McDERMOTT & McGOUGH Kunst uit de tijdmachine

Overdag leefden ze als in 1920, ’s avonds als in 1880, en tijdens de weekends als in 1845. Niet uit nostalgie, zeggen David McDermott en Peter McGough, maar omdat het hen onder meer een veel helderder kijk op het heden geeft. En hoe dat heden dan wel mag ogen : als één grote samenzwering. In Oostende hebben de New Yorkse boy wonders van weleer nu een eerste grote retrospectieve.

Max Borka

Waar ze elkaar voor het eerst leerden kennen ? ?Op een toilet,? zegt Peter McGough, ?zoals dat hoort.? David McDermott, toen al rond de dertig, had zich in vrouwenkleren uitgedost, en de zes jaar jongere Peter McGough herinnert zich vandaag ook nog hoe gecharmeerd hij wel was door de orthopedische schoenen die David daaronder aangetrokken had. Maar vandaag wacht David ons op in ouderwetse buishoed en billentikker, terwijl Peter zich, een ietsje moderner, met een outfit uit de jaren twintig heeft getooid. Vertegenwoordigers van de New Yorkse energiemaatschappij Con Edison hadden opperst verbaasd gekeken toen ze zich bij hun wankele tweeverdiepswoning op Avenue C. hadden aangeboden. De bewoners bleken immers van de zegeningen van elektriciteit verstoken, en de maatschappij had een speciaal programma voor behoeftigen in de aanbieding. Maar Mc&Mc wilden daar niet van horen. Toen ze in 1984 het pand betrokken, hadden ze eigenhandig alle schakelaars en stopcontacten onklaar gemaakt. Ze leefden bij kaarslicht, en de ijskast was vervangen door ijsblokken. In het huis was geen plaats meer voor radio of telefoon, en ook radiatoren werden uit de muur gerukt. Het water voor de thee werd voortaan boven het haardvuur gekookt. Het schamele huisje in East Village was een tijdmachine geworden.

McDermott en McGough werden in een Model T-Ford gesignaleerd, bouwjaar 1913. Of in een kar die getrokken werd door honden. Als ze naar Europa moesten reizen, gebeurde dat met de pakketboot. Er kon geen sprake van zijn dat ze het vliegtuig zouden nemen. Overdag, in hun atelier, leefden ze naar de principes van de jaren twintig, met een telefoon en een grammofoon die nog handsgewijs moesten worden opgewonden.

Hun foto’s werden er nog in porseleinen bakken ontwikkeld. Er kon gewoon geen sprake van zijn dat zoiets zou gebeuren in een ding uit plastic. Eenmaal de arbeid volbracht, gingen ze ’s avonds, thuis, volgens de geplogenheden van 1880 leven. En voor hun buitenverblijf, het Tripp House in een dal van de Catskill Mountains, waren ze op de rommelmarkten op zoek gegaan naar meubilair van nog eens een halve eeuw eerder.

En nu staan we in Oostende : McDermott & McGough & ik. We staren naar een reusachtig portret dat bij de entree naar hun retrospectieve in het Museum voor Moderne Kunst is komen te hangen. Onderin rechts meldt een cijfer dat ze het in 1921 geschilderd hebben (negentienhonderdéénentwintig), in een stijl die, zoals zovele andere van de werken op deze tentoonstelling, aan de reclameborden uit die tijd herinnert. Een man wordt op het doek door een paneel geflankeerd, waarop onder de titel Pain is friendly een ouderwetse dialoog tussen de allegorische personages Pijn en Ziel werd geschilderd. Maar eigenlijk is Pain is friendly niets meer dan een halfportret. Van de vier luiken die samen een vierkant van 5 op 5 meter moesten vormen, zijn immers alleen de panelen linksboven en rechtsonder bewaard. Het gezicht van de geportretteerde is daardoor ook grotendeels onzichtbaar gebleven. ?Zo is het verleden,? piept vlakbij mijn oor de hoog uitslaande stem van David, ?we hebben nog maar een paar delen van de puzzel die bewaard zijn gebleven. Onze voorouders… mensen werden voortdurend met reclameboodschappen om de oren geslagen : vernietig wat oud is. En dat is wat ze deden : ze stapten de straat op, en sloegen hun meubelen aan diggelen. Systematisch vernietigden ze hun verleden, en de pers en de kunst deden daar lustig aan mee. De twintigste-eeuwse kunstenaars haatten de negentiende eeuw. Wij zijn geen nostalgici. En nog minder escapisten. Maar we willen wel komaf maken met dat lineaire tijdssysteem. Aan een kunstenaar vragen om in één enkele periode te leven, is immers als zeggen dat hij enkel met koper werken mag. Hoe arm ! Het jaar 1919 heeft evenveel recht op bestaan als 1997, met zijn cultuur, zijn mode, zijn geplogenheden.

Onze werken zijn niet meer dan antipropaganda : reclameborden voor dat verleden. Het is bijvoorbeeld onze overtuiging dat de technologieën in een aantal futuristische steden zouden moeten worden geconcentreerd, waarnaar we dan af en toe wel eens een reisje zouden kunnen ondernemen. Maar andere steden zouden dan weer volgens de Victoriaanse tradities moeten leven. De mens blijft de grenzen van de ruimte doorboren, maar blijft het domein van de tijd negeren, hoewel daar nog zoveel kan veroverd worden. Wááánzin is dat.?

T-shirts. Daar gruwelen ze pas van. Al die mensen die zich in hun ondergoed naar hun werk begeven ! Waar was de Baron de Charlus van Proust, die in zijn badkamer een altaar met niet minder dan honderd kravatten had staan. ?Wij willen met ons werk en de manier waarop we leven opnieuw een gevoel voor subtiliteit introduceren?, zegt David. Met trots voert hij mij ook naar het gele doek waarop het duo met grote elegantie niets dan woorden had geschilderd, in rood en zwart : cocksucker, Pansy, Queer, en nog wat andere benamingen die men in de Engelse taal voor mensen van zijn seksuele geaardheid heeft bedacht. ?Dit ene werk,? zegt David, ?door Peter bedacht, heeft ons in één klap beroemd gemaakt.?

Dat was in ’87, toen het doek op New Yorks meest spraakmakende tentoonstelling van hedendaagse kunst hing, de Whitney Biënnale. Drie jaar eerder hadden de Messrs Mc&Mc amper hun eerste tentoonstelling gehad. Met een aanstekelijke lach en klapperende handjes beschrijft McGough de weg die hun carrière daarna gevolgd had. ?Up, up, up.? En : ?Down, down, down.? Ze hadden in New York een galerist als Robert Miller, haalden de cover van Art in America, kregen het ene na het andere vrouwenblad over de vloer in hun woning en studio, en toen ze in Brooklyn onder de Williamsburg Bridge een voormalig bankgebouw tot studio omgebouwd hadden, stonden daar op een bepaald moment niet minder dan veertien personeelsleden op de loonlijst die in negentiende-eeuwse uitrusting de buurt onveilig maakten : schildersmaatjes en fotografen, een boekhouder, een secretaresse, en zelfs een kok, die eigenlijk zo weinig mogelijk koken moest. Want niet voor niets beschrijven ze zichzelf ook wel eens als urban Amish : ze drinken niet, ze roken niet, en dat de mensen nog steeds gekookte waren eten, is volgens hen alleen maar aan een gigantische samenzwering te wijten die mensen als u en zij geen lang leven wil gunnen, een complot dat de aandachtige kijker ook in hun schilderijen kan ontdekken. Ook en niet in het minst de medische stand zou in die samenzwering betrokken zijn. ?Want iedereen weet hoe slecht het eten in een ziekenhuis kan zijn?, zegt Peter. En David : ?Ik heb een boek uit de 18de eeuw waarin wordt beschreven hoe de mens vóór de zondvloed eeuwenlang in leven bleef. Tot hij vlees en gekookt voedsel ging eten. En natuurlijk komt het de machthebbers goed uit dat de mensen niet zo lang meer in leven blijven. Want jongere mensen kan je nu eenmaal zoveel makkelijker je propaganda inlepelen. Ik zeg u : de medische stand is niet meer dan een arm van het militaire apparaat. In plaats van naar Afrika te reizen en daar met machinegeweren de mensen met trosjes neer te halen, gebruiken die nazi’s de medische stand om een genocide te voltrekken.?

Op een van hun schilderijen is te zien hoe met succes de duiven niet alleen de bankbiljetten maar ook foto’s van bevallige heren door een raam naar binnen vlogen. McDermott droomde luidop van een Silent Film Studio in Hollywood, waar nog volgens de methodes uit de jaren twintig zou worden gewerkt. En van de dag waarop hij er een miljardair van kon overtuigen om op een eiland in de Middellandse Zee een oude Romeinse stad op te trekken. Allen die daar leefden, zouden tenzij ze een eed van stilzwijgen aflegden Latijn moeten spreken.

Maar al die rijkeluisdroompjes liggen intussen alweer aan diggelen. Mc&Mc zijn vandaag allang blij met iets op hun boterham. Of : met een tentoonstelling in Oostende, iets wat ze vooral aan Wouter Deruytter hebben te danken, de fotograaf uit Roeselare die hen jaren gevolgd had, en nu ook een retrospectieve in hetzelfde museum kreeg. En wat er dan was misgegaan ? Wat hen tot die bedelstaf bracht ? Terwijl we door de zalen wandelen, wordt er vrolijk op de CIA en nog zowat alle mogelijke Amerikaanse instellingen gescholden.

Men had een stok gezocht. En die was uiteindelijk bij de dienst belastingen gevonden. De meesters waren in de gevangenis beland. Goederen waren in beslag genomen. En uiteindelijk volgde een vlucht, naar Ierland, waar kunstenaars geen belastingen moeten betalen. Via via hadden ze in Dublin ook een groot huis in Zwitserse stijl gevonden. De mansion dateert van 1865, en had aan een excentrieke oude dame toebehoord. Een soortgenoot, die nooit wat van elektriciteit wou horen. Mc&Mc proberen er als in de jaren 1835 tot 1865 te leven. Maar een groot deel van het meubilair was door de Amerikaanse belastingdienst verkocht. ?Oh yeah,? zegt Peter, ?we had it ALL.? En met een luide lach verdwijnt hij naar de telefoon.

Dit jaar produceerden ze na jaren van inactiviteit een schitterende reeks Conspiracy Paintings, schilderijen waarin ook de politieke overtuigingen gebundeld worden die volgens McDermott en McGough in de Verenigde Staten zo abrupt een einde aan hun carrière hadden gemaakt. Het zijn puzzle pictures zoals die nog gemaakt werden in het jaar dat onderin rechts staat aangegeven, 1928. Kinderen konden in die prenten zoeken naar de hongerige hyena of the officer of the law die op geheime plekken verborgen zat. En dat is ook in die met veel slogans gelardeerde remakes van McDermott en McGough het geval, al hebben ze daarnaast ook nog flink wat andere geheimen bloot te leggen. Grote Samenzweringen uit de jaren negentig. Over aids bijvoorbeeld, dat volgens het duo niet door een virus wordt veroorzaakt maar door overmatig druggebruik, en niet in het laatst door een drug die door de CIA ontwikkeld werd. ?Het conservatieve establishment wilde de homobeweging stoppen. Want die groeide en groeide en groeide. Zelfs de burgemeester van San Francisco was homo. Hij werd vermoord. En dat wij nu in Ierland zitten, heeft ook te maken met het feit dat wij al in de jaren tachtig schreeuwden, ook in onze werken : aids is moord, een genocide, die zelfs door de homopers verzwegen wordt, omdat die al sinds de jaren zeventig met geld van de medische industrie in leven gehouden wordt. Wij wilden dat de homo’s naar buiten kwamen en riepen : aids is een leugen. Maar zij smeekten om de drug. Alsjeblief : vermoord ons.?

Op één doek hadden ze ook de hoofden van vrienden geschilderd, omgord door een bloemenkrans. We tellen hoeveel er intussen al door aids zijn geveld. Een, twee, drie. ?Tien vrienden heb ik aan aids verloren,? zegt Peter, ?en toevallig zijn het allemaal diegenen die het medische advies volgden en medicatie namen. Al de anderen die voor meditatie kozen of voor dieet opteerden, bleven overeind.?

Nog voor een hele reeks schandalen hadden hij en David de medische stand en de CIA in hun Conspiracy Paintings verantwoordelijk gesteld. Voor het kunstmatig in stand houden van kanker of de besnijdenis uit winstbejag. Voor het omkopen van politici, door middel van banken, zodat zelfs Clinton een CIA-boy was geworden. Voor het boycotten van de verkiezingscampagne van Jimmy Carter indertijd, door ervoor te zorgen dat de vrijlating van Amerikaanse gijzelaars door Iran op de lange baan geschoven werd. Ook de samenzwering achter het koken van voedsel komt ter sprake. En het abstract expressionisme, dat al die jaren met CIA-geld als de enige waarmakende kunst gepromoot werd. ?Ze waren immers als de dood voor sociaal realisme en propaganda,? zegt McDermott, ?en voor schilderijen als de onze, die figuratief waren, en op ondubbelzinnige wijze de horror konden blootleggen. En uiteindelijk vormen al die schandalen één grote octopus. Telkens je je in één been vastbijt, blijkt dat slechts een fragment van datzelfde organisme te zijn. Of je nu bij eten begint of een tand, altijd weer eindig je bij diezelfde wereldbrand.?

N ietzsche’s concept van de tijd en de Eeuwige Terugkeer van Hetzelfde, maar dan door Oscar Wilde voor theater bewerkt, in een regie van Peter Greenaway, in een decor van Ken Russell, met muziek van Mahler, gekostumeerd door Audrey Beardsley, en met de zonen van Laurel en Hardy die de hoofdrol kregen?, de criticus Christian Leigh bedacht die vergelijking toen het koppel moest omschreven worden. En een gevatter beeld zou ik zo meteen niet weten te vinden. ?Don’t tell him?, monkelt David, als we voor The Erotic Landscape hebben postgevat. Een arcadisch landschap met een waterval, volgens de beste traditie van de faux-naïf-stijl van de Amerikaanse folk art geschilderd, en met een gentleman die van onder een tent naar een groep naakte jongelingen zit te staren. ?Maar kijk dan toch?, roept Peter. Ik hou het hoofd opzij, en jawel : de waterval transformeert zich in de schouder van een jongeman in volle seksuele bedrijvigheid. Bij hun foto’s waren ze naar oude en vergeten technieken teruggekeerd : de cyanotypie, de blueprint-methode, de palladium printing. Ze hadden er onder meer St-Jeronimus en Johannes de Doper mee geportretteerd, en de wetenschappelijke experimenten die het zo goed deden in de salons bij het begin van deze eeuw : een vol glas bijvoorbeeld dat zomaar zonder lekken kon worden omgekeerd. Een paradigma voor de tijd waarin de wetenschap en het dagelijks leven nog naadloos waren verweven. Ze fotografeerden ook rijen buishoeden, of oude emmers. En de pornoster Jeff Strycker als Star of Moving Pictures, in lang ondergoed, of nachthemd. En wie niet beter wist, zou haast gaan denken dat die prachtige lichtbeelden meer dan een eeuw in het stof hadden gelegen.

Maar heel anders gaat het eraan toe in hun schilderijen. Caravaggio en de schilderstijl van de belle époque, zoals die ook te vinden was op postkaarten of reclamepanelen, worden daar vrolijk verweven met de verworvenheden van de popart, het surrealisme en andere modernismen. Nu eens levert dat doeken op waar de kijker met een waanzinnige spiraal van jaartallen wordt geconfronteerd, als was de geschiedenis een bingospel. En een andere keer worden als in The Erotic Landscape de perverse afterthoughts van het nobele Victoriaanse leven geëtaleerd.

Ronduit prachtig is bijvoorbeeld ook de reeks collages waarin het leven van Bob Burlingham wordt blootgelegd. Hij was het eerste kind dat bij Anna Freud in therapie ging. Hij pleegde zelfmoord.

?We leven in een gevangenis,? zegt McDermott, ?en die heet heden. Mensen hebben daar altijd al aan willen ontsnappen. Maar de vraag is : kan dat wel ? En waar moeten we dan wel naar ontsnappen ?? Hij heeft intussen ook nog een voorspelling klaar. Het is niet uitgesloten dat we vanaf het jaar 2000 met z’n allen in de tijd terugkeren : 2001 wordt dan 1999, en 2099 wordt 1901. En hoe ze er al die tijd toch waren in geslaagd om zo smetteloos als Parijse dandy’s van een eeuw geleden door een buurt als Brooklyn te paraderen zonder te worden aangevallen, wil iemand weten, zo tussen die duizenden junkies en squatters. ?Heel eenvoudig,? zegt McDermott, ?wij begonnen gewoon hard te wuiven als er één wat te dicht kwam. En riepen God bless you ! God bless you !?

McDermott & McGough, Wouter Deruytter en Anh Duong in het PMMK in Oostende, tot 4 januari. Info : tel. (059) 50.81.18.

Silhouetportret als in de goede oude tijd, de grote specialiteit van het huis. Zoals de parfums van Chanel : onze B-lijn.

Een tekenvan goede gezondheid : niets dan jongens en de tijd in het hoofd (links).Fire Balls : schoppen met de jaartallen (rechts).Een beetje Magritte, een beetje Dalí, een beetje Hundertwasser. En geschilderdin 1916, dooreen duo dat inde jaren vijftig geboren werd (onder).

Een verzamelaar had iets proper gevraagd. Iets dat ik verkopen kan. Mc&Mc schilderden een boeket in dollarvorm.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content