MEDITERRAAN NEDERLAND

Maastricht van op de Hoge Brug, met links de rode toren van de Sint-Janskerk, de Sint-Servaasbasiliek en de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek en rechts de Sint-Servaasbrug. © MARK GIELEN

Met de trein vanuit Luik, te voet of met de fiets vanaf de Sint-Pietersberg, of met de boot over de stroom : altijd ligt Maastricht aan de Maas, hoofdstad van de Nederlandse provincie Limburg, met kerktorens, musea en nieuwe architectuur, met stegen en pleinen vol mediterraan genot. Vrolijk en groen tegen de grens met België genesteld, is Mestreech een beetje thuis.

Grootburgerlijk flaneer ik de stad in. Van het treinperron naar de Stationsstraat is de stap van thuis naar Wyck, de levendige wijk van Maastricht. Terwijl blazers en trommelaars van de RK Wieker Fanfare van Sint-Franciscus terrasjesvolk verblijden, pronken eclectische herenhuizen met balkons, erkers, namen van oude hotels en negentiende-eeuwse verhalen. Achter zo’n gevel schuilt design, in een hotel met vurige lippen, abstracte lijnen en tapijt in meer dan alle kleuren van de regenboog. La bain en la lit staat op het tapijt gedrukt, alsof mijn Nederlandse gastheren spotten met hun kennis van het Frans. Van op mijn balkon groet ik Maria op haar zuil, omringd door Servaas en drie heiligen, samen vier van de 21 bisschoppen die Maastricht heeft gekend. Koffiehuizen, boetieks, galeries en luxewinkels boorden de kaarsrechte straat en zwermen uit naar de zijstraten van Wyck, de buurt die aan deze zijde van de Maas zichzelf heruitvindt. Et voilà ! staat op de stadsfolder waarmee Cor Halman me de stad laat zien. “Ja, in het Frans, misschien omdat we met Lodewijk XIV, XV en Napoleon drie keer bezet zijn geweest door de Fransen, maar zeer zeker omdat we de meest on-Hollandse stad van Nederland zijn : de sfeer is mediterraan, we zijn lieden van het laisser faire, kleden ons op als we uitgaan en laten ons graag zien. We genieten van de tijd. Allemaal on-Hollands.”

ARCHITECTUUR

Wyck is de overkant van de Maas, tenminste als ik de middeleeuwse stad op de linkeroever als ijkpunt voor mijn omzwervingen neem. In een zijstraat staat met 1604 het oudste huis : Maaslandse renaissance met baksteen, mergel, Naamse steen en kruisramen. “Maastricht, moet je weten om zijn karakter te begrijpen, is een dubbelstad : aan de overkant de historische kern, de Romeinen noemden de plek Mosae Trajectum (oversteekplaats aan de Maas), waaruit Maastricht met de kerken en pleinen is ontstaan. En hier Wyck, niet lang geleden een verpauperde buurt, nu met het Centre Céramique een oase van nieuwe architectuur. Want Maastricht, waar je alles traag te voet doet, is vooral drie dingen : cultuur, culinair en shoppen.”

Het is levendig in de Rechtstraat, een snoer van adressen om te winkelen en te eten. Restaurants schipperen tussen de etiketten Michelin, Culinair en Les Tables. Zoveel uitgelatenheid verleidt dan tot Hollandse spraakverwarring : Wyck op de rechteroever krijgt het epitheton Rive Gauche toegezwaaid. We lopen naar het hart van Céramique, genoemd naar een aardewerkfabriek en vormgegeven door architect Jo Coenen. Het grote, lege Plein 1992 verwijst naar een mijlpaal in de geschiedenis : dat de oude EEG overging in de EU, die met een eengemaakte munt zou betalen, is in dat jaar beslecht met het Verdrag van Maastricht. In het Centre huizen bibliotheek en tentoonstellingsruimten. Glas, hout, hoge zuilen, veel wit : Wyck is een architecturaal experimenteerstation, sober en zakelijk, een complex dat tekens draagt die eigen zijn aan de vertwijfeling van het postmodernisme.

‘GELEUJETIGE’

Boven het Maaswater sta ik op de fiets- en voetgangersbrug, die naar de echte linkeroever leidt, en staar naar een skyline van torens en steenbogen van de middeleeuwse Servaasbrug. een provinciale horizon die anders is dan bijvoorbeeld Rotterdam. “Romaanse bisschopsstad onder Servaas, en in de dertiende eeuw maakt de hertog van Brabant, met toestemming van de prins-bisschop van Luik, van Mestreech een vestingstad. Alle 29 belegeringen draaien om de verovering van de brug : controle over de Maas en de graanschuur van Limburg. Vandaar de bijnaam IJzeren Stad, sleutel der Nederlanden. Sinds 1815 is de stad deel van het Koninkrijk der Nederlanden. En niet onbelangrijk,” lacht Cor, “tijdens de Belgische opstand van 1830 tot 1839 blijft Maastricht als enige Limburgse stad in Nederlandse handen.”

Vestingmuren en kanonnen getuigen van een militair verleden. Straatnamen lezen dubbel : Jäöstraot is Jodenstraat en Achter d’n awwe Minnebreure staat voor Achter de Oude Minderbroeders. Daar grinnikt een beeld van de Mestreechter Geis, een mannetje dat de levensvreugde van 122.000 inwoners symboliseert. De Stokstraat herbergt exclusieve boetieks en modieuze winkels. Het Onze-Lieve-Vrouweplein is een open tempel van beschaafd vertier, vrolijk en druk. De gelijknamige romaanse basiliek overdondert met hoge muren en spitse torens. In een kapel branden pelgrims kaarsen als was dit Italië of Spanje, maar hier wordt Maria Sterre der Zee vereerd : “Ga hier niet voorbij zonder te zeggen Ave Maria.” Zo is de Moeder Gods overal : in een nis, op een zuil met kindeke Jezus of in de Lourdesgrot. Dit is katholiek Nederland, ook omdat devotie hand in hand gaat met het goede terrasleven.

Achter bruin raamwerk lokt Sjinkerij De Bóbbel voor een druppel. “Zeg niet druppel ! Dit is een bobbel, naar dikbuikige jeneverkruiken”, glundert uitbater Taco. “We serveren vier huisdrankjes op basis van brandewijn : Bitter, Schieveleer, Gouweke en onze Geleujetige, wat zoveel betekent als Amaai ! Eén geschreven regel moet je volgen : “van eeder dröpke hey gesjoonke weurt ’t köpke zoonder han gedroonke” – vrij vertaald : elk glas staat zo bol dat je het aan de toog zonder handen proeft.

Het is herkenning : wie vanuit onze contreien afzakt naar de stad met haar talloze cafés, terrassen en restaurants komt een beetje thuis. Voor een Nederlandse bezoeker ligt dat anders. Rik Zaal, in zijn lijvige Nederland-boek, vindt Zuid-Limburg en Maastricht “het meest exotische stukje Nederland… zo dicht bij huis een zo andere wereld.” Voor ons is dat gewoon Vlaams Bourgondisch : lekker tafelen, vanzelfsprekend genieten van terrasjesweer, zonder meer uithuizig zijn, simpelweg de goede dingen des levens savoureren.

GEWIJDE STILTE

Op het immense Vrijthof heb ik een overdonderend zicht op de Sint-Servaasbasiliek, weerom met hoge muren, hoge torens, bogen en een noeste apsis, een mengeling van romaanse en gotische elementen. Daarnaast staat gloeiend rood het protestantse godshuis voor Sint-Jan. Twee keer een groet : buiten een beeld van Henric van Veldeke, die de Servaaslegende heeft geboekstaafd, binnen de graftombe van de heilige.

Noordelijker ligt bij de Markt het Mosae Forum, een multifunctioneel centrum met winkels, eethuizen, appartementen en werkplaatsen van de gemeente. Ik slenter door naar het Bassin M’tricht, de binnenhaven met pakhuizen, scheepjes en eethuizen in gewelfkelders, die afgelegen hopen op meer bezoekers. Zo monumentaal de binnenstad met haar reuzen van kerken ook oogt, zo gezellig provinciaal blijft Maastricht : stegen, groen, stille pleintjes. Nu God ook hier steeds vaker zijn woning verlaat, smeken de kerken om nieuwe aandacht. In profane ambiance openen ze hun deuren. In een godshuis van de minderbroeders is het Limburgs archief ondergebracht : prachtig ! Het Kruisherenklooster is omgebouwd tot designhotel met kunst, rood velours en restaurant. Maar het liefst stap ik binnen in Boekhandel Dominicanen, waar zo veel wijsheid ligt opgeslagen tussen hoge gotiek. Zo wordt een ontwijde plaats weer aards gesacraliseerd met menselijke kennis, opgeslagen in boeken die nog altijd een van de beste uitvindingen van onze mensensoort zijn : “in den beginne was het woord”.

Bij een koffie in het koor – op de muur staan fresco’s over Thomas van Aquino – lees ik Henric van Veldekes beschrijving van Maastricht : “In een dal zo schoon en licht / effen ende welgedaen / waar twee rivieren te samen gaan / een groot een klein / klaar helder en rein / dat moet die Mase en Jeker zijn.” Ook dat is Maastricht : de kleine Jeker die in de Maas stroomt. Die buurt is misschien wel de aangenaamste uithoek van de stad : kabbelende rivier, watermolens, oude bomen, Helpoort, stukken vesting en een standbeeld voor Comte d’Artagnan, musketier die in dienst van Lodewijk XIV in Maastricht door een kogel is geveld.

IN HEUVEL EN GROT

“Voel je de koude lucht al ?”, vraagt gids Marjanne. We wandelen in de holle weg naar de ingang van de mergelgrotten. “Als je straks buitenkomt, voel je de weldoende warmte. Binnen is het maar tien graden.” Een bezoek aan het gangenstelsel onder de Sint-Pietersberg is een gewaardeerde, zij het duistere onderneming. “Uitzonderlijk is de poort geopend, wegens een audiovisuele installatie als een van zes locaties van Under- tones. Wat deze plaats bijzonder maakt, is de Kuil, de ondergrondse bewaarplaats van kunst, zoals Rembrandts Nachtwacht, die hier tijdens de Tweede Wereldoorlog drie jaar en opgerold bescherming vond tegen bombardementen.” Mergel als bescherming tegen barbarij.

Na een tijdje kil stappen, staan we voor een bed waarop je mag liggen zodat gezangen van hamerhaaien zachtjes door je lijf vibreren. Onbekende geluiden in bevreemdende ruimtes, het is de opzet van Undertones, dat bezoekers confronteert met een vreemde, soms komische wereld van klank en geluid. In de Kazematten dreunen machinale vibraties door mijn hersenpan, als stond een oorlog voor de deur. In een volstrekt donkere ijskelder in de tuin van cultuurcentrum Marres hoor ik hoe vorst en wind uit de IJstijd mijn zintuigen verwarren. En in Intro in situ tokkelen zwarte bollen zeven minuten lang een zachte percussie van ritme en genot. Undertones verrijkt Maastricht een zomer lang met een kosmos van veelal onbekende geluiden. Nog zingt in de grot de hamerhaai, maar het wordt koud en ik zoek de warmte van de groene heuvels op. In het zuiden van de stad, terwijl de huizen zijn verdwenen, verheft zich de Sint-Pietersberg. Wandelpaden, tuinen, fortmuren en chalet Bergrust, als waren we in Oostenrijk, ware daar niet het mooie uitzicht over Maastricht en zijn kerktorens.

DE MOOISTE TRAP

Bij de brug luistert een wit gebouw naar de naam Beluga, dat bij de top van Nederlandse restaurants wordt gerekend. In grand café Blanche Dael Coffeelovers geurt de koffie. Voorbij de fabriekshal van Wiebenga wacht aan het eind van de wandeling de ovale koepel van het Bonnefantenmuseum, een postmoderne constructie van glas, staal en baksteen, een handelsmerk van de Italiaan Aldo Rossi. De mooiste trap van Nederland leidt naar de vaste verzameling oude en nieuwe kunst, van middeleeuws schilder- en houtsnijwerk tot arte povera en minimal art, van Beuys en Broodthaers tot Serra. Beneden in de conische hal moet een kom parels van Ai Wei Wei de Chinese kloof tussen rijk en arm symboliseren.

In het project Beating around the bush confronteert het museum de vaste collectie met nieuwe werken. De Rus Vladimir Arkhipov heeft inwoners van Maastricht gevraagd met gebruiksvoorwerpen eigen creaties tussen nut en nutteloosheid te bedenken : Henk van den Berg maakt een laarzendroger, Henry Baumann een bootje met accu-hulpmotor op bakfiets, Marij Geven een dazenval en Gertje Dormans ontwerpt een grappige zonnebank. Vrolijk boeltje ! Maastricht is waarlijk een aangename, on-Hollandse stad.

TEKST & FOTO’S MARK GIELEN

“We zijn de meest on-Hollandse stad van Nederland : we kleden ons op als we uitgaan en laten ons graag zien. We genieten van de tijd”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content