bewoners waren ontzettend blij dat er pers was. Maar na een tijd werd het incestueus : de media maakten allemaal dezelfde reportages en fotografeerden veelal dezelfde mensen. Veel journalisten waren bang en kwamen nauwelijks hun hotel uit, terwijl anderen in doodsangst hun leven riskeerden. Op een dag kreeg ik telefoon om een reportage te maken in Indonesië. Van het verwoeste Sarajevo naar een chic hotel : die knop omdraaien was lastig. Het gebeurt wel vaker dat ik mezelf wat voorbijloop. Te pas en te onpas trek ik naar het buitenland. Gelukkig heb ik geen kinderen. Als vrouw en fotografe heb ik moeten knokken voor mijn onafhankelijkheid. Ik ben opgegroeid als een braaf meisje in een mannenwereld, maar door hard labeur ben ik nu een gerespecteerde, straffe madam !”

Door Thijs Demeulemeester

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content