Mijn factor is nul

Tussen de festivals en het afwerken van zijn live-dvd door, was Piet Goddaer alias Ozark Henry een opgemerkte gast op defilés van Louis Vuitton en Dries Van Noten. “Ik hou van kleren die karakter hebben en van materialen die tegen een stootje kunnen. De tijd moet er zijn tanden in kunnen zetten.”

De dvd Easter Sunday : Live at the Ancienne Belgique, Brussels uit op 24/10 bij Sony BMG. In concert : 1/12 Koninklijk Circus, Brussel, 4/12 Casino Kursaal, Oostende, 7/12 Capitole, Gent en 8/12

Koningin Elisabethzaal, Antwerpen.

Piet Goddaer hoest zich door de soundcheck in het TMF-Café in Lint. Al drie keer heeft hij een optreden voor de muziekzender moeten annuleren. Twee keer om agendaredenen, één keer omdat hij de ligamenten van zijn knie had gescheurd. Ondanks de bronchitis die hem vandaag plaagt, durfde hij geen vierde keer forfait te geven. Wanneer de klank naar wens staat afgesteld, trekken we ons terug in een rookvrije kleedkamer, zijn stem moet toch een beetje gespaard worden. Na wat paardenmiddelen tot zich te hebben genomen, is hij all ours. Al worden we af en toe onderbroken door zijn entourage, dat op zoek is naar een waterkoker. Na het gesprek en de fotosessie wil de West-Vlaming namelijk nog hete eucalyptusdamp inhaleren, alvorens het TMF-podium te bestijgen.

Met twee projecten sluit Goddaer dit najaar een decennium Ozark Henry af. Binnenkort verschijnt de live-dvd Easter sunday : Live at the Ancienne Belgique, Brussels, tegen het einde van 2005 volgt een tournee langs de grote zalen met pluchen zitjes. Hij zal voor die gelegenheid zijn jongste en met platina bekroonde cd The Sailor not the Sea integraal vertolken, aangevuld met een best of, om op de voorbije tien jaar terug te blikken. Net als bij de vorige theatertournee belooft hij zijn nummers binnenste buiten te keren, met dit verschil dat hij nu een uitgebreider begeleidingsgroep achter zich zal hebben staan. In dit vormelijk experiment mag je een voorbode zien van de koers die hij voortaan zal varen. “Minder samples en meer schrappen”, wordt het motto van de toekomst.

Staat u na tien jaar waar u gehoopt had te staan ?

Piet Goddaer : Veel verder. Je kunt na tien jaar evengoed nog zitten knokken om een eerste plaat uitgebracht te krijgen – dat is niet eens een onrealistisch scenario. Ik heb een moeilijke start genomen, maar de tweede helft liep fantastisch.

Zo’n hindernissenparcours in het begin, hoort dat er niet gewoon bij ?

Dat is zeker gezond, ja. Het geeft je meer realiteitszin. Het zorgt er ook voor dat je meer geniet wanneer het succes eindelijk komt. Deze zomer, met optredens op Rock Werchter én Pukkelpop, heb ik alles goed geabsorbeerd. Natuurlijk krijg je hier en daar ook negatieve kritieken, maar daar ga je niet aan dood. Ik kan voor mezelf de betekenis van die festivalconcerten goed plaatsen, wat anderen er ook van mogen denken.

Is het u ook al opgevallen dat reportagemakers van programma’s als Man bijt hond en Het leven zoals het is steeds vaker uw muziek onder hun filmpjes zetten ?

Dat is al zo’n vier jaar aan de gang, sinds de release van Birthmarks. Ik kan niet ontkennen dat mijn muziek zich tot die doeleinden leent. Als ik carrièregewijs één droom heb gehad, dan is het dat mijn songs een eigen leven zouden gaan leiden. Het is geestig om op tv flarden van Ocean, Vespertine en La Donna è Mobile op te vangen.

Weten de reclamejongens u intussen ook al te vinden ?

Ja. Als het product me aanstaat, sta ik daar niet weigerachtig tegenover. Toen Foster Parents me bijvoorbeeld benaderde, hapte ik toe. Met een spotje wilden ze mensen aanmoedigen om een kind te adopteren. Give yourself a Chance with me leek me daar een heel toepasselijk liedje voor.

Wat is de vreemdste aanbieding die u de jongste jaren gekregen hebt ?

Een acte de présence op een begrafenis. Let wel, zónder een noot te zingen. Iemand vroeg me om tijdens de dienst naar voren te wandelen, tot bij de kist, even rond te kijken en dan weer weg te gaan. Met alle respect voor die mensen, die ik trouwens niet eens kende, maar dat was toch wel een héél bizarre vraag.

Is het u al ter ore gekomen dat songs op begrafenissen worden gespeeld ?

Ja. Ook op trouwfeesten trouwens. Sweet Instigator en Word up zijn al tot klassiekers op huwelijken uitgegroeid. Soms komen mensen bij me aankloppen met de vraag waar de naam Ozark vandaan komt ( van de Ozark Mountains, een Amerikaanse bergketen) omdat ze hun kind zo willen noemen. Blijkbaar moet je bij de aangifte van een geboorte bij de dienst Bevolking de achtergrond en betekenis van een naam kunnen schetsen, om negatieve connotaties te vermijden. Intussen moeten er dus al enkele Ozarkjes rondlopen. ( lacht) Gek, toch ?

Hebt u lang geaarzeld toen Dries Van Noten vroeg om een defilé van hem live te begeleiden ?

Omdat ik Dries ken als een integer mens en het een unieke kans leek, heb ik meteen ‘ja’ gezegd. Hij stelde voor om mijn eigen muziek te brengen, samen met het orkest van de Vlaamse Opera : een heel aangename ervaring.

Wederzijdse fans ?

Dat is zo, ja. Ik draag wel eens iets van hem. Vroeger niet – toen kon ik me dat nog niet permitteren. ( lacht)

U hebt ook een redelijk stevige connectie met Louis Vuitton. Hoe is die band gegroeid ?

Marina De Smedt, directeur Louis Vuitton België, heeft me enkele jaren geleden uitgenodigd op een diner van Louis Vuitton. Ik ben er puur uit sympathie naartoe gegaan, al kende ik er toen nog niemand. Ze hadden nog interessante gasten geïnviteerd, zoals Jan Hoet, die ik ook wel eens wilde ontmoeten. Het was een informeel privé-feestje. Het was duidelijk dat ze me niet vroegen om met mijn naam te kunnen uitpakken. Het werd een amusante avond. Al snel bleken we passies voor sigaren en lekker eten te delen. Sindsdien ben ik er zo’n beetje kind aan huis. Ik heb een goed contact met die mensen en ben naar hun modeshows in Parijs gaan kijken.

Intrigeert de modewereld u ?

Het is mij vooral om de omgang met die mensen te doen. Ik ben er zeker niet op uit om te ontrafelen hoe die modewereld in elkaar zit. Al moet ik toegeven dat ik graag van andere milieus proef. Nu ik dat milieu wat beter ken, moet ik vaststellen dat het niet zo gek verschilt van het muziekwereldje of een andere artistieke microkosmos. In elk wereldje waar creativiteit mee gemoeid is, moet je weten hoe je je organiseert en hoe je je creatie moet laten renderen. En de ene is daar meer integer en meer bedreven in dan de andere : dat geldt zowel voor de mode als voor de muziek.

Veel mannen worden gekleed door hun vrouw. U niet ?

Nee. Mode interesseert me en ik heb er een duidelijke smaak in, maar ik wil het belang ervan nu ook weer niet overschatten. Moest ik verplicht worden elke dag een overall te dragen, het zou geen invloed hebben op mijn gemoedstoestand. Het blijft toch een luxeproduct, hé. Mooie kleren zijn als desserts : het is leuk meegenomen, maar als het zonder moet, is dat geen ramp. Echt shoppen, doe ik niet graag. Als er een nieuwe collectie binnenkomt van een merk dat ik graag zie, zoals Diesel, ga ik meteen een kijkje nemen en haal ik eruit wat me aanspreekt. Dat is een efficiënte manier van aankopen doen. Als ik de ene na de andere boetiek moet afschuimen, ben ik na een halfuurtje al moe.

Omschrijf uw smaak eens.

Waar ik naar kijk, zijn de kwaliteit en de houdbaarheid van het materiaal. Het moet karakter hebben. Ik heb graag kleren waar de tijd zijn tanden in kan zetten. Hoe versletener een kledingstuk, hoe moeilijker het me valt om er afstand van te nemen. Hetzelfde geldt voor interieurs. Ik vind : op een houten vloer moet je een heel leven kunnen lopen. Met je eigen voeten laat je de sporen van de tijd op het parket na. Je moet zién dat je erop geleefd hebt. Ik kies voor degelijke materialen omdat die tegen een stootje kunnen. Daarom hou ik bijvoorbeeld van ruw leer met een sterke geur.

Bent u ijdel te noemen ?

Iedereen is in zekere mate ijdel. Maar als ik goed rondkijk, stel ik vast dat het met mij eigenlijk nog best meevalt. De meeste artiesten zijn ijdeler dan gewone mensen. Ze willen gezien worden en in the picture staan. Dat verklaart het succes van Idool en Star Academy. Het gros van de kandidaten in zo’n wedstrijd stelt de vraag : “Wanneer schijnen de spots op mij ?”, niet : “Hoeveel talent heb ik ?” Dat soort ijdelheid heb ik nooit gehad. Als ik moet optreden of op tv kom, zal ik zeker op mijn voorkomen letten – ik koester nu ook weer niet de ambitie om van nonchalance mijn imago te maken. Vaak word ik erop aangesproken dat ik teenslippers draag. Ik vind het gek dat mensen dat opmerken. Wat voor schoenen dragen muzikanten ? Ik zou het niet weten.

Ze dragen boots, Piet.

Eerlijk, ik let er nooit op hoe iemand gekleed loopt.

Hoe is het om uzelf op de cover van een magazine te zien ?

Dat heeft toch iets speciaals, hoor. Zo lelijk zijn en de cover van een blad halen : je moet het toch maar kunnen ( lacht). Het moet sommigen toch moed geven, al zal het bij anderen dan weer net afgunst losweken. Intussen ben ik er al aan gewend foto’s van mezelf te zien, maar in het begin vond ik mezelf er heel curieus uitzien. Toen ik de beelden van de live-dvd zag, viel me op dat ik soms compleet belachelijke grimassen trek. Ik ben me eigenlijk niet zo bewust van mijn look. Artiesten die dat wel zijn, hebben het volgens mij niet gemakkelijk.

Misschien bent u niet mooi naar de gangbare normen, maar u hebt, net als uw favoriete kleren en vloeren, een karaktervol uiterlijk.

Als je het zo bekijkt, val ik inderdaad nog wel mee. Ik heb genoeg littekens. Op dat vlak kan ik de vergelijking met een goed doorleefde parketvloer wel doorstaan ( lacht). Pas op, ik ben tevreden met mezelf. Ik ben zeker niet gefrustreerd. Mocht ik bijvoorbeeld mijn neus wat rechter laten zetten, dan zou ik daar niet gelukkiger door worden. Maar ik ben realistisch : een toonbeeld van esthetica ben ik niet bepaald.

Hoeveel punten op een schaal van tien zou je jezelf geven als performer ?

Hangt ervan af wat je bedoelt met een performer. Als zanger/muzikant verdien ik toch wel een 8 op 10, zeker als met hart en ziel spelen een criterium is in de puntentelling. Als het draait om demagogie en de clown uithangen, dan moet ik mezelf een nul toekennen. Het is echter nooit mijn bedoeling geweest om een show op te voeren. Er staat bij mijn weten op een affiche ook nooit aangekondigd dat je een showperformance zal krijgen. Mijn drive ligt in de muziek. De muziek op zich moet de mensen entertainen. Of mijn songs goed overkomen, dát houdt me bezig. Ik sta mezelf niet te verkopen. Ik heb te veel respect voor het publiek om hen te vragen in de handen te klappen. Als ik zelf in de zaal sta en ik hoor een artiest leuzen scanderen, dan is míjn reactie in ieder geval : “Houdt die mij voor een dommerik ?” Nee, als volksmennerij de essentie van optreden is, ben ik grandioos gezakt. Mijn X-factor is nul. ( lacht)

Uw vader is een gerespecteerd klassiek componist. Zat u van kleins af al in concertzalen ?

Heel sporadisch ging ik mee. Als hij een orkest dirigeerde, was ik vol bewondering. Ik zag de muziek als een enorm beest. Dat hij in staat was dat te temmen, fascineerde mij.

Uw moeder is vroeg gestorven. Welke impact had dat op het gezin ?

We moesten op internaat. Door haar dood is ons gezin nóg vaster aan elkaar gaan hangen. We waarderen elkaar nu op een bewustere manier.

Het verlies van uw moeder hebt u nooit een trauma genoemd. Hoe komt dat ?

Waarschijnlijk is het in zekere zin een trauma gewéést, maar intussen is het al zo’n twintig jaar geleden. Ik leef al langer zonder moeder dan ik haar gekend heb. Dat neemt natuurlijk niet weg dat zo’n verlies een impact heeft.

Marcel Vanthilt is momenteel een boek aan het schrijven over zijn vader. Dat is zijn manier om het leven van een man die hij nauwelijks gekend heeft te reconstrueren. Begrijpt u die reflex ?

Oh ja, die wil om te achterhalen wie mijn moeder was, heb ik altijd gehad. Er blíjven nog blanco’s. Ik mis veel details. Gelukkig praat ik met mijn vader nog veel over mijn moeder. Ik heb al bij al een vrij goed beeld van haar – echte geheimen heeft ze niet meer voor mij. Actief de leemten proberen op te vullen, zoals Marcel Vanthilt doet, lijkt me een moeilijke opgave. Als ik met anderen praat over mijn jeugd, merk ik hoe herinneringen na verloop van tijd een heel andere kleur krijgen. Ik weet niet wat voor verhaal ik zou krijgen als ik via getuigenissen de hiaten zou willen invullen. Ik hecht te veel waarde aan objectiviteit om aan de hand van ‘vreemden’ het verhaal van iemand, die heel dicht bij mij staat, te reconstrueren. Ze zullen het onvermijdelijk een persoonlijke draai geven. Het is trouwens pas met de erkenning van de voorbije drie jaar dat ik besef hoe groot onze familie is. Neven die ik nooit eerder gezien heb, komen me na optredens plots opzoeken. Stel dat ik met hen over mijn moeder praat, hoe kan ik toetsen dat wat ze zeggen dé waarheid is ?

Van uw vader hebt u het muzikale talent geërfd, maar weet u ook wat u van haar hebt ?

De gevoelige huid. Hoe raar het ook klinkt – ik beschouw haar namelijk als een heel mooie vrouw : ik erfde vooral haar fysiek. Ik heb een zwartwitfoto van toen ze jong was, waarvan velen denken dat ik erop sta. Qua karakter en levensvisie heb ik meer van mijn vader : de berusting, het relativeringsvermogen. We liggen elkaar heel goed.

U schrijft vlot en véél muziek. Gebeurt het wel eens dat tijdens een onderonsje met vrienden uw gedachten even afdwalen omdat u een inval krijgt ?

Dat gebeurt. Zelf vind ik dat ronduit gênant. De meeste vrienden kennen me al lang en zijn dat intussen gelukkig al wat gewend. Als een idee mijn hoofd binnen komt waaien, pik ik niets meer van het gesprek op – ik kán dat niet onderdrukken. Ik moét mezelf dan helemaal afsluiten. Ik schrijf niet alleen steeds sneller, het songmateriaal wordt bovendien almaar solider, merk ik. Waren mijn vorige platen tijdsopnamen, dan is The Sailor not the Sea veeleer een blijver. Ik ben wat blij dat dit album zijn publiek gevonden heeft. Omdat ik net Novastar had geproduceerd, waarbij nagedacht moest worden over het publiek dat we wilden bereiken, kon ik als een reactie daarop bij The Sailor not the Sea enkel nog op mijn eigen gevoel afgaan. Dat die cd dan toch platina haalt, vind ik super. Ik maak me wel eens bedenking : was The Sailor not the Sea mijn debuut geweest, ik zou het niet aan de straatstenen kwijt zijn geraakt. Dat onverwachte succes was wellicht het mooiste moment in die tien jaar. Het voelde als een beloning.

wie is Ozark Henry?

Piet is de zoon van de gelauwerde componist/arrangeur Norbert Goddaer uit Kortrijk. Het bleek al snel een soort wonderkind : op zesjarige leeftijd leerde hij al piano en saxofoon spelen, om even later de muziekschool toch een tijdlang in te ruilen voor de tekenacademie. Toen hij op zijn zestiende een elektrische gitaar cadeau kreeg, was er geen houden meer aan en richtte hij met zijn broer zijn eerste groep op, Church Of The Nemesis. Toen Word, de hiphopuitloper daarvan, doodbloedde, vond Piet de tijd gekomen om in zijn eentje de strijd aan te gaan.

Het elektronische, vrij experimentele Ozark Henry-debuut I’m seeking something that has already found Me (1996) werd al meteen door niemand minder dan David Bowie geprezen, al had dat – om het zacht uit te drukken – weinig weerslag op de verkoop. Na het iets organischer album This last warm Solitude (1998) volgden enkele weirde kronkels : Goddaer vond er niet beter op dan aan het succes van de dancesingle This is Love (die hij samen met Richard 23 van Front 242 onder de dekmantel LaTchak uit bracht) het compleet dwarse jazzproject Sunzoo Manley te breien. Puur economisch bekeken, was het dus terug naar af.

Voor de cd Birthmarks (2001) kreeg hij niettemin voor het eerst een meer dan behoorlijk budget, waardoor hij zich een gospelkoor, een batterij blazers en de medewerking van het Audrey Riley Octet kon veroorloven. Ozark Henry ontsnapte eindelijk aan de marginaliteit, wat de makers van de tv-serie Sedes & Belli ertoe inspireerde bij hem aan te bellen voor de score. Zijn recentste cd, The Sailor not the Sea (2004), kwam tot stand na een trip voor Artsen Zonder Grenzen naar Zuid-Afrika. In de studio kreeg Goddaer schoon volk als Jah Wobble (ex- PiL) en Jaki Liebezeit (ex- Can) over de vloer. Net als Birthmarks bleek The Sailor not the Sea een commercieel schot in de roos. PVD

Door Peter Van Dyck / Foto’s Charlie De Keersmaecker

“Iemand die ik niet eens kende, vroeg me ooit acte de présence te geven op een begrafenis. Dat was wel héél bizar.”

“Mooie kleren zijn als desserts : het is leuk meegenomen. Maar als het zonder moet, is dat geen ramp.”

“Als een idee mijn hoofd binnen komt waaien, pik ik niets meer van het gesprek op. Ik moét mezelf dan helemaal afsluiten.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content