Marleen Temmerman De wereld door een speculum
In ‘Onrust in de onderbuik’ neemt Marleen Temmerman, de eerste vrouwelijke professor gynaecologie in de Benelux, de lezer mee naar haar consultatieruimte, een plek van hoop, maar ook van angst en verdriet, waar soms hartverscheurende beslissingen genomen moeten worden.
:: Marleen Temmerman, Onrust in de onderbuik,
opgetekend door Désirée De Poot,
Van Halewyck, 197 blz., 17,50 euro.
Vertel nog eens een verhaaltje over een baby, mama”, vroeg haar zoon haar ’s avonds voor het slapengaan. “Een verhaal uit je schriftje over de kindjes in de buik.” De zoon is intussen een tiener, het schriftje schriftjes en daarna een boek. Over Wendy van twaalf, die geen vriendje had, maar wel zwanger was. Over Rita, gelukkig getrouwd en in verwachting van haar eerste kindje, dat aids bleek te hebben. En over Lotte die zo graag een baby wilde, maar na jaren huwelijk nog altijd maagd bleek te zijn. Allemaal vrouwen die Marleen Temmerman niet kon vergeten. Omdat ze bijzonder waren of juist heel gewoon. Wie het boek leest, kan niet naast de paradoxen kijken : vrouwen die naar kinderen hunkeren kunnen er geen krijgen, vrouwen die geen kinderen willen of aankunnen krijgen er wél. Paren die een kind met een relatief lichte afwijking verwachten, wensen een abortus, anderen willen hun kind per se op de wereld zetten, ook al is het zwaar gehandicapt. Op geen enkel ander gebied lopen opvattingen en normen zo sterk uiteen als op dat van seksualiteit en voortplanting. En ook al worden we tegenwoordig te pas en te onpas geconfronteerd met onverbloemde seks, in de praktijk blijkt de kennis van het eigen lichaam en dat van de partner soms eerder beperkt te zijn.
De manier waarop de patiënten opgevangen worden, zegt veel over dokter Temmerman en haar team van verpleegsters, vroedvrouwen en psychologen van het Universitair Ziekenhuis Gent. ‘Mededogen’ is een woord dat tijdens het lezen van Onrust in de onderbuik spontaan bij mij opkwam, ‘mededogen’ en ’tolerantie’. Na sommige verhalen volgt een informatieve tekst waarin de arts haar visie op een bepaalde problematiek geeft, zonder een blad voor de mond te nemen en altijd getuigend van gezond verstand. Abortus, het inleiden van de bevalling, hormonale therapie in de menopauze, hysterectomie, seksueel overdraagbare aandoeningen en vrouwenbesnijdenis zijn thema’s die op die manier aan bod komen. Als persoon straalt Marleen Temmerman energie en efficiëntie uit en die koppige opgeruimdheid die je wel vaker aantreft bij welzijnswerkers die met veel ellende geconfronteerd worden.
Waarom wilde u eigenlijk gynaecologe worden ?
Marleen Temmerman : Ik kan alleen maar vaststellen dat ik al jong een soort Florence Nightingale-complex had. In de lagere school was het mijn ambitie om later naar Afrika te gaan om de arme zwartjes te helpen. Dat was in de tijd dat we daar ijverig zilverpapier voor verzamelden. Op het eind van de humaniora ging mijn belangstelling meer in de richting van economie of politieke en sociale wetenschappen. Uiteindelijk koos ik toch voor medicijnen : als arts, zo redeneerde ik, zou ik mij het best kunnen inzetten voor mensen en in het bijzonder voor vrouwen. Daarom ook heb ik tijdens mijn medische studies voor gynaecologie gekozen. Ik vond het namelijk nogal vreemd dat bij mijn opleiding alle vrouwenartsen mannen waren. Door de variatie en de complexiteit van de materie vond ik het ook een heel boeiend beroep, nog steeds trouwens. Je bent betrokken bij de creatie van nieuw leven, wat altijd fascinerend is, en verder komt er ook interne geneeskunde bij kijken, alles wat met de hormonenhuishouding te maken heeft en ten slotte ook chirurgie. Het is een richting die je ruim kunt zien of waarin je je kunt subspecialiseren, maar altijd heb je te maken met de gezondheid van de vrouw.
Is het beroep intussen vervrouwelijkt ?
Absoluut. Maar in ’78 bleven vele deuren dicht. Ik kom uit een arbeiders-middenklassemilieu, mijn vader was postontvanger. Voor de dochters was het toch al niet evident om naar de universiteit te gaan, laat staan om geneeskunde te studeren. “Wat ga je daar doen, een man zoeken ?” was toen een veelgehoorde reactie. Specialiseren in de gynaecologie ? Dat is niets voor vrouwen, meenden de hoogleraren toen. Toegegeven, de opleiding was heel zwaar : 80 à 100 uur per week zat je in het ziekenhuis, waaronder vele uren in nachtdienst. En op je 25ste aan een specialisatie beginnen… Dat is de leeftijd waarop veel vrouwen voor kinderen kiezen. Nu zijn er evenveel vrouwelijke als mannelijke studenten, en in de richting gynaecologie zelfs meer vrouwen dan mannen. Ook de levensomstandigheden van de gynaecoloog en de gynaecoloog in opleiding zijn sterk verbeterd. Het aantal uren stage per week is verminderd en na elke wachtdienst is er recuperatie. Gynaecologen gaan zich ook steeds meer verenigen in maatschappen en groepspraktijken, zodat ze ook een leven buiten het werk hebben.
Hebben uw eigen ervaringen als vrouw uw visie op het vak in de loop van de jaren veranderd ?
Toen ik als jonge arts afstudeerde, zag ik de dingen toch redelijk medisch-technisch. Door de beleving van wat je voordien alleen via anderen kende, verandert je visie wel enigszins. Zelf ben ik pas na vele pogingen zwanger geraakt, de hele fertiliteitsproblematiek heb ik dus aan den lijve ondervonden. Maar empathie is niet geslachtsgebonden, het heeft met je karakter, je belevingswereld, je hele zijn te maken. Ik ken vrouwelijke gynaecologen die geen greintje empathie vertonen en mannelijke die zich heel goed in de problemen van patiënten kunnen inleven, ook al hebben ze er zelf geen ervaring mee. Tijdens de medische opleiding wordt er tegenwoordig trouwens gelukkig meer aandacht besteed aan de communicatie met de patiënt.
Zijn de patiënten beter geïnformeerd sinds de bevallingsprogramma’s op tv ?
Soms wel. Als je iets uitlegt, kunnen ze zich dat visueel beter voorstellen : een epidurale verdoving, het breken van de vliezen, of het verlosbed dat aangepast kan worden aan de houding waarin de patiënte wil bevallen. Mensen halen ook veel informatie van het internet. Ik vind het goed dat ze op zoek gaan naar kennis, maar vaak komen ze af met een massa prints en blijkt dat ze zonder achtergrondkennis niet in staat zijn om te beoordelen wat ze gelezen hebben. En wat je vaak merkt, is dat de basisvragen onbeantwoord blijven. Je krijgt bijvoorbeeld een goed opgeleide vrouw op raadpleging, je geeft alle uitleg over een hysterectomie, je denkt dat ze alles goed begrepen heeft en dan komt ineens de vraag : “Maar hoe zit dat dan met mijn menstruatie, waar moet het bloed naartoe ?” In een tijd waarin iedereen biologie krijgt op school en er open en bloot over seks gesproken wordt, zou je verwachten dat mensen meer weten over hun eigen lichaam.
In het boek is er ook sprake van een paar dat maar geen kind kan krijgen, waarna blijkt dat er nooit penetratie heeft plaatsgehad.
Dan kun je je afvragen of ze echt niet weten wat er aan de hand is of het niet willen weten of er samen niet over durven praten. Maar onvruchtbaarheid is steeds minder een taboe, daar kun je dus wél hulp voor zoeken. Nu, die mensen hadden wel seks, maar de ejaculatie gebeurde altijd aan de ingang van de vagina. In zo’n geval kan een ervaren seksuoloog hulp bieden. Ja, je komt vreemde dingen tegen in een gynaecologenpraktijk. Een meisje van veertien dat op het punt staat te bevallen en niet weet dat ze zwanger is, bijvoorbeeld. Dat gebeurt trouwens niet alleen bij jonge meisjes, maar ook bij vrouwen die de menopauze naderen. Zo’n vrouw is 45 en voelt zich moe en opgeblazen. En dan blijkt ze tot haar grote verbazing vergevorderd zwanger te zijn. Hoe kan dat in deze tijd ? Het omgekeerde gebeurt ook. Ooit ben ik ’s nachts uit mijn bed gebeld door een vrouw die beweerde dat haar water gebroken was. Met de buik vooruit stond ze in de kraamkliniek, omringd door familie. Maar toen ik haar onderzocht, bleek haar baarmoeder zo klein dat er geen sprake kon zijn van een zwangerschap. Die mensen kwaad, ik was een slechte dokter. Maar in een ander ziekenhuis konden ze mijn diagnose alleen maar bevestigen : het ging puur om autosuggestie. Dat is voer voor psychologen. Ik heb erover gelezen, maar veel literatuur is er niet beschikbaar, ook niet over hoe je die mensen achteraf moet begeleiden. Pas de laatste jaren wordt er ook meer aandacht besteed aan de psychosociale aspecten van de gynaecologie. Geweld op vrouwen, bijvoorbeeld, daarover zijn pas sinds kort cijfers beschikbaar zodat we de omvang van het probleem kunnen inschatten. Tegenwoordig is dat ook een topic op nationale en internationale congressen, wat vroeger ondenkbaar was.
“Ik ben God niet, maar soms moet ik God spelen”, zegt u in het boek. Wordt dat gemakkelijker naarmate u meer ervaring hebt ?
Het is een tweesnijdend zwaard. Veel ervaring maakt de beslissing rijper en meer overwogen, maar daarom niet gemakkelijker. Het maakt misschien wel dat je ’s nachts minder ligt te piekeren of je de juiste beslissing genomen hebt. Op basis van een langere praktijk kun je de mensen zeggen : we kunnen u op deze of gene manier helpen, aan u om te beslissen. Maar wat het vooral gemakkelijker maakt, is dat we nu voor twijfelgevallen over structuren beschikken. Neem nu een vrouw die bij haar eerste bevalling een keizersnee onderging omdat de baring niet opschoot. Haar bekken is normaal, in principe kan zij bij een nieuwe zwangerschap gewoon bevallen. Maar ze is veertig weken zwanger en het kind is nogal groot. Dan kun je dat met collega’s uit de groep bespreken : opteren we meteen voor een keizersnee of wachten we af ? Voor ethische kwesties zijn er commissies waarin mensen uit verschillende disciplines zitten : huisartsen, verpleegkundigen, juristen, ethici van gelovige en niet-gelovige strekking. Sommige vragen van patiënten kun je meteen beantwoorden. Ik denk hier aan het dossier van een vrouw die 32 weken zwanger was van een foetus met een waterhoofd en een abortus vroeg. Dan kan ik alleen maar zeggen : in België kunt u niet voor een abortus terecht, ik kan u hoogstens adressen in Nederland bezorgen, maar betwijfel of ze u daar zullen helpen.
Maar er is altijd een grijze zone van twijfelgevallen. En dan is het goed dat je zo’n dossier aan een ethische commissie kunt voorleggen. Want het is niet omdat een patiënte toevallig of niet toevallig bij een bepaalde arts terechtkomt, dat die verplicht moet zijn om een ingreep uit te voeren. Anderzijds mag het lot van een patiënte niet afhangen van één bepaalde arts in een bepaald ziekenhuis die nu op een bepaalde manier over een problematiek denkt, terwijl hij of zij er vijf jaar geleden misschien helemaal anders over dacht. Iedereen verandert, dat is een kwestie van maatschappelijke evolutie. Maar ook de adviezen die de ethische commissies nu geven, zijn anders dan die van 10 jaar geleden.
In de VS staat het recht op abortus nu op de tocht.
Dat is terug naar de Middeleeuwen, bij wijze van spreken. Als je de standpunten op de meest recente International Conference for Population Development bekijkt, zou je kunnen concluderen dat de Bush-administratie, het Vaticaan en de moslimfundamentalisten een alliantie tegen de emancipatie van de vrouw gesloten hebben. Het gaat zelfs verder dan het beknotten van seksuele en reproductieve rechten. De fondsen van het United Nations Fund For Family Planning, bijvoorbeeld, zijn tegenwoordig zo geslonken dat in ontwikkelingsgebieden in Afrika en in China ziekenhuizen moeten sluiten en er opnieuw op grote schaal vrouwen en tienermeisjes sterven aan ongewenste zwangerschappen door een gebrek aan anticonceptie. Ik bedoel maar, we hebben het hier niet over een ijle discussie tussen voor- en tegenstanders van abortus, maar over concrete implicaties voor de gezondheid van grote groepen vrouwen. Hetzelfde geldt voor het standpunt van de paus ten opzichte van condoomgebruik : dat is mensen het fundamentele recht ontnemen om zich te beschermen tegen ziekten. Of je nu katholiek of moslim of atheïst bent : een condoom behoort tot het arsenaal van preventiemiddelen tegen ziekte, punt uit. Het is bijna moorddadig wat er tegenwoordig gebeurt, we moeten alles op alles zetten opdat de vrouwen in de derde wereld niet massaal de dupe van politieke beslissingen worden.
Van contrasten gesproken : in de westerse wereld willen mensen het leven naar hun hand zetten. Alles wat medisch mogelijk is, moet ook mogen.
Vaak word ik geconfronteerd met vragen van patiënten waar ik zelf nooit opgekomen zou zijn. Twee lesbiennes die zwanger willen zijn van elkaars eicel, bijvoorbeeld. Medisch-technisch gaat men alsmaar verder en de maatschappij hinkt achterop. Dat gaat nog erger worden met de evolutie van de predictieve geneeskunde. We zullen hoe langer hoe meer tests kunnen doen waardoor we een patiënt al heel vroeg kunnen zeggen : u hebt een verhoogd risico om die en die aandoening te krijgen. Dat is Brave NewWorld Part Two, weer een stap dichter in de richting van de maakbare mens. Soms heb ik het er moeilijk mee. Een technologie wordt, hoop ik, in de eerste plaats toch ontwikkeld om aan een reële nood te voldoen. Sommige mensen zijn onvruchtbaar, men probeert daar een oplossing voor te vinden. Op zich een goede zaak. Maar in het kielzog van die ontwikkeling zijn er steeds meer mogelijkheden. Moeten we die toepassen, domweg omdat ze bestaan ? Anderzijds : wie zijn wij om te beslissen dat deze of gene toepassing niet toegelaten is ? Je kunt natuurlijk stellen : deze ingreep wordt niet door het ziekenfonds terugbetaald, hier moet de maatschappij niet voor opdraaien. Maar wat de wetenschappelijke research betreft, begeef je je op een glibberige helling als je zegt : deze testontwikkeling gaan we wél toelaten, voor het borstkankergen bijvoorbeeld, maar voor een ander gen dan weer niet. Niemand zal ooit de perfecte balans van de wetenschap kunnen opmaken en bepalen : er zijn zoveel honderdduizenden tests uitgevonden en daarvan mogen er nu zoveel gebruikt worden omdat ze goed zijn voor de mens en de rest niet. Rond deze kwesties dient een continu maatschappelijk debat gevoerd te worden, onvermijdelijk verschillend van land tot land en van cultuur tot cultuur, zoals we dat eigenlijk al jaren meemaken.
Onlangs luidde u in de media de alarmbel over het hoge aantal ingeleide bevallingen in België.
Als er medische redenen zijn voor een inductie en moeder of kind gevaar lopen, zal ik ze zeker aanraden. Maar voor de rest is mijn principe : laat de natuur haar gang gaan, als je geen zekerheid hebt dat medicatie of interventie de situatie zal verbeteren, blijf er dan af. In België wordt bij meer dan 1 vrouw op 3 de baring in gang gezet. Dat is niet nodig, meer nog, het is schadelijk. Bevallen doe je tenslotte geen 20 keer in je leven, laat dan toch dat beetje speling in plaats van alles te willen plannen.
Veel vrouwen in de menopauze raakten vorig jaar in paniek bij het nieuws dat de hormonensubstitutietherapie het risico op borstkanker zou verhogen. Wat is daar nu juist van aan ?
Artsen wisten ook vroeger al dat de hormonentherapie voor vrouwen in de menopauze een iets verhoogd risico op borstkanker geeft. Van de 100 vrouwen die geen hormonen nemen, zullen er 10 borstkanker krijgen, van de 100 die wél hormonen nemen 12 of 13. Het enige wat er sindsdien veranderd is, is dat we nu weten dat een vermeend voordeel van de hormonentherapie, namelijk de bescherming tegen hart- en vaatziekten, niet waar blijkt te zijn. Dan kun je je natuurlijk afvragen hoe de medische wereld zich zo heeft kunnen vergissen. Tot voor twee jaar baseerde men zich op de Nurses’ Health Study, waarbij men de gezondheid van een vrij homogene groep van ongeveer 100.000 verpleegsters over 30 jaar gevolgd had. Bleek dat er van de vrouwen die hormonen namen minder aan een hartinfarct stierven dan van de vrouwen die er geen namen. Een overtuigend bewijs, zo leek het toen. Alleen heeft een nieuwe studie, de Women’s Health Study, uitgewezen dat er indertijd waarschijnlijk ook andere factoren een rol speelden. Dat vrouwen die zelf het initiatief namen om hun menopauzeklachten met een arts te bespreken en dan beslisten om hormonen te nemen wel eens op een heel andere manier met hun gezondheid zouden kunnen omgaan dan andere, bijvoorbeeld. Bij de Women’s Health Study wisten de deelnemende vrouwen niet of ze hormonen kregen of een placebo, en uit dat onderzoek bleek dat het voor de kans op hart- en vaatziekten geen verschil maakt of je hormonen slikt of niet. Sinds die studie schrijf ik zelf wat minder hormonen voor. Nu was ik vroeger ook al niet zo’n fervente voorstander, ik vond het zo onnatuurlijk. Anderzijds : het feit dat we nu gemiddeld 80 jaar oud worden, is ook onnatuurlijk. We gebruiken het argument ‘natuurlijk’ altijd als het ons uitkomt. En het woord ‘hormonen’ heeft een heel negatieve bijklank, we associëren dat meteen met hormonenvlees en de maffia. In de anticonceptiepil zitten ook hormonen, zelfs in hogere dosissen dan bij hormoonsubstitutie, maar daar zijn vrouwen nu minder bang voor. Mijn visie is : je moet die kwestie met elke vrouw individueel bespreken en een balans maken van de voor- en de nadelen. De kwaliteit van het leven is ook belangrijk. Wie ernstige klachten heeft en geen verhoogd risico op borstkanker, komt in aanmerking voor hormonentherapie. De arts zoekt dan naar het product dat het meest geschikt is voor de vrouw. Volgens de huidige stand van het onderzoek scoren de oestrogenenpleister of -gel het best.
Afrika is prominent aanwezig in uw werkkamer. Heeft het leven en werken daar een grote invloed op u gehad ?
Kwesties die vroeger zwart-wit voor mij waren, zijn dat nu minder door mijn leven in andere culturen. Neem nu de vrouwenbesnijdenis. Ik blijf ze even enthousiast als vroeger bevechten, al was het alleen maar uit medisch oogpunt, want het littekenweefsel kan bij een bevalling voor ernstige complicaties zorgen. Toch kan ik begrijpen dat een vrouw die in die traditie is opgegroeid er zich aan vastklampt, zeker als de aanvaarding door haar omgeving ervan afhangt. Of neem nu een Marokkaans meisje dat bij mij komt om haar maagdenvlies te laten herstellen. Vroeger zou ik gezegd hebben : “Dat doe ik niet, het is hypocriet, we zullen die praktijk eens gaan veranderen.” Maar dat meisje van 16 dat uitgehuwelijkt wordt, heeft er geen boodschap aan als ik zeg dat haar traditie niet deugt. Dat vindt ze waarschijnlijk ook wel. Maar wie heeft in zo’n situatie de middelen en de kracht om radicaal te breken met familie en milieu ? Een meisje dat geen kant opkan, zal ik helpen.
Nu ja, wellicht zou mijn visie ook zonder Afrika veranderd zijn. Maar het was hoe dan ook een enorm verrijkende ervaring, je leert relativeren en genuanceerder denken. Dat is voor mij ook het positieve aan een multiculturele samenleving, maar dan niet zoals nu bij ons, waar multicultureel bijna een scheldwoord geworden is.
Tekst Linda Asselbergs I Foto Charlie De Keersmaecker I Illustratie Arpaïs Du Bois
“Het lijkt wel alsof de Bush-administratie, het Vaticaan en de moslimfundamentalisten een alliantie tegen de emancipatie van de vrouw gesloten hebben.”
“Of je nu katholiek of
moslim of atheïst bent :
een condoom behoort tot het arsenaal van preventiemiddelen tegen ziekte, punt uit.”
“Voor wetenschappelijke
research begeef je je op een
glibberige helling als je zegt : deze testontwikkeling gaan we wél toelaten, voor het borstkankergen bijvoorbeeld, maar voor een ander gen dan weer niet.”
“Als er medische redenen zijn voor een
inleiding van de bevalling, zal ik ze zeker aanraden. Maar voor de rest is mijn principe : laat de natuur haar gang gaan, als je geen zekerheid hebt dat medicatie of interventie de situatie zal verbeteren, blijf er dan af.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier