‘Mijn kans op genezing is nul komma nul’

© Fred Debrock

Zes jaar geleden kreeg ze van de neuroloog haar diagnose : kwaadaardige hersentumor. Toch is Jessy Borremans (36) een gelukkige vrouw. “Ik probeer er niet elke dag aan te denken. Anders word ik depressief.”

Omdat ik geen idee heb hoe fris ik woensdag zal zijn, lijkt het me beter dat ik je nu al iets bezorg. Zo ben ik zeker dat ik de dingen die ik je wil vertellen niet vergeet.” Zo begint het berichtje van Jessy in mijn mailbox. Wat volgt, is een stroom van woorden en zinnen over hoe haar leven en dat van haar gezin voorgoed veranderd is. Over achteruitgaan en vooruit durven kijken, of soms net niet. Over willen werken en willen doorgaan, maar niet altijd kunnen. Enkele dagen later ligt de uitgeprinte versie naast haar computer, op reikafstand van de tafel waaraan we zitten. Als geruststelling, zegt ze. “Nu ben ik vrij helder, maar het kan zijn dat ik straks niet meer goed uit mijn woorden raak. Dan kan ik teruggrijpen naar wat ik had opgeschreven.”

Het was december 2010 toen Jessy op een ochtend met de auto naar haar werk vertrok. Traag, want het had gesneeuwd. Onderweg kreeg ze uit het niets een epilepsieaanval. De ambulance bracht haar naar het ziekenhuis, waar ze verdwaasd wakker werd. Dezelfde avond stond de neuroloog aan haar bed. Diagnose : een kwaadaardige hersentumor.

“Het was zo onwerkelijk. Ik was net dertig geworden. Onze oudste dochter Emma zat in de derde kleuterklas, Selène was amper twee. Mijn man Stefan en ik waren twee gezonde, gelukkige mensen. Onze toekomst stortte in elkaar. Ik weet niet hoe ik die eerste weken ben doorgekomen, het was een verschrikkelijke periode.”

Storm in het hoofd

De statistieken gaven Jessy niet veel hoop. Eén of twee jaar, misschien. Zes jaar, een operatie en een reeks bestralingen later is Jessy er nog steeds. De kankercellen houden zich koest, maar voor hoelang weet niemand. Zij niet, de dokters niet. Het enige wat vaststaat, is dat de kanker zal terugkomen. “Mijn kans op genezing is nul komma nul. Vroeg of laat zal ik aan de kanker overlijden.” Ze spreekt de woorden rustig uit. Wat voor buitenstaanders een ondraaglijke gedachte lijkt, is voor haar deel geworden van haar dagelijks leven. “Ik denk er niet elke dag aan. Als je dat wel doet, word je depressief.”

Toch knaagt het soms, en de laatste maanden steeds meer. “Bij elke controle hoor ik dat ik er rekening mee moet houden dat de kanker zal terugkomen. Mijn oncoloog windt er geen doekjes om : ik zal op een dag slecht nieuws krijgen, waarschijnlijk op een moment dat ik het niet verwacht. Hij drukt me elke keer met mijn neus op de feiten. Ik probeer niet te klagen, maar het beangstigt me wel. Ik weet dat het niet rustig zal blijven in mijn hoofd.”

Ze heeft altijd gezegd dat ze haar leven niet eindeloos wil rekken. Dat ze liever kiest voor kwaliteit dan voor kwantiteit. “Ik heb al lotgenoten de strijd zien verliezen. Dat blijft bij. Maar als ze me morgen zeggen dat de kanker terug is, weet ik niet wat ik zal doen. Wil ik alles doen om te blijven leven, of pak ik mijn boeltje om met mijn gezin te gaan genieten van de tijd die we nog hebben ? Ik kan het niet zeggen.”

Moeilijker dan met de gedachte aan herval, heeft ze het met de gevolgen van de storm in haar hoofd. Het lijstje van dingen die de kanker van haar heeft afgenomen, is lang. Jessy was een bevlogen werknemer op de dienst ledenverdediging van de Christelijke Mutualiteit. Nu werkt ze halftijds in dezelfde functie, met minder verantwoordelijkheden. Een stap terug omdat het moest, niet omdat ze wilde. “Het laatste jaar zijn mijn concentratievermogen en mijn kortetermijngeheugen achteruitgegaan. Nu raak ik goed uit mijn woorden, maar soms is mijn uitleg heel onsamenhangend. Mijn geheugen laat me almaar vaker in de steek. Ik moet alles opschrijven, ik kan gewoon veel slechter onthouden. Onlangs moest ik op gesprek bij de adviserend geneesheer op mijn werk. Ik had gevraagd om opnieuw een halve dag meer te komen werken, maar hij vond dat geen goed idee. Toen hij de motivatie voor zijn beslissing begon uit te leggen, ben ik in tranen uitgebarsten. Ik begreep wat hij zei, maar wist dat ik het onmogelijk zou kunnen navertellen aan mijn collega’s of aan Stefan. Op zo’n moment kan ik me echt dom voelen.”

Ligt de oma van een collega in het ziekenhuis, dan zet Jessy in haar agenda dat ze de volgende dag moet vragen hoe het met haar is. “Anders vergeet ik het, en dat wil ik niet. Ik ben altijd heel bezorgd geweest om anderen. Ik zou het vreselijk vinden als mensen denken dat ik niet geïnteresseerd ben in hun leven.”

Ze is heel snel moe en vecht elke dag tegen de hoofdpijn. “Harde geluiden of fel licht kan ik niet meer verdragen. ’s Avonds autorijden of een drukke winkel binnengaan, is voor mij echt uitputtend. Op het werk moet ik het daglicht soms buitenhouden omdat het te sterk is. Gelukkig zijn mijn collega’s begripvol wanneer ik de lamellen aan mijn kant weer eens dichtdoe.”

Spontaniteit kwijt

Een hersentumor is een ingrijpende ziekte, zegt ze. Je hersenen, dat ben je zelf. Ze vertelt het verhaal van een lotgenoot die niet meer kon samenleven met zijn gezin omdat de tumor hem zo veranderd had. ’s Avonds at hij thuis bij zijn vrouw en kinderen, daarna ging hij terug naar zijn eigen appartement, verderop in de straat.

“Zo erg is het bij mij niet, gelukkig. Maar voor mijn man en dochters is het niet altijd gemakkelijk. Door de constante vermoeidheid ben ik veel prikkelbaarder. Soms vlieg ik uit als de kinderen ruziemaken, omdat de drukte me te veel wordt. Twee seconden later denk ik : Borremans, was dat nu echt nodig ?”

Ze is niet meer dezelfde Jessy. “Vroeger ging ik graag op stap met vriendinnen. Ik was een plakker, op feestjes wilde ik altijd tot het laatste blijven. Ik maak nog altijd graag plezier, maar het is anders. Ik ben een groot stuk van mijn spontaniteit kwijt. Ik voel me soms een ijskoningin, terwijl ik vroeger zo’n zotte doos was. Ik heb structuur en routine nodig. Loopt iets niet zoals gepland, dan sla ik in paniek.”

Wat vroeger vanzelf ging, vraagt nu meer energie dan ze heeft. “Ik wil vooruit met mijn leven, weer alles aankunnen, maar dat lukt niet. Ik moet voortdurend doseren, loop de hele tijd tegen mijn eigen grenzen aan. Dat blijft moeilijk om te aanvaarden.”

Ze duikt nog altijd graag in haar vriendenkring, maar geniet ook van alleen zijn, iets wat ze vroeger niet kon. “Het huis voor mezelf, een beetje rommelen en wat naar buiten staren. Het soort alleen zijn dat niet eenzaam of verdrietig is, maar zalig. Als ik de stilte opzoek, voel ik veel beter hoe het met me gaat. Jammer genoeg lukt me dat te weinig.”

Ook buiten komt ze tot rust, alleen of met haar man en kinderen. In de kerstvakantie trekken ze tien dagen naar Tenerife, waar ze een klein appartement hebben gehuurd. Wandelen, de natuur opzoeken. Meer moet dat niet zijn.

“Mijn man is geen prater, nooit geweest. Als we gaan wandelen, hoeft dat ook niet. Stefan is mijn belangrijkste steunpilaar. Onze relatie heeft het niet gemakkelijk gehad, maar uiteindelijk hebben we een manier gevonden om er voor elkaar te zijn. Stefan is niet de man van de grote emoties. Hij heeft er gelukkig geen moeite mee dat ik troost zoek bij mijn beste vrienden en collega’s. Zij vinden de juiste woorden op het juiste moment.”

Haar meisjes, Emma en Selène, zijn intussen elf en acht. Ze spelen pingpong en korfbal, lezen muisstil een stripboek wanneer mama moet rusten en weten wat ze moeten doen als mama flauwvalt.

“Vroeger leefde ik voor mijn job. Emma en Selène zaten als eersten in de opvang en gingen als laatsten weer naar huis. Ik was veel te veel bezig met mijn carrière. Nu koester ik elk moment met mijn kinderen. Omdat ik minder werk, heb ik meer tijd voor mijn gezin. Het is het enige waar ik de kanker dankbaar voor ben.”

Over de tijdbom in haar hoofd is ze eerlijk tegen haar dochters. “We praten er niet alle dagen over, maar ze weten dat mama terug ziek kan worden en dat ik dan misschien niet meer zal genezen. Als dat nieuws ooit komt, zal dat uiteraard een harde boodschap blijven, maar wel minder onverwacht.”

Gelukkig en tevreden

Er is een ‘voor’ en ‘na’ in het gezin van Jessy. De toekomst was zorgeloos en eindeloos voor de kanker zich in haar hoofd nestelde. Nu telt alleen vandaag.

“Ik probeer het een plaats te geven. Ik probeer bewuster in het leven te staan en te genieten van kleine dingen, en vooral niet te verlangen naar wat was. Ondanks mijn ziekte ben ik een gelukkige en tevreden vrouw. Kanker is zwaar, maar je kiest nog altijd zelf hoe je ermee omgaat. Als de nabehandeling niet blijft werken, wil ik geen spijt hebben dat ik het leven aan mij heb laten voorbijgaan.”

Mooie woorden, maar de praktijk is vaak moeilijker. De mallemolen van het dagelijkse leven is gulzig.

“In het begin verzet je je daartegen. Ik had mijn doodvonnis gekregen, ik moest en zou profiteren van elk moment dat mij nog restte. Maar voor je het weet, loop je weer mee in de ratrace. De kinderen moeten naar school of de sportclub, de boodschappen moeten gebeuren, de ontbijttafel moet opgeruimd worden … Intussen glipt de tijd razendsnel door onze vingers. Daar heb ik het steeds lastiger mee.”

Plannen maken

Met de jaren komt ook de dood dichterbij, en niet alleen voor haarzelf. “Ik ben voor een groot stuk opgevoed door mijn grootmoeder. Vorig jaar werd bij haar alzheimer vastgesteld. Mijn moe was een sterke vrouw die altijd voor mij gezorgd heeft. Nu zorgen wij voor haar. Ik heb het er heel moeilijk mee om haar te zien aftakelen. Met mijn eigen eindigheid heb ik meer vrede.”

De fotograaf belt aan. De uitgeprinte papieren liggen nog altijd naast de computer. Ze zijn niet nodig geweest, Jessy wist perfect wat ze wilde zeggen. We praten nog even over Schotland, waar ze volgende zomer misschien met haar gezin de bergen wil gaan opzoeken. Plannen maken helpt om niet te verlammen. Op weg naar het station denk ik aan het refrein van een bekend nummer dat ze in haar voorbereiding op ons interview geciteerd had. Neergepend door Jessy klinken ze plots helemaal anders dan uit de mond van Jon Bon Jovi. It’s my life. It’s now or never. I ain’t gonna live forever. I just want to live while I’m alive.

Tekst Lien Lammar & Foto’s Fred Debrock

“Ik probeer bewuster in het leven te staan, en vooral niet te verlangen naar wat was”

“Ik voel me een ijskoningin, terwijl ik vroeger zo’n zotte doos was”

“Nu raak ik goed uit mijn woorden, maar soms is mijn uitleg heel onsamenhangend”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content