Het industriële erfgoed van het Noord-Franse Roubaix herleeft, nu ook lofts er steeds populairder worden. Dat betekent extra werk voor de in de streek bekende interieurarchitect Jean-Marc Vynckier. Zijn eigen loft is tegelijk minimalistisch en theatraal.

:: Voor meer info : +33 608 55 31 18

Ik ben waarschijnlijk zelf onbekwaam om een nieuw huis te bouwen, bij een woonproject moet ik altijd kunnen vertrekken van een bestaand gebouw, liefst met een geschiedenis die inspireert”, be-kent Jean-Marc Vynckier. “Zo kan ik het verleden met het heden en de toekomst vermengen.” Daar is zijn eigen loft een mooie illustratie van. Deze vijfhonderd (!) vierkante meter grote woning in de buurt van het imposante Parc Barbieux in Roubaix, is een spektakelstuk met een uitgesproken architectuur en decoratie. Hiermee bewijst de ontwerper dat hij geen probleem heeft met een groot gebouw. Door de weidse doorzichten voel je hoe ruim de woning wel is : dit is geen huiskamerloft met flatallures. “Tegenwoordig bieden ze al lofts aan van amper tweehonderd vierkante meter. Dat zijn in feite appartementen. Ik vind dat je het industriële moet blijven voelen en zien. Daar hoort die grote schaal bij”, zegt Vynckier. Veel ruimte is natuurlijk een luxe. Zeker in steden als Antwerpen, Brussel en Gent, waar de industriële ruimtes al behoorlijk schaars zijn geworden. Maar niet hier. “Hoewel ik al 23 jaar geleden een eerste loft heb ingericht, blijken de lofts hier nu pas goed aan te slaan. We beschikken natuurlijk over een enorm patrimonium van leegstaande fabrieken en loodsen. Maar wonen in een loft is nog altijd niet evident, omdat de buurten waar deze gebouwen staan, meestal vrij onherbergzaam zijn.”

Ook Vynckiers loft ligt in een arme wijk met sociale problemen. Echt veilig is het niet, daarom smeedt hij vriendschappelijke banden met de talrijke jongeren in de buurt en betrekt hij ze graag bij een of ander cultureel project.

Leven in de wijk

Dit is dus niet het eerste loftproject van de Noord-Franse ontwerper : “Bijna een kwarteeuw geleden trokken we met enkele vrienden naar San Francisco en New York om er een aantal projecten te bekijken. Daar vloeiden enkele initiatieven uit voort. In een oude fabriek in Roubaix richtten we toen tientallen ateliers in voor kunstenaars en fotografen. Dat was een vingeroefening. Ondertussen bestaat dat gebouw niet meer, maar kregen wel meer mensen in de streek de smaak te pakken.” Zoals Vynckier zelf, die zijn loft inrichtte in een oude industriële wasserij en ververij. “Het gebouw heeft een ontstaansgeschiedenis met verschillende bouwfasen, van de negentiende eeuw tot het interbellum. Ik gebruik er maar een deel van als woning. Beneden richten we momenteel een artistiek restaurant in, Le Teinturie, dat vanaf januari 2005 een soort cultureel centrum wordt, want er zullen tentoonstellingen worden georganiseerd. Doel is ook de wijk wat leven in te blazen, iets waartoe ik mezelf moreel verplicht voel. Zelf woon ik op de verdieping, in de vroegere strijkzaal. Het licht komt hier van alle kanten binnen. Dat geeft je extra levensenergie.”

Industriële sfeer

Jean-Marc Vynckier liet het gebouw niet helemaal van gedaante wisselen. “Ik bewaarde veel, zoals de betonnen structuren en ijzeren constructies. Ik hou daarvan. We hebben ook weinig wanden doorbroken, omdat zo’n fabriek al een zeer open structuur heeft. Zelfs de oude metalen vensters bleven bewaard. Dat alles om de industriële sfeer te behouden.” Toch is Vynckier niet bang voor nieuwe aanvullingen, zoals blijkt in de immense slaapkamer met badkamer bekleed met Carraramarmer. “Een luxueus materiaal integreren in zo’n strakke sobere ruimte vind ik een leuk contrast. Ik heb trouwens geen vooroordelen tegen bepaalde soorten materialen en gebruik van alles door elkaar. In de keuken hebben we bijvoorbeeld zelfs Ikea-kasten verwerkt.”

Jean-Marc Vynckier is ook niet bang van wat decoratief spektakel. De grote architectuurlijnen van zijn loft zijn minimalistisch, maar de stoffering is vrij barok. “De naakte architectuur is inderdaad minimaal van lijn, maar zuiver minimalisme is volgens mij onleefbaar en al wat voorbijgestreefd. Veel architecten die zoiets echt sobers ontwerpen, wonen er zelf zelden in ! Mijn stijl is minder rigide en is ook nonchalant. Hoewel ik niet conservatief ben en niet zweer bij de traditionele Franse stijl, hou ik van anekdotes en verhalen. Dit gebouw vertelt zo’n verhaal, de objecten en de kunstwerken die erin staan ook. Veel ervan kocht ik trouwens van vrienden die hier via hun werk aanwezig zijn.”

Rode wand

Jean-Marc Vynckier houdt ook van kleuren : “Omdat alles er niet grijs, zwart of wit moet uitzien, is een geschilderde wand belangrijk in een interieur. In dit interieur valt natuurlijk de rode wand op, waarachter de keuken staat. Ik heb er trouwens letters aan opgehangen waarvan ik de betekenis aanvankelijk niet wist. Ik had ze gevonden in een winkelpand dat ik verbouwde. Een Vlaamse vriend heeft mij er uiteindelijk op gewezen dat ‘oud’ vieux betekent en ook de naam is van een vermaard Nederlands avant-gardearchitect. Zo zie je dat het toeval soms een leuke rol speelt. Ik denk trouwens dat je als ontwerper moet openstaan voor veel invloeden, maar dat je terzelfder tijd ook niet te trendy mag zijn. Een interieur moet leven, regelmatig veranderen, anders wordt het steriel, saai en onleefbaar.”

Tekst Piet Swimberghe

“Zuiver minimalisme is volgens mij onleefbaar en al wat voorbijgestreefd. Veel architecten die zoiets echt sobers ontwerpen, wonen er zelden zelf in.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content