De vleessector zit in een overgangsfase en zoekt naar duurzame alternatieven voor de onnatuurlijke massaproductie van de laatste dertig jaar. Terug naar af lijkt geen loze formule meer en krijgt concreet vorm. Maar de consument moet volgen.

Filip Verheyden

In 2001 werden in de lidstaten en tien kandidaat-lidstaten van de Europese Unie 95,5 miljoen runderen, 157,8 miljoen varkens, 116 miljoen schapen, 1,2 miljard kippen en 104,6 miljoen kalkoenen gekweekt. Dat is veel. Voedingsdeskundigen raden een vleesverbruik aan van 100 gram per dag, of zo’n 36 kilogram per jaar. De meeste Europese landen gaan daar ver over, de Europeanen eten veel meer vlees dan nodig is voor een evenwichtige voeding, vaak meer dan 80 kilogram per jaar. In 1996 at de Belg bijvoorbeeld 104,4 kilogram vlees.

Maar ook per hoofd van de bevolking over de hele wereld is de vleesproductie gestegen: van 17,2 kilogram per jaar in 1950 naar 33,4 kilogram in 1995. In het totaal werd in 1995 bijna 200 miljard kilogram vlees geproduceerd, waarvan 80 miljard varkensvlees, 50 miljard rundvlees, 50 miljard gevogelte en 10 miljard schapenvlees.

Volgens statistisch onderzoek groeit de productie in de wereld het snelst in Oost-Aziƫ en in het bijzonder in China. De groei van de consumptie van varkensvlees was in 1995 bijna helemaal toe te schrijven aan China, voor rundvlees meer dan de helft. In India is de productie van kippen gegroeid van 30 miljoen stuks in 1980 naar 300 miljoen stuks in 1995. De Verenigde Staten zijn de grootste rundvleesproducent, met ongeveer een vijfde van de totale wereldproductie en ook voor pluimvee scoren de Amerikanen het hoogst: bijna 14 miljoen ton van de 50 miljoen ton.

Er is in sommige delen van de wereld overproductie en overdadig gebruik van vlees. De vrije handel en de toegenomen industrialisatie leidden tot een daling van de vleesprijzen, waardoor meer en vooral sneller en goedkoper moest worden geproduceerd. Het bekende verhaal van hormonen, antibiotica en andere groeistimulatoren waren het gevolg. Wanneer verschillende crisissen na elkaar uitbreken, kelderen de prijzen helemaal. Rundvlees bijvoorbeeld wordt tegenwoordig bij de producent verkocht tussen 2,11 en 2,35 euro (85 en 95 oude franken) per kilogram levend gewicht. VĆ³Ć³r tien jaar was dat nog ongeveer 2,85 euro (115 oude franken). Dat is een streep door de rekening van de producent die de laatste jaren zijn productiekosten heeft zien stijgen, terwijl de particuliere verkoopprijs daalt. Dat lijkt vreemd als men weet dat de prijzen van basisvoedergrondstoffen als graan met ongeveer dertig procent zijn gedaald. De verhoogde kosten hebben vooral te maken met de toegenomen investeringen bij de producenten en de mestwetgeving. Vroeger werd de veeboer betaald wanneer hij mest verkocht, nu moet hij ervoor betalen.

De drastische prijsdalingen gelden vooral voor de rundvleessector; varkensvleesproducenten boeren beter, tegen een veel constantere prijs. Het vlees dat zij op de markt brengen wordt immers vooral verwerkt-in-bereidingen aangeboden, en minder als vers vlees zoals bij rund. Dat betekent dat de winstmarges veel groter zijn. Ook gevogeltekwekers kunnen voorlopig rekenen op constantere prijzen.

Veel veetelers in Vlaanderen kunnen deze economische wetmatigheden niet langer aan en komen tot het besef dat ze hun productie veel kleinschaliger moeten maken en moeten afzien van de massaproductie. De overheid werkt dat langzaam mee in de hand door onder andere de mestwetgeving en het geven van uitstappremies.

Het idee van een duurzame en kleinschalige veeteelt met een zo gesloten mogelijke kring krijgt daardoor meer en meer vorm. Tot voor enkele jaren waren alleen gedreven pioniers ermee bezig, nu zien veel kwekers zich economisch verplicht kleinschaliger te werken. De biologische veeteelt groeit nog elk jaar, maar heeft volgens kenners geen toekomst in ons land, zeker niet in Vlaanderen. Een ruime leefomgeving is voor de biokweek en zeker voor de biologische runderkweek een van de belangrijkste voorwaarden en die is er niet voldoende in Vlaanderen. De bioproductie blijft trouwens marginaal in Belgiƫ, alhoewel de consument steeds meer voor biovlees kiest in de supermarkten. In 2000 werden in ons land 10.012 biorunderen vetgemest. Dat is 0,57 procent van de totale rundveestapel. Er waren 9702 biomestvarkens of 0,15 procent van de mestvarkensstapel. Biologische legkippen (69.327) vertegenwoordigden 0,56 procent van de totale stapel, vleeskippen waren met 49.937 goed voor slechts 0,2 procent van het totaal aantal vleeskippen in Belgiƫ. Samen waren er begin 2001 163.900 biologisch gecontroleerde dieren in ons land, over alle diersoorten heen: 88.214 daarvan in Vlaanderen, 75.686 in Walloniƫ.

Meer en meer boeren willen het imago van productiezieke vervuiler kwijt en willen opnieuw de oerfiguur worden die gezond voedsel produceert voor de mensen uit zijn onmiddellijke omgeving. Jef Geldof (52) van de vzw Plattelandsontwikkeling werkt daar met de vereniging al meer dan twintig jaar aan. “Wij proberen de groeiende kloof tussen landbouw en samenleving te dichten en streven naar een duurzame landbouw en veeteelt. Dat is niet makkelijk, want het vertrouwen van de consument is volledig zoek. Plattelandsontwikkeling is sinds zijn ontstaan in 1979 voorstander van landbouw en veeteelt waar op een duurzame en gezonde manier voedsel wordt geproduceerd. Dat moet heel lokaal gebeuren, met oog voor de concrete maatschappelijke context van de boer. Wil die het vertrouwen van de bevolking terugwinnen, dan zal hij dat zelf moeten doen en werken aan een persoonlijke relatie met de consument.”

Geldof vindt dat de vleessector en vooral dan de producenten zich in een overgangsfase bevinden. “Iedereen is er wel van overtuigd dat er grenzen zijn aan het experimenteren en naar de hand zetten van de voedselproductie om economische redenen, maar niemand kan op dit moment concrete voorstellen doen. Iedereen zoekt, ook wij.”

Plattelandsontwikkeling was een van de pioniers die in de jaren ’80 al oplossingen probeerde aan te reiken in de hormonenproblematiek. Geldof: “Veetelers kwamen bij ons klagen dat ze niet alleen uitgelachen werden door hun collega’s en in de slachthuizen, maar dat ze tot 495,80 euro (20.000 oude franken) verloren per karkas als ze zonder hormonen wilden kweken. Er kwam ook reactie van de slagers, die vies geworden waren van met hormonen behandeld vlees en hun beroepsfierheid verloren. Zij moesten het vlees echt schoonmaken en vaak donkere, soms verharde en rotte plekken wegsnijden waar de inspuitingen werden gegeven. In 1986 introduceerden wij het label ‘Natuurlijk Hormonenvrij vlees’. Wij zetten zelf een controlesysteem op poten en boden het ter goedkeuring aan de overheid aan. Die reageerde koel en zei dat alle vlees in principe hormonenvrij is omdat het wordt goedgekeurd door het Instituut voor Veterinaire Keuring (IVK). Die houding zie ik voorlopig nog in Brussel. Bepalen hoeveel dieren in ons land worden behandeld met hormonen, antibiotica en andere groeistimulatoren is onmogelijk en dat zal altijd zo blijven. Er zijn wellicht nieuwe middelen op de markt die nog niet traceerbaar zijn in het vlees en ook wanneer men de wachttijden respecteert voor de slachting zijn sommige verboden middelen niet meer vindbaar. Het takenpakket van de hormonenequipes, specialisten die zoals Karel Van Noppen op zoek gaan naar hormonenfraude, is trouwens groter geworden. De keurders moeten nu ook op zoek gaan naar ziekten. Dat leidt tot een verdunning van de opdracht en laat meer ruimte voor fraudeurs om door de mazen van het net te glippen. Toch is er verandering gekomen en zijn de controlesystemen van de overheid zeer verstrengd. BelgiĆ« heeft misschien zelfs het strengste controlesysteem in heel Europa. Het IVK zegt dat er de laatste twee jaar geen gevallen meer zijn gevonden van hormonengebruik, maar toch betekent dat niet dat de hormonenmaffia is uitgeroeid. De technieken zijn veel subtieler geworden, net als in de doping bij sporters. Waar men vroeger in de voor consumptie minst interessante delen van het dier spoot, spuit men nu rechtstreeks en diep in de spiermassa. De keurders in het slachthuis gaan de mooiste stukken niet kapotsnijden op zoek naar hormonenplekken is het uitgangspunt. Maar er bestaan tegenwoordig ook andere systemen om hormonen toe te dienen. Zo zijn er puffers, zoals bij de mens, poeders die men in de voeding oplost en zelfs uitstrijkproducten die men op de rug van het dier smeert, waarna de actieve stof door de huid wordt opgenomen.Veel kwekers zagen zich door de economische realiteit verplicht een deel van hun veestapel met hormonen te behandelen, omdat alleen gezond vlees, van dieren die langzamer groeien en meer voeding verbruiken, te duur is in productiekost en niet voldoende opbrengt. Ook de overheid zit in een overgangsfase en is volop bezig met de uitwerking van controlesystemen voor alle soorten dieren. Sinds de BSE-crisis is het bijvoorbeeld verboden om herkauwers dierlijke eiwitten toe te dienen. Varkens mogen wel nog beendermeel en dergelijke krijgen, maar dan wel enkel van goedgekeurde karkassen. In de konijnenteelt, weliswaar een kleine sector maar toch, is het gebruik van groeistimulatoren bijvoorbeeld voorlopig nog toegelaten. Op Europees beleidsniveau bestaat de tendens om zoveel mogelijk additieven uit de voeding van alle voor consumptie gekweekte dieren te weren, maar er blijkt nog veel werk aan de winkel in de verschillende lidstaten.”

Jef Geldof pleit met verschillende kwekers voor een duurzame en kleinschalige landbouw die door het werken in een zo gesloten mogelijke kring en met aandacht voor het welzijn van de dieren los staat van deze problematiek. Sinds de dioxinecrisis gaan meer en meer boeren zelf hun voeders kweken en weigeren ze nog krachtvoer aan te kopen bij veevoederproducenten. Ze kopen ook geen jonge dieren meer aan, maar fokken zelf en laten zelf slachten. Dat betekent in de meeste gevallen een stijging van de productiekost van 15 tot 20 procent. Alle kwekers in dit nummer van Weekend Knack zijn voorbeelden van de nieuwe filosofie. Wil de consument producenten als deze een kans geven, dan moet hij zijn koopgedrag veranderen: minder maar beter Ć©n duurder vlees eten.

Plattelandsontwikkeling vzw, Nieuwevaart 117, 9000 Gent. 09-233 51 51.

Ruimte is voor de biologische runderkweek een van de belangrijkste voorwaarden en die is er niet voldoende in Vlaanderen.

Tot voor enkele jaren waren alleen gedreven pioniers ermee bezig, nu zien veel veekwekers zich economisch verplicht kleinschaliger te werken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content