In Brussel volgen we antiquair Christian de Meeüs al een paar jaar op de voet. Telkens als hij een ander pand betrekt, publiceren we zijn interieur. Zijn recentste ankerplaats is behoorlijk royaal.

:: Voor meer informatie kun je op de Zavel de antiekzaak van Christian de Meeüs bezoeken : ‘Jadis et Naguère’, Miniemenstraat 59, 0475 78 93 77.

We kennen de man al lang en toch weten we niet waar hij als kind heeft gewoond. Vermoedelijk pendelde hij tussen een landhuis en een stadswoning in de Leopoldswijk waar hij met veel heimwee over vertelt : “Hoe jammer is het toch dat die prachtige wijk rond de Wetstraat verknoeid werd. En dan nog door de families die er woonden zelf. Op een gegeven ogenblik hebben ze die royale panden van hun voorouders verlaten voor een villaatje in Waals-Brabant.” Gelukkig is er intussen vrij veel veranderd en wordt de hele zuidrand van Brussel gerenoveerd. Dit pand is daar trouwens een mooi voorbeeld van.

Christian de Meeüs kocht het in het begin van de jaren negentig, toen de vastgoedmarkt aan de grond zat. Het grote gebouw heeft een schitterende ligging aan de Molièrelaan, een lange met bomen afgezoomde laan met mooie huizen. “We kochten dit gebouw met een paar vrienden en verdeelden het per verdieping. Het is een merkwaardig pand, opgetrokken in 1907 naar de plannen van Paul Vizzanova, waarvan wordt gezegd dat hij een leerling van Horta was, maar veel heeft hij er niet mee samengewerkt. Het exterieur is in een vage art-nouveaustijl, het interieur is eclectisch opgevat, met een trap in régencestijl, boven een Lodewijk XVI-salon en beneden, waar mijn woonkamer is, een bureau in neorenaissance.”

“We vonden hier een foto van de originele inrichting uit 1920, die was nogal zwaar met eikenhouten buffetten. De renaissancistische schouwmantel herinnert daar trouwens nog aan. Het gebouw was wel wat verkommerd. Het werd tot aan de vooravond van de oorlog door de bouwheer bewoond, maar later hebben zijn kinderen het verlaten en er een appartementsgebouw van gemaakt. Nog later werd het een ambassade en vervolgens een school. Toen wij het kochten, stond het al een tijdje leeg. Dergelijke grote panden zijn niet altijd gewild. Je hebt trouwens wat verbeelding nodig om hier te wonen.”

Aan het gebouw werd er niets fundamenteels veranderd. De vestibule met een monumentale trap werd wel per verdieping afgesloten, maar met ‘zachte’ materialen die zo weer kunnen worden weggenomen. “Daardoor ontstond er in het midden een heel aparte ruimte met weinig licht. Die ruimte gebruik ik als eetkamer. Aanvankelijk vonden mijn vrienden dat een beetje eng, tafelen in de hal. Nu ze het gewoon zijn, zien ze dat het best leuk is”, aldus de Meeüs. Die hal met talloze spiegels, ook in de deuren, is een perspectiefpaleisje, want ondanks de beperkte lichtinval krijg je er een apart ruimtegevoel.

Eén stijl oogt vaak saai

Ook zeer bijzonder is de grote woonkamer met de monumentale marmeren schouw en wanden die in een teer blauw zijn geborsteld. Daarop komen de vele vergulde ornamenten goed uit. “Ik hou wel van verguldsel zoals je ziet, vooral van oud, ietwat versleten goud. Te veel glitter is kitscherig. Op antiekbeurzen staat het vol van meubelen en lijsten die opnieuw zijn verguld, dat zegt me weinig. Veel mensen willen wel antiek, maar het moet er nieuw uitzien. Hetzelfde geldt voor de gebouwen die ze bewonen. Ze willen iets ouds, maar stouwen het vol met elektronische snufjes. Zo maak je een gebouw stuk.”

Christian de Meeüs houdt van authenticiteit. Als antiquair lijkt dat vanzelfsprekend, maar sommige van zijn collega’s denken daar toch anders over. Hij beschouwt zijn interieur ook als een creatie : “Je moet het met verbeelding aankleden. Ik meng bijvoorbeeld objecten uit verschillende contexten en perioden, zoals dat tijdens de Napoleon III-periode ook zeer courant werd gedaan. Op die manier ontstaat er een harmonie die mijn stempel draagt. Interieurs in één stijl ogen vaak wat saai. Verder hoeft alles lang niet even kostbaar te zijn. Hier vind je veel gewone objecten, die niet eens veel hebben gekost. Dat grote gipsen kapiteel boven de schouw, dat uit een atelier of academie komt, heeft me 250 euro gekost op een vlooienmarkt : niemand moest het hebben. Ik hou van minder burgerlijke combinaties, mijn smaak is vrij onconventioneel.”

Dat klinkt voor de leek misschien wat overdreven, omdat er geen frappante contrasten te zien zijn in dit huis. Wie beter rondkijkt, merkt wel ‘aparte’ details op, ook de wijze van ophangen is ongewoon. De grote kamer heeft iets van de stijl en intimiteit van het beroemde Londense huis van architect sir John Soane, een van de mooiste classicistische museumhuizen ter wereld. Net zoals Soane droomt de Meeüs weg bij zijn objectencollectie. “Maar niet alleen de schoonheid en de uitstraling tellen, ook de achtergrond. Het is boeiend te weten waar iets vandaan komt, uit welk huis of welke cultuur. De waarde is soms minder belangrijk. Trouwens, mag ik nog eens tegenspreken dat mooie interieurs duur zouden moeten zijn ? Wie met een ziel verzamelt, brengt de mooiste dingen samen. Zo simpel zit dat.”

Tekst Piet Swimberghe l Foto’s Jan Verlinde

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content