MEUBELEN GENOEG

De meest fascinerende lamp: de zeepbubbels producerende 'Surface Tension Lamp' van het Zweedse Front Design, voor Booo (in 20 exemplaren).

MEUBELFABRIKANTEN SCHUWEN HET RISICO. EN DE JONGE ONTWERPER WIL LIEVER DE WERELD VERBETEREN DAN EEN TAFEL OF STOEL TE BEDENKEN. VERSLAG VAN DE DESIGNWEEK VAN MILAAN.

De designsector staat stil.

Eigenlijk is dat niet eens zo’n slecht nieuws. Er zijn onderhand genoeg meubelen op de markt. De fabrikanten lijken dat al enkele jaren begrepen te hebben : ze houden hun voet stevig op het rempedaal. Er waren tijdens de designweek van Milaan nog minder écht nieuwe producten te zien dan vorig jaar, of het jaar daarvoor. Opvallend weinig stoelen, dit keer, maar wel veel hebbedingen : vazen, potjes, poefs en krukjes. Die vergen nu eenmaal minder research en ontwikkeling, om nog te zwijgen van de transportkosten. De meubelmerken zouden kunnen opperen dat less veel more is, of gewoon toegeven dat de economische crisis geen ruimte laat voor grootheidswaan. Maar ze blijven liever doen alsof er niets aan de hand is. In een wereld die draait om schone schijn, gaat dat moeilijk anders. Mooi en meedogenloos.

Milaan telde niet alleen minder meubelen. Er viel ook minder te beleven. Het evenementenboekje van Interni, de gids van elke gemotiveerde designweekbezoeker, was opvallend dunner. En er liep ook beduidend minder volk door de straten (het bezoekersaantal van de eigenlijke meubelbeurs bleef vrijwel stabiel : zesduizend minder dan in 2012).

De schone schijn werd dit keer in hoofdzaak gefinancierd door automerken en modehuizen, niet door de meubelfabrikanten. Ronan en Erwan Bouroullec ontwierpen iets wat leek op een zwierende kermisinstallatie voor BMW, op de binnenplaats van een oud klooster. Lexus liet de Japanse architecten Toyo Ito en Akihisa Hirata een krakkemikkige showtrap bouwen, die nergens naartoe leidde (tenzij terug naar af). Luc Appermont meets Mad Max. Donatella Versace toonde in een verduisterd lokaal van haar hoofdkwartier in Via Gésu het barokke resultaat van een samenwerking met de Haas Brothers, twee jonge Amerikanen met een ongewoon hoog glamourgehalte. Geen memorabel design, maar in elk geval meer fun dan de mausoleumstijl van de meeste andere modelabels die zich aan meubilair wagen.

GREATEST HITS

De meubelmerken concentreerden zich op hun patrimonium. Ze beperkten zich grotendeels tot hier een remix, daar een geremasterde versie van een greatest hit. Het idee daarachter : niet meer investeren in nieuwigheden, maar voortbouwen op al gedane investeringen. Vorig jaar legde een vloot merken de focus op het artisanale aspect van de meubelmakerij. Op honderd en een stands werd toen uitgelegd hoe stoelen en tafels worden gemaakt (antwoord : met zagen, hamers en nagels). Hier en daar werd het procedé ge-illustreerd door een authentieke arbeider. De boodschap was dat design gesublimeerd knutselwerk is – luxe, zeg maar – en dat zoiets niet vanzelf uit een fabriek in China komt gerold (al kan daarover nog gediscussieerd worden). Nu kun je niet elk jaar uitpakken met dezelfde vermoeide gimmicks (tenzij je de Belgische designindustrie promoot, en een jaar te laat komt aandragen met een tentoonstelling rond het thema van de werktuigendoos).

In 2013 was het kortom tijd voor iets anders. Nieuwe ideeën, een frisse blik op interieurs. Maar blijkbaar had de verzamelde sector te kampen met een ideeënvacuüm. Fris (maar ook niet nieuw) waren eigenlijk alleen de pastelkleurtjes die alles overheersten in de tentoonstellingspaleizen. Bij de grotere, toonaangevende merken brachten Moroso, Magis, Kartell en het relatief jonge Normann Copenhagen nog relatief veel nieuws – maar op het eerste gezicht zaten daar geen absolute klassiekers bij. B&B Italia en Edra transformeerden hun succesvolste fauteuils tot bedden. B&B Italia introduceerde ook een nieuw, bijzonder chic systeem van panelen en kasten voor dressings (ideaal voor de pied-à-terre in Sjanghai of het Moskouse penthouse). En het verving zijn klassieke tuinmeubilair van Richard Schultz (dat opnieuw in handen is van Knoll, de oorspronkelijke Amerikaanse fabrikant) door een Schultziaans ligbed voor in de tuin, een ontwerp van Antonio Citterio.

KLASSIEKERS IN PLASTIC

Vitra adapteerde een aantal van de klassiekers in zijn portefeuille : stoelen van Jean Prouvé (de Standard) en Charles en Ray Eames (de Wired) worden voortaan geleverd in goedkopere materialen (lees : plastics), en de iconische Eames-kapstok werd gedipt in door Hella Jongerius gekozen pastels. De Soft Shell-sofa van de Bouroullecs, oorspronkelijk bedoeld voor kantoren en lounges, werd geoptimaliseerd voor thuisgebruik : een aangepaste vorm, extra comfort, en nieuwe bekleding.

Kartell persifleerde met zijn stand een outletdorp. De verschillende boetieks droegen de naam van telkens een andere designer, met logo’s die sterk deden denken aan die van luxehuizen, van Prada tot Rolex. De bijbehorende Chinese toeristen waren nergens te bespeuren. Ze waren allicht blijven hangen bij Louis Vuitton (dat in zijn drukke vlaggenschip in het centrum een eigen designcollectie voorstelde, Objets nomades, een serie accessoires van vooraanstaande ontwerpers). China ligt hoe dan ook in het vizier van Kartell : het bedrijf wil er, middels een joint venture, de komende vijf jaar vijftig winkels openen.

De groep Poltrona Frau, waartoe onder meer Cappellini en Cassina behoren, had voor het eerst in jaren opnieuw een stek op de meubelbeurs. In vergelijking met de megalomane presentaties in de stad voelde het nieuwe thuis veeleer claustrofobisch. Cappellini toonde verscheidene nieuwe stukken van oude getrouwe Jasper Morrison, en een extra-tje voor de Candy-reeks van Sylvain Willenz, een rekje. Cassina hernam in zijn flagship store in het centrum een tentoonstelling van Karl Lagerfelds vrij voorspelbare foto’s van een aantal meesterwerken uit de cataloog van het merk. Aanleiding voor een cocktail en voor rodeloperkiekjes die bij zo’n evenement horen. Met als gevolg dat Lagerfeld in feite de grootste vedette van de designweek was (hij opende in Milaan ook de 652ste incarnatie van TheLittle Black Dress, zijn fotoproject met Carine Roitfeld). De modeontwerper had weinig concurrentie : de meubelindustrie heeft zijn geloof in het sterrensysteem, met de uitzondering van Philippe Starck, grotendeels opgegeven.

NIEUWE OUDE BUURT

En verder ? De tweede editie van de door Tom Dixon opgezette groepsmanifestatie Most, in het Nationaal Museum voor Wetenschap en Technologie (tussen locomotieven en onderzeeërs), leek dit keer geen groot succes. Dixon zelf is een visionair entrepreneur, maar hij lijkt al enkele jaren minder geïnteresseerd in het ontwerpen van producten. Het hoogtepunt van Most was de presentatie van enkele ontwerpen van Studio Job voor het Nederlandse bedrijf Lensvelt, maar dat had veel te maken met het adembenemend decor.

Tom Dixon trok destijds als eerste weg uit de gerenoveerde fabrieken van Zona Tortona, een buurt die nu volledig is weggedeemsterd. De wijk was sinds de eeuwwisseling een van de drukst bezochte rendez-vous van Milaan, zowel voor het jonge volkje als voor vertegenwoordigers van het establishment. Maar van enige feeststemming was dit jaar geen sprake meer. Jonge ontwerpers, studenten, groupies, scholen, kunstorganisaties en start-ups verkiezen tegenwoordig een andere oude fabrieksbuurt, Lambrate. Daar valt op dat de jongste generatie designers liever wereldverbeteraar is dan meubelontwerper. Wat op zich niet slecht is. Maar uiteindelijk zie je er toch vooral veredelde marktkraampjes. Design is tenslotte maar design, een business in esthetiek. Spulletjes verkopen, daar gaat het om.

De modewereld is zich goed bewust van de oppervlakkigheid van kleren, en alles wat ermee te maken heeft. Designers zijn door de regel pretentieuzer. En soms levert dat, tussen het elitaire geneuzel, fantastische projecten op. Zoals 75 Watt, de absurde choreografie voor Chinese fabrieksarbeiders van Cohen Van Balen, geprojecteerd op de tentoonstelling Design Beyond Production bij Z33 in Lambrate. Of zoals The New Original, de collectie kopieën van traditionele Chinese meubelen van Droog Design, dat zijn twintigste verjaardag viert. Droog Lab trok naar Shenzhen, het epicentrum van de kopieercultuur. Missie : bewijzen dat namaken een driver voor vernieuwing kan zijn. De ontwerpen (waaronder een schaalmodel van een typisch Chinees restaurant met aquarium, geplaatst in een aquarium) drijven de spot met de oosterse copycats, maar stellen tegelijk het hele systeem ter discussie. Want China blijft toch de olifant in de porseleinwinkels van de designsector.

DOOR JESSE BROUNS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content