MET RESPECT
Twintig jaar geleden werd dit soort huizen afgebroken of verminkt zonder dat iemand er erg in had. Maar dit pand aan de Gentse Coupure werd voorbeeldig als woning hersteld. Renovatie zachte stijl.
Piet Swimberghe / Foto’s Jan Verlinde
De laatste jaren zijn veel grote herenhuizen de prooi geworden van huisjesmelkers die ze slopen of opdelen in flats. Ze worden grondig verbouwd en verliezen hun charme. De fout ligt niet alleen bij de projectontwikkelaar. Verrassend weinig mensen willen wonen in een oud herenhuis. Ze vinden het oncomfortabel, te groot, niet te verwarmen en ongezellig. Jammer, want het tegendeel is waar. Deze woning levert het bewijs. Maar je moet zo’n huis wel anders bewonen dan een moderne villa. In een oud gebouw ben je iets minder vrij. Niet alle ruimten zijn zonovergoten, en soms is het een eind lopen van de ene kant naar de andere. De vertrekken liggen niet zo ordelijk naast elkaar als in een nieuwbouw. Er is ook een inhoudelijk verschil waardoor je zo’n pand anders beleeft. De kamers van een herenhuis hebben van elkaar gescheiden functies : de zithoek maakt bijvoorbeeld geen deel uit van de eetkamer. Ook hier is er een apart zitsalon, eetkamer en bibliotheek. Er is zelfs nog een ?beste kamer?, het empiresalon, een vertrek waarin niemand ooit zit en enkel gasten worden ontvangen.
Zo’n herenhuis is niet alleen door de opbouw van het grondplan erg leefbaar, ook de verhoudingen spelen een rol. Weinig mensen weten dat de proporties rond 1840 helemaal veranderden. Daarom zijn huizen van voor die tijd, zoals deze woning, mooier en aangenamer. Let op de deuren : ze zijn vrij breed en nogal laag. Ook de plafonds zijn niet overdreven hoog en de kamers zijn mooi vierkant en harmonieus van vorm. Het huis is groot, maar door de perfecte aaneenschakeling van de vertrekken voel je dat niet. Pas later in de vorige eeuw werden de verhoudingen overdreven opgeblazen.
Daar zijn verschillende redenen voor. Omstreeks 1840 kwam de industriële revolutie opzetten, en dus werden steeds meer bouwmaterialen machinaal vervaardigd. Ook de maten veranderden. In het begin van vorige eeuw werd het decimale stelsel ingevoerd, maar het werd niet direct door iedereen aanvaard. Het duurde tientallen jaren eer het in de bouw werd geaccepteerd. Dat verklaart waarom deze woning, grotendeels rond 1825 gebouwd, er nog zo ouderwets 18de-eeuws uitziet. Je voelt ook dat ze door een aannemer-architect werd gebouwd : iemand die dicht bij de ambachtslui stond, en geen theoreticus die enkel kopieerde uit Parijse modelboeken.
Het huis heeft ook een pastorale voorgeschiedenis. Nu kan je je dat moeilijk voorstellen omdat de Coupure helemaal is volgebouwd. Dit verbindingskanaal werd in 1751 gegraven om de Gentse industrie nieuw leven in te blazen. Vóór 1810 stonden er enkele weverijen, suikerraffinaderijen en stapelhuizen. Maar de beau monde verkoos dit kanaal ook als promenade. Rijkelui uit de Gentse binnenstad bouwden hier kleine zomerhuizen om van het groen te genieten. Ook de kern van dit huis moet zo’n tuinprieel zijn geweest. Vermoedelijk is het empiresalon daar een restant van. We vermoeden dat het nog in de laatste jaren voor de Franse Revolutie tot stand kwam.
In de Hollandse tijd trok de stadsontvanger van Gent in het gebouw. Hij breidde het uit tot de ruime woning die vandaag is overgebleven : een herenhuis met een simpel grondplan, opgebouwd uit enkele kamers aan de straatkant, van elkaar gescheiden door een middengang, waarachter de salons liggen met zicht op de tuin. Hier en daar verbinden dubbele deuren de voor- en de achterkant van het huis. Het bleef 150 jaar in bezit van dezelfde familie, waardoor er nauwelijks iets aan veranderd werd. Toen het een paar jaar geleden te koop kwam, werd er even gevreesd voor een sloping, vermits het om een ruime lap grond gaat. Het gevaar was niet denkbeeldig dat er een flatgebouw werd opgetrokken. Gelukkig werd het gered om stijlvol hersteld te worden als gezinswoning.
De architecten Paul Robbrecht en Hilde Daem kozen voor een zachte renovatie om geen schade te berokkenen aan de sfeer en het karakter. Ze beperkten hun ingreep tot enkele ruimtes, zoals de keuken en de badkamer.
De keuken werd helemaal herdacht. Om de band met de tuin te vergroten, kwam daar een groot venster met een deur. Het kookfornuis werd in een betegelde nis gestopt, zoals in de grote keukens van vroeger.
De renovatie van de badkamer was iets moeilijker door de schuine muren. Toch slaagden de architecten erin de harmonie te bewaren. Voor de twee classicistische schoorsteenmantels ontwierpen ze een lavabo. Het antieke bad komt uit Parijs. Met de rustieke cementtegels van de vloer werd een ouderwetse badkamer gecreëerd.
Het huis werd ontdaan van alle overtolligheden. Ter ondersteuning van het classicistische decor werden de gangmuren blank geschilderd. De versiering is erg sober : vóór de trap een werk van de Franse kunstenaar Christian Boltanski, en op een mahoniehouten tafel een klein doek van Robert Mangold.
Er werd ook aan de circulatie gesleuteld omdat niet alle vertrekken met elkaar in verbinding stonden. Zo kon je vroeger van de fumoir, nu de bibliotheek, niet naar de zitkamer. De door de architecten ontworpen bibliotheekkamer is een heel aangenaam vertrek waar veel gebruik van wordt gemaakt.
Een dubbele deur scheidt de boekenkamer van het empiresalon. Dit is het kroonstuk van de restauratie. De opknapbeurt van deze ruimte gebeurde onder leiding van twee kunsthistorici : Jean Van Cleven en Geert Wisse. Wisse specialiseert zich in de studie van oud behangselpapier. Het behang van dit vertrek is een nauwkeurige nabootsing van een antiek voorbeeld uit het empiretijdvak, en werd in een Zuid-Franse manufactuur gemaakt. Het papier werd, zoals vroeger, behangen op een bespanning, gevat in de lambrisering.
Ook het kleurenpalet van de kamer oogt ongewoon. Niet verwonderlijk, want gaat om de originele kleurstelling, teruggevonden onder oude verflagen. De decoratie werd met heel veel zorg aangepast. Er kwamen een oude bronzen kroon, gravures aan de muur en mahoniehouten meubilair. De elegante stoeltjes dragen het brandmerk van de befaamde Brusselse ebenist Chapuis. Het empiresalon is een pure pronkkamer waarin men nauwelijks woont. Dat is ook niet de bedoeling. Voor de eigenaars is de kamer er enkel voor het visuele genot. Ze vinden het leuk om er eens door te wandelen of om naar te kijken. Net als vroeger, want ook toen werden niet alle vertrekken gebruikt. Bovendien bewaart deze kamer als oudste vertrek ook de geschiedenis van het huis.
De bibliotheekkasten werden ontworpen door de architecten Robbrecht en Daem.
Boven : waar nodig werd het huis ontdaan van alle franjes. In de sobere inkomhal staat er enkel kunst, zoals dit werk van Christian Boltanski. Onder : voor het empiresalon werden bijzondere objecten gekozen, zoals een albasten pendule van Gentse makelij.
Het empiresalon werd volgens de regels van de kunst opgefrist en gemeubeld. Zelfs het behangselpapier is artisanaal gemaakt naar oude voorbeelden.
Linksboven :de ouderwetse badkamer werd helemaal heringericht.Het oude bad komt uit Parijs, de lavabo’s zijndoor de architecten ontworpen. De glanzende olieverf op de muren en de cementtegels op de vloer zorgen voor de finishing touch. Rechtsboven : de garderobe naast de slaapkamer.Linksonder : het huis werd met een rijk palet geschilderd. Alle kleuren gaan op in het decor. Rechtsonder : aan de stijl van de keuken merk je dat de bewoners lange tijd in de States hebben gewoond. De Aga-kachel vond een plaatsje in een betegelde nis, net zoals in de grote keukens van vroeger.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier