In het bonzend hart van Marrakech heeft de Nederlander Bert Flint van zijn woning een museum gemaakt, gewijd aan zijn passie: de oorspronkelijke cultuur van Noord-Afrika.

De geschiedenis van Bert Flint is die van een nomade. Niet die van een zwerver die nooit zijn vaste stek vond, want het was al vroeg duidelijk dat hij naar Marokko zou komen. Nee, Flint is vooral een zwerver in zijn hoofd: hij blijft levenslang op zoek.

“Je kan niet zeggen dat ik hier toevallig verzeilde”, zegt hij. “Ik kwam met een welbepaald doel naar Marokko. Ik had Spaans gestudeerd en wou me verdiepen in de islamitische periode van Spanje. Om toegang te krijgen tot die gesloten wereld, moĆ©st ik wel Arabisch leren, en daarom kwam ik hierheen.”

We zitten in een rumoerig cafeetje bij het drukke Djemaa el Fna-plein. Ons gesprek wordt voortdurend luidruchtig overstemd door gejuich, ritmisch handgeklap of kreten waarin ongeloof en ontgoocheling weerklinken. Geen wonder. In de aangrenzende, overvolle ruimte staat een zwart-wit tv’tje dat een zeer belangrijk evenement uitzendt: het WK-Voetbal, uitgerekend Marokko – Noorwegen. In al dat tumult bekvechten twee bejaarde en besnorde mannen. Als Bert Flint hen iets toeroept in het Arabisch, staken de kemphanen even hun verhitte discussie, nemen zuchtend een slok thee, en rapen de draad van hun scheldpartij weer op.

Bert Flint, rank en elegant in zijn hagelwitte djellaba, straalt de wijsheid uit van een oude geleerde. Hij heeft een indringende, helderblauwe blik, en zijn verhaal is een snelle vloed van woorden, die stroomt van zijn jeugd in Amsterdam tot bij zijn grote passie: de kunst en cultuur van de berbers.

Meer dan veertig jaar geleden liet hij alles achter in Nederland en kwam naar Marrakech, waar hij zich mettertijd ontpopte tot een autoriteit in de berbercultuur. Zijn passie vond haar oorsprong tijdens een schoolreisje in Nederland, bijna vijftig jaar geleden.

Bert Flint: “Toen raakte ik sterk onder de indruk van een werk van Mondriaan. Destijds kon ik dat ook niet uitleggen, maar die harmonische eenvoud van vlakken en lijnen raakte mij. Men lachte mij uit: hoe kan iemand nu emoties voelen bij Mondriaan? Diezelfde structurele eenvoud vond ik hier terug bij de boeren. Noem het functionele of proportionele kunst, wat dan ook; de naam doet er niet toe. Het gaat om het gevoel.”

“Toen ik pas in Marokko was, beschouwde ik dit land historisch als een logisch gevolg op Spanje: Marokko was de toegangspoort om de Andalusische cultuur te begrijpen. Drie jaar later dacht ik, dat je je beter via Damascus kon inleven in Marokko. Maar na een reis door het Midden-Oosten merkte ik dat het helemaal anders was. Pas na dertig jaar kwam ik erachter dat Marokko eerst en vooral Afrikaans is. Je ziet het niet meteen, maar het is de verborgen werkelijkheid, die overal onderhuids aanwezig is.”

De berbers zijn de oorspronkelijke bevolking van Noord-Afrika, de rechtstreekse afstammelingen van de autochtone bevolking van vĆ³Ć³r de Arabische invasie in de 7de eeuw. In Marokko, vooral in de ruige bergstreken en de woestijngebieden, leeft hun cultuur verder. Ook in de steden is zij aanwezig, en daarin verschilt Marokko van andere islamitische landen. En in Marrakech is die invloed nog sterker dan in andere Marokkaanse steden. Deze stad is sinds eeuwen het kruispunt van de handelswegen tussen de Sahara en het Atlasgebergte; de Afrikaanse invloeden zijn er nog duidelijk voelbaar. Als je in Marrakech door de soeks slentert, zie je overal de meetkundig versierde berberjuwelen of de geometrisch bewerkte lederwaren van de Toearegs, een nomadenstam uit het midden en het zuiden van de Sahara. De Toearegs zijn beter bekend als “blauwe mannen”, zo genoemd naar de blauwe schijn op hun huid, een nagelaten spoor van het indigo waarmee ze leder en hun kleding verven.

De kunstobjecten van berbers die je in de antiekwinkels vindt, zijn niet alleen duur, ze zijn meestal namaak. Het is een oud probleem, en het fenomeen is moeilijk te verhinderen: originaliteit en authenticiteit hebben te lijden onder de grote vraag van het toerisme. Zeker in Marokko is dat het geval, omdat een deel van de bevolking er afhankelijk is van ambachtelijke bedrijvigheid.

De woning van Bert Flint staat bekend als ” Maison Tiskiwin“, en daarin vonden oude en nieuwe artefacten van de berbercultuur een onderkomen. Flint besteedde tientallen jaren, en een eindeloos engelengeduld, aan het samenstellen van de verzameling tijdens zijn zoektochten door afgelegen streken.

“Aanvankelijk gebruikte ik, als leraar Spaans, de helft van mijn salaris om sieraden te kopen. Ik stelde mijn beperkte collectie tentoon in een kleine ruimte, omdat ik het zinloos vond om ze verborgen te houden. Af en toe publiceerde ik ook over mijn vondsten”, vertelt Flint.

Zijn verzameling kreeg uiteindelijk erkenning toen het koninklijk paleis ze aankocht. “Ik wou me niet laten gijzelen door mijn eigen collectie, want het belangrijkste blijft voor mij het onderzoek, het opsporen van nieuwe voorwerpen. De aankoop door het paleis gaf mij de nodige armslag om nog meer stukken te redden”, zegt hij.

Het huis van Flint is opgedeeld in verschillende secties, naar gelang van de materialen. De mooiste lederwaren zijn vervaardigd door Toearegs. Een lederen reistas, bijna frivool gekleurd in rood en groen, toont aan hoe speels gebruiksvoorwerpen kunnen zijn. De groene deuren in het huis zijn afkomstig uit berberwoningen in Zuid-Marokko, een streek die bekendstaat om de traditionele huizen die gebouwd zijn uit modder, zoals je die ook aantreft in Mali of Jemen. Het houtsnijwerk toont afbeeldingen van slangen of kikkers die de oogst moeten beschermen tegen alle mogelijke vijanden, natuurlijke of bovennatuurlijke. Ook vandaag de dag gebruiken berbers beeltenissen van dieren en mensen, hoewel de islam dat ten strengste verbiedt.

Bert Flints voorliefde gaat naar textiel. In zijn woonst zie je niet enkel weefsels uit een ver verleden, maar ook tapijten en stoffen die recentelijk vervaardigd werden. “Een aantal berberstammen in de bergen en de Sahara maken op mijn vraag nog textiel op traditionele wijze. Dat is mijn bescheiden manier om een dam op te werpen tegen de commercie.”

Inmiddels werd het huis van Flint te klein voor zijn groeiend aantal kunstobjecten. Daarom kocht hij een bescheiden boerderijtje bij de Atlantisch Oceaan. Het oude, vervallen huisje ligt op een afgelegen plek waar Flint over de stoffige wegen naartoe trekt, als hij even geen zin meer heeft in de drukte van Marrakech. In ƩƩn kamer ligt een matras op planken, verder zijn alle ruimtes ingenomen door vazen en kruiken. Het en der ligt of hangt een kleurig tapijt om iƩts van huiselijkheid te suggereren, maar toch blijft het een eenvoudig en primitief kampement.

Tom Bouman / Foto’s Sven Everaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content