MIJN BRUSSEL
Twee fotografen en twee briefschrijvers portretteren op treffende wijze hun thuisstad.
DE FOTOGRAFEN
Tina Herbots (22) studeert film aan Sint-Lukas en maakt ondertussen furore als fotografe. Ze was in het verleden al huisfotografe voor Ancienne Belgique en FM Brussel, vandaag werkt ze voor Bruzz. Ze woont in Sint-Gillis.
Kurt Deruyter (44) onderzoekt de stad via zijn foto’s. Vorig jaar bracht hij Halfway Home uit, een fotografieboek over het leven van migranten in de Brusselse aankomstwijken. Voor een nieuw boek neemt hij momenteel de kanaalzone onder de loep. Kurt woont in Brussel.
DE BRIEFSCHRIJVERS
Judith Vanistendael (41) is striptekenares en illustratrice. Ze groeide op in Brussel en woont vandaag in Molenbeek. In juni komt haar nieuwe strip Mikel uit, over terrorisme in Baskenland.
Hilde Van den Bulck (49) is professor Communicatiewetenschappen aan de Universiteit Antwerpen. Ze woont in Brussel, maar verblijft een jaar in New York tijdens haar periode als Visiting Scholar aan de Annenberg School for Communication.
Mijn Brussel,
Een hart onder de riem vanuit New York en een belofte van een Milleke*, dat is de opzet van deze brief. Je weet dat ik voor mijn werk een tijdje in de city of blinding lights verblijf, maar natuurlijk ben jij – mijn thuis – vaak in mijn gedachten. Sinds 22 maart meer dan ooit.
Die dag werd ik om 4 uur ’s ochtends wakker gemaakt door mijn man (een nachtraaf Brussel waardig) met het nieuws van de aanslagen. Dagenlang zat ik aan de pc gekluisterd, op zoek naar informatie. Ik kreeg spontane huilbuien, triest om de onschuldige mensenlevens, het nodeloze geweld, de aanval op ‘mijn’ stad. De universiteit waar ik tijdelijk onderdak heb, vroeg om een presentatie over Brussels as a Failed City. Een dolk in mijn en jouw hart.
Geboren en getogen Brusselaars wrijven mij soms goedmoedig aan dat ik maar een Zinneke ‘in opleiding’ ben, want een inwijkeling : een Nederlandstalige Belg die vijftien jaar geleden met haar vriend besloot om van Vlaanderen naar het IJzerplein te verhuizen.
Mijn Antwerpse collega’s begrepen niet goed waarom ik liever in Brussel dan in ’t Stad wilde wonen. Ik moet dat aan jou – de enige échte stad in België – niet uitleggen. We waren dolenthousiast om deel te worden van een bruisende, hyperdiverse stad die nooit slaapt. De ingeslagen autoruiten, het zwerfvuil, de norse metrogezichten en het politieke kluwen namen we erbij.
Sommige bewoners noemen jou een lastig lief. Zo zie ik je niet. Een lief kan je dumpen, maar eenmaal door jouw magie bekoord, kan je het nooit meer uitmaken. Misschien hebben we eerder een ouder-kindrelatie : onverbreekbaar, liefdevol, maar soms ferm lastig. We verwachten dat jij voor ons zorgt, de kinderen van de stad. Maar sinds 22 maart lijken de rollen omgekeerd. De tijd is gekomen dat de kinderen voor hun ouder moeten zorgen.
In die eerste dagen na de aanslagen vroeg ik mij af of ik niet beter naar huis kwam. Maar om wat te doen ? In eerste instantie om bij de volgende stembusgang bestuurders te kiezen die jou echt vooruit willen helpen en bereid zijn grondige hervormingen door te voeren. Maar de verkiezingen zijn nog ver weg, en terwijl de politici bekvechtend over elkaar rollen, mogen de Brusselaars niet enkel de schouders ophalen of erover zeuren. We moeten aan de slag, iets doen. Over wat dat is, heb ik sinds 22 maart veel nagedacht. De New Yorkers bieden daarbij rijkelijk inspiratie, ten dele door de manier waarop ze omgingen met 9/11 – hun wake-upcall.
New Yorkers zijn dol op hun stad. Ze verwijzen ernaar in al wat ze zeggen en doen, en vooral : ze hebben er respect voor. Central Park trekt jaarlijks tweeënveertig miljoen bezoekers, grotendeels de New Yorkers zelf. Na een drukke dag blijft het park altijd netjes achter : geen zwerfvuil, geen vernielde zitbanken. Een schril contrast met pakweg het Park van Laken na een zonnige zomerdag. Het is maar één voorbeeld van hoe de bewoners elkaar en hun Big Apple respecteren. Tijd dat alle Brusselaars dergelijk respect voor elkaar en voor jou opbrengen.
Natuurlijk zeuren New Yorkers vaak – en met gusto – over hun stad. Maar ze doen ook wat. Ze komen bijeen in actiegroepen en zijn de koppige luizen in de pels van het stadsbestuur. Zo krijgen ze bijvoorbeeld voor elkaar dat het pleintje dat onder de nieuwe vleugel van het Natural History Museum verdwijnt, om de hoek zal herrijzen.
Dit is mijn belofte : zodra ik weer thuis ben, de hoop voor Brussel met woord en daad kracht bijzetten. En jij en ik weten : wat New Yorkers kunnen, kunnen Brusseleirs beter.
Hilde Van den Bulck
*Een inwoner van 1000 (mille) Brussel
Liefste Brussel,
Ik ben op bezoek bij vrienden in Istanboel, in een rood houten huis met uitzicht over de Bosporus. Er valt een zijdezacht lentelicht over de groene heuvels. Vanuit deze betoverende en waanzinnig chaotische stad schrijf ik je een brief.
Tot een jaar geleden had dit een liefdesbrief kunnen worden. Ik hield van je chaos, je kleinheid, ik zwom tevreden rond in je multiculturele wateren. Maar de laatste tijd weet ik niet meer of ik nog van je houd. De vanzelfsprekende warmte die ik voelde, is weg. Ik weet niet meer hoe ik je moet omarmen. Je spartelt en wriemelt, af en toe barst je uit. Je kolkt.
Ik bewoon de krochten van je ziel, in een wijk waar mensen vandaag van opschrikken : Molenbeek. Elke ochtend aan de ontbijttafel, blader ik door de krant. Elke dag zijn er krantenkoppen over Molenbeek. Zelfs hier, in Istanboel, kennen ze mijn buurt.
Eerst waren er de aanslagen in Parijs. Alle sporen leidden naar onze wijk, naar onze straat bovendien. Er kantelde iets. Onze straat werd afgezet door zwaarbewapende mannen, die hun voertuig op onze stoep parkeerden. Een foto van onze voordeur ging de wereld rond. Ik kreeg bezorgde telefoons van vrienden uit Duitsland, Nederland en Spanje. Mijn dochter dacht dat we gebombardeerd zouden worden. Ik moest haar uitleggen dat hier geen luchtaanvallen gebeuren, zoals in Syrië. Dat de politie een man met een bommengordel zocht, en dat die zich zeker en vast niet schuilhield op onze zolder.
Op 18 maart werd achter onze hoek Salah Abdeslam opgepakt. Mijn man kwam per ongeluk met zijn achtjarige dochter tussen de tanks, ontmijningswagens, bewapende mannen en politie terecht, terwijl ik nietsvermoedend aan de keukentafel nog maar eens de krant doorbladerde. Die avond gingen we uit eten in het centrum. Het was de eerste keer dat ik me uit de wijk terugtrok vanwege een bedreigend gevoel.
De dinsdag daarop ontplofte de hel in de luchthaven en in de metro.
Nu zijn we aan het bekomen.
Er wordt mij weleens gezegd dat ik met mijn hoofd in de wolken loop. Dat ik langs de werkelijkheid heen leef. Langs openbare storten, langs angst in de straten, langs samenlevingsconflicten, armoede en problemen. En het is waar : ik ben een meester in ontkenning. Dat heeft zo zijn voordelen als je in een arme, overbevolkte en vuile buurt woont. Maar nu word ik gedwongen om jou te bekijken bij het onverbiddelijke licht van een neonlamp. En wat ik zie, is niet mooi.
Je kreunt onder wanbeleid. De openbare ruimte wordt tergend traag ingericht. De integratie loopt spaak. In Oud-Molenbeek vindt zestig procent van de jongeren geen werk. De jeugd van deze stad leeft in parallelle werelden : de ene groep heeft toegang, de andere niet.
We weten al jaren wat jouw problemen zijn. Al jaren vegen we ze onder de mat, volslagen ongeïnteresseerd in onze eigen hoofdstad. Of ook, zoals ik placht te doen : we wandelen er in een boogje omheen. Zie wat ervan komt.
Het waanzinnige kluwen van machtsniveaus, dat tot voor kort slechts vervelend en surrealistisch leek, blijkt ineens ronduit gevaarlijk te zijn. Negentien gemeenten, zes politiezones, zes besturingsniveaus. Het maakt van jou een gedrocht met vele hoofden, die ongecontroleerd alle kanten uitschieten en de hete aardappel naar elkaar doorschuiven.
Ik maak me zorgen. De laatste maanden heb ik gezien dat een stad die niet daadkrachtig en met liefde bestuurd wordt, niet alleen vervelend is, maar ook gevaarlijk.
Vanuit het rode huis aan de Bosporus schrijf ik je een brief. Ik neem hem mee naar Molenbeek. Daar, thuis, kun je hem openmaken en lezen.
Schrijf me snel terug. Ik wacht op je antwoord. Het is dringend.
Judith Vanistendael
Sommige bewoners noemen jou een lastig lief. Zo zie ik je niet. Een lief kan je dumpen, maar eenmaal door jouw magie bekoord, kan je het nooit meer uitmaken – Hilde Van den Bulck
Ik word vandaag gedwongen om je te bekijken bij het onverbiddelijke licht van een neonlamp. En wat ik zie, is niet mooi – Judith Vanistendael
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier