Met rijangst en beven

NATHALIE CARDON nathalie.cardon@knack.be

Begin januari. Voornemens zijn nog vers. Joggers ploegen zich door kou en nattigheid een weg naar een nieuw lijf. Verwoede shoppers beslissen dat het gedáán moet zijn, met die eeuwige spullendrift. En bijna allemaal verklaren we plechtig minder tijd op sociale media te zullen doorbrengen, vanaf nu, vanaf volgende week, vanaf februari. Iets stiller zijn de mensen die met zichzelf hebben afgesproken om in 2018 eindelijk eens hun rijangst te overwinnen. Die types die liever vier treinen nemen dan de snelweg op te moeten, of hartkloppingen krijgen bij het horen van de woorden ‘ondergrondse parking’. Ze zijn met veel. Maar ze schamen zich (zie p. 20). In een tijd waarin de wereld onze achtertuin is geworden, achttienjarigen fluitend door Guatemala trekken en rijke lieden zelfs beginnen te dromen van een vlucht naar de maan, staat het wat raar om te zeggen dat je niet in je Toyota Yaris naar de Delhaize durft.

Is het écht nodig iemand die zich aan de 120 per uur houdt van de weg af te dreigen?

Ik voel met die mensen mee. Ik ken hun paniek, ik ken hun codes. Als auto-angsthazen soortgenoten ontmoeten, vragen ze namelijk vroeg of laat: “Hoeveel keer?” In mijn geval is het antwoord: zes. Zes keer rijexamen gedaan. Verreweg de ellendigste momenten uit mijn leven. Drijfnatte handen. De fietsers die ik vreesde te zullen verminken voor het leven. De verslagen sfeer in de auto tijdens de terugrit naar de rijschool. En de nasleep: de instructeur die tijdens de onvermijdelijke extra lessen dubbel zo hard brulde: “Op de baan moet er GEREDEN worden!”

Het kwam goed. Na poging vijf besloot ik van rijschool te veranderen en trof ik een begeleider die graag sappige verhalen vertelde en zijn eigen filosofie rond rijvaardigheid ontwikkeld had: “Slim in de kop is dom op de baan.” Zo werd er tijdens het schakelen al eens gelachen in plaats van gezweet. Langzaam begon ik te geloven dat er onder die dikke laag onzekerheid misschien toch een normale chauffeur in mij verscholen zat.

Vandaag rij ik vlotjes van punt A naar punt B. Alleen vreemde steden vormen nog een drempel: ik ben nog steeds bang om te eindigen als zo’n vrouw die de bevelen van de gps wat te letterlijk neemt en bij “sla rechtsaf” het trapgat van de metro in rijdt. Maar verder ben je veilig bij mij. Onderzoek wijst trouwens uit dat mensen met rijangst daarvoor geen slechtere chauffeurs zijn. Ik zou nog een stap verder willen gaan: wie zijn rijangst overwonnen heeft, gedraagt zich een stuk verantwoordelijker in het verkeer dan wie al te overtuigd is van de eigen stuurkunsten. “Is mijn angst wel zo irrationeel,” vraagt Marie (40) zich af, “als er jaarlijks zoveel dodelijke ongelukken gebeuren?” Touché. Alle alcoholcontroles ten spijt, vinden veel mensen drinken en rijden nog steeds een topcombinatie. Zelfs bij luid aangekondigde flitsmarathons lopen er schrikbarend veel chauffeurs tegen de lamp. Op weg naar het werk zag ik onlangs een dure wagen zonder te flikkeren van baanvak naar baanvak schieten. Op de achterruit plakte een sticker: ‘Dylan rijdt mee.’ En ik blijf me maar afvragen: wat moet er van Dylan worden, met zo’n voorbeeld?

Misschien zouden er minder mensen met rijangst zijn als iedereen zich simpelweg aan de regels hield. Voorrang gaf. Wachtte waar het moet. Welke vergadering is een mensenleven waard? Is het écht nodig iemand die zich aan de 120 per uur houdt van de weg af te dreigen? Zelf probeer ik medeautomobilisten op een hoffelijkheid te trakteren waar ze allang niet meer op gerekend hadden. Je weet maar nooit: misschien zet het een keten van verkeersvriendelijkheid in gang. Pay it forward. Een mens moet blijven dromen, tegen beter weten in. Al was het maar voor Dylan.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content