Gastvrije mensen op een zonovergoten eiland. Heel exotisch, maar cultuurschokbrekers heb je niet nodig. Mauritius is zalig zachtaardig.

Pol Moyaert

Wat verwacht een mens allemaal van het paradijs ? Om te beginnen een rechtstreekse vlucht ernaartoe. En dan ter plekke : niet overdreven veel andere paradijszoekers. Als er een plaats is die een numerus clausus behoeft, is het de hemel wel. Vanzelfsprekend bestaat het decor uit zand, palmbomen en zee respectievelijk hagelwit, ruisend en turkoois. En doe er maar een vulkaantje bij, rustig slapend, en een watervalletje. Wat gekwetter van olijk gekleurde vogeltjes.

Op het menu mag salade de langouste staan, gevolgd door een visje dat vanuit het water op de barbecue is gesprongen. Een koel glaasje Fleur du Cap erbij. Maar het paradijs bestaat niet, en dus moet dit Mauritius zijn. Een eilandje te midden van de Indische Oceaan, met zijn 58 km van noord naar zuid en 47 km van oost naar west, kleiner dan het groothertogdom Luxemburg. Een droombestemming voor de luxetoerist. Een tuin van Eden om schaamteloos te komen genieten. Al zou het een beetje zonde zijn niet uit je hangmat te komen, want er is ook een en ander te zien en te beleven.

?Kijk daar,? zegt Jim, ?die vijfendertig ! Een vijftien die er zijn mag !? Omdat Jim Roy Rabaut een hele week mijn gids zal zijn, heeft hij me ingewijd in de geheime cijfertaal die de Mauritiaanse mannen voornamelijk gebruiken om de vrouwen te becommentariëren. En nadat hij er zich van verzekerd heeft dat ik geen zes ben (een homo), wil hij toch dat ik een woordje kan meespreken. Ik zie dus een heupwiegende schone ( un trentecinq) voorbijwandelen met een fraaigevormde boezem ( un quinze). Het kan niet gezegd dat ze een elf (te magere benen) heeft, nee, haar veertig (kont) mag er zijn.

Jim is een creool hij lijkt een beetje op Harry Belafonte in zijn jonge jaren en hij wil dat ik ook wat van die taal leer. Want een knappe griet kan natuurlijk ook een héél knappe griet zijn, en dan hebben we het over un zolie 35, en als het echt een moordgriet is voor Jim zijn dat levensbelangrijke nuances , dan spreken we van un Marie zolie 35. (Marie is versterkend, zoals bij ons in de uitroep Jezus Maria !) Willen we haar aanspreken, dan zeggen we niet bonjour, maar bonzour, en als ze weggaat orewar.

De wereld, dat zal duidelijk zijn, is verdeeld in les zom et les fam. Als goede leerling vraag ik of daar in het meervoud dan geen s aankomt ? ?Natuurlijk niet,? lacht Jim, ?we zullen ons een beetje moe maken. Maar als ze nu echt met veel zijn, dan voegen we er wel iets aan toe, dan wordt het : banzom en banfam.?

Mauritus telt iets meer dan een miljoen inwoners en daarvan zijn er zo’n driehonderdduizend creools : een mengeling van zwart, blank, Chinees en Indisch. De rest, op dertigduizend Chinezen en achtduizend blanken na, is Indisch. Onder elkaar spreekt men Frans of creools, alleen in de administratie is Engels nog de officiële taal ; zelfs de Anglicaanse kerk is op het Frans overgeschakeld.

Hoe groot de religieuze melange is, kan je goed zien vanop Fort Adelaïde, op een heuvel boven de hoofdstad Port Louis : beneden liggen de moskee, de Chinese pagode, de kathedraal en de hindoetempel broederlijk naast elkaar. Het systeem dat iedere werknemer iedere feestdag van iedere godsdienst mocht meevieren, is ondertussen afgeschaft, de economie leed er al te zeer onder.

Port Louis is niet echt een aantrekkelijke havenstad. Het is er afschuwelijk druk de ene opstopping na de andere, daarvoor komt een mens niet van Brussel naar hier en omdat de stad in een kom ligt, kan het er onaangenaam warm zijn. Wel een bezoekje waard is de naar curry, patchouli en wierook geurende overdekte markt, waar je aan de ene kant alle mogelijke exotische voedingswaren vindt, en aan de andere niets dan T-shirts en geborduurde tafelkleden, twee dingen die je hier voor een habbekrats kan kopen. Jim neemt me mee naar een stalletje waar de heer K.G. Naiken al vijftig jaar geneeskrachtige planten en kruiden verkoopt. De oude man wil weten aan welke kwalen ik allemaal lijd. ?Zo, zo, geen enkele. Neemt u dan misschien een zakje van dit mee, zeer goed voor de potentie.? Nee, dan koop ik liever verderop een kilo tomaatjes, die heten hier pommes d’amour.

Le Caudan, het nieuwe shoppingcenter aan de waterkant dat helemaal gebouwd is naar het voorbeeld van The Waterfront in Kaapstad, is een tegenvaller : hier en daar een mooie zaak, maar ook veel brol en alles nogal duur. Naar mijn gevoel speciaal neergezet voor de passagiers van de cruiseboten die hier aanleggen, zodat ze niet de groezelige stad zouden inmoeten, maar toch wat dollars achterlaten. Jim zegt niet ja, maar ook niet nee. Jim zegt : ?Mo soif.? En omdat ik ook dorst heb, gaan we een Stella drinken, het plaatselijke biertje met een vertrouwde naam.

Zo’n tien kilometer van Port Louis ligt de Sir Seewoosagur Ramgoolam Botanic Garden, genoemd naar de man die bij de onafhankelijkheid in 1968 de eerste premier werd. Maar iedereen heeft het gemakshalve over de Jardin des Pamplemousses. Ik beken Jim dat ik van planten en bomen zelden warm of koud word, maar hij verzekert mij dat zelfs een gebetonneerd stadsmens door de charmes van deze flora zal beroerd worden. En hij krijgt gelijk. De geur van kamfer, nootmuskaat, kruidnagel en laurier, bomen met een schors als prikkeldraad, andere dan weer fluweelzacht, de wilde orchideeën, de rododendrons, de talipotpalm die maar eens om de vijftig, zestig jaar bloeit en dan sterft, en als orgelpunt de waterlelies zo groot als kinderzwembadjes, het is indrukwekkend. En voor de literatuurliefhebbers : je vindt er ook het houten bruggetje waarop Baudelaire zijn belle Créole ontmoette, en een borstbeeld van Bernardin de Saint Pierre, de auteur van het superromantische Paul et Virginie. Het beeldje van deze twee zuivere zielen zelf, staat in Curepipe. Ja, de stadjes en de stranden hebben hier koddige namen : Fond du Sac, Eau Coulée, Poudre d’Or, Le Gris Gris, Trou aux Biches, Flic en Flac, Pointe aux Piments…

’s Avonds in hotel Shandrani staat er in de tuin een telescoop opgesteld. Je kan er naar Mars kijken, naar de kraters van de maan, naar een schitterende Venus, en je kan je door twee plaatselijke specialisten laten vertellen hoe het nu precies zit met dat zuiderkruis en het hele hemelgewelf van het zuidelijk halfrond. Echt veel belangstelling is er niet voor, en daarom worden voorbijgangers vriendelijk gewenkt : ?You want to see the moon ?? ?Die twee?, zegt het meisje van de receptie, dat ook eens was komen kijken, ?zijn Russen.? Waarop de telescoop-man zonder verpinken overschakelt op de taal van Tolstoj, en een enthousiast exposé begint, aan het gegiechel te horen gelardeerd met grapjes en al. Een verbazend volkje, die Mauritianen.

Russen komen hier de laatste tijd overigens wel meer, met zakken vol geld, naar alle waarschijnlijkheid niet allemaal met hard werken verdiend. Hoe dan ook : men ziet ze liever komen dan rugzaktoeristen, want, zo wordt hier gezegd, ?die komen met een briefje van 100 roepies en één onderbroek, en ze wisselen geen van beide?. Het is dan ook een bewuste toeristische politiek geen charters op het eiland te laten landen.

De volgende ochtend lig ik op het strand te kijken naar de pareoverkopers die wel tien manieren kennen om deze grote flinterdunne sjaals rond het lichaam te knopen. De zonnebadende dames laten het met plezier demonstreren, want zelfs venters op het strand zijn hier vriendelijke en charmante lieden. ?Don’t worry. I won’t touch !?

Daar is Jim, hij heeft L’Express voor me meegebracht, een plaatselijke krant. Ik kan het nauwelijks geloven : er staat een stukje over mij op de frontpagina. ?Een journalist van Weekend Knack bezoekt ons land om te berichten over onze toeristische kwaliteiten.? Waarna er op gewezen wordt dat het aantal Belgische bezoekers in 1996 in een jaar tijd met veertig procent gestegen is. Er staat niet bij dat het er toch nog maar achtduizend zijn. Vijftien pagina’s verder vallen mijn ogen helemaal uit mijn kop : op de sportpagina lees ik dat Ekeren met 4-0 gewonnen heeft van Standard Luik. Wat is me dat nu ? Jim verbaast het niks : ?Men wedt hier op alles, dus waarschijnlijk ook wel op het Belgisch voetbal.? Maar het gekst van al is men op het Engels voetbal. ? Manchester en Liverpool, dat zijn onze lievelingsploegen. Als een van die twee op tv te zien is, kunnnen er in de hotels wel eens wat problemen ontstaan met de bediening, het absenteïsme swingt dan soms de pan uit.?

?En dan heb ik nog een verrassing?, zegt Jim. ? Carlette.? ?Un trentecinq ?? Nee, Carlette is geen trentecinq, maar een cycloon. En ze komt op ons afgesneld. Dat mag eigenlijk niet verbazen, want het is februari, volop cyclonen-tijd. Maar zoals al haar soortgenoten is ze grillig en de eilandbewoners maken zich nog allerminst zorgen. Misschien wervelt Carlette alsnog een andere richting uit. Zware ravage dat wil zeggen : als de bomen echt door de lucht vliegen wordt er overigens maar eens om de vijftien, zestien jaar aangericht. Al is de ongerustheid nu misschien toch iets groter, omdat enkele weken geleden het naburige Madagaskar (800 km is een boogscheut in de Indische Oceaan) zwaar geteisterd werd. Er vielen toen tientallen doden.

De cyclonen zijn er ook de oorzaak van dat er bijna geen oude houten huizen meer over zijn. Vandaag bezoeken we in Moka het mooiste resterende exemplaar : Eureka, een 19de-eeuwse koloniale villa die eigendom is van de familie van de Franse schrijver Le Clézio. Er loopt een prachtige veranda helemaal rondom het huis, en het interieur is niet door antiquairs geplunderd. Alles is hier nog intact, je droomt er foei, foei, foei de slaven zo bij.

Op de terugweg, slingerend tussen de suikerrietvelden, vrolijk van de rum met vanille en citronelle die we proefden, zingt Jim in onze hotsende 4×4 My island in the sun van Belafonte. In het Engels, maar met opzet met een dik Frans-creools accent. En dan zingt hij het nog eens in perfect Oxford Engels. ?Hoor je dat ? Lang niet zo leuk !? Jim is een vrolijke gast, maar ik wou dat hij links reed zoals het hier hoort, in plaats van in het midden.

’s Avonds, in hotel Victoria, wordt er een verjaardagsfeestje gebouwd. Champagne op het strand, en redelijk decadent Happy Birthday in grote letters uitgekapt uit blokken ijs, op een verhoogje zo’n twintig meter ver in de lagune gezet. Het is ondertussen middernacht voorbij en nog zo warm als op een mooie Belgische zomerdag.

Overal langs de kust zie je jachten liggen en vissersboten, waarmee je ook als toerist achter grote vissen zoals tonijn, haai of blauwe marlijn kan aanzitten. Maar de grootste vloot van Mauritius is er een van… schaalmodellen. In een honderdtal ateliers, met samen zo’n vijftienhonderd werknemers, worden er galjoenen, sloepen, clippers, jonken en fregatten gebouwd, allemaal geïnspireerd op historische modellen. Jim neemt me mee naar Historic Marine, de grootste van deze miniatuurscheepswerven, waar naar zijn zeggen de ?Rolls-Royces van de maquette? worden gemaakt. Hondertachtig mannen en vrouwen knutselen hier 45 uur per week, aan een maandloon van 6000 fr., Bounty’s, Cutty Sark’s, Wappen Von Hamburg’s en af en toe, op bestelling, ook wel eens een Mercator in elkaar. De mannen snijden en plakken honderden en honderden stukjes teak- en balsahout, en de vrouwen maken de zaak af met koperwerk, buitenhuiden, dovejutten, stengewanten en marszeilen. Wie ze, temidden van een penetrante lijmgeur, met eindeloos geduld en precisie aan het werk heeft gezien, begrijpt dat er forse prijzen worden gevraagd : wie met een prauw genoegen neemt, betaalt 1800 fr., wie de Amerigo Vespucci mee naar huis wil nemen, telt 162.000 fr. neer.

Van de zee naar de lucht : het laatste punt op ons programma is een helikoptervlucht. Vanuit het dalende vliegtuig hadden we al een glimp opgevangen, maar het uitzicht vanuit een helikopter is ongelooflijk veel breder : nu pas valt het op hoe klein en verlaten het eilandje daar ligt, door een geologische gril opgerezen te midden die immense Indische Oceaan. Het lijkt wel of we over het palet van een schilder vliegen : de azuren zee, de groene bossen, de okeren velden, de zwarte vulkaanstenen, en langs de kust de lichtblauwe graven van mensen die verdronken zijn. De bergen zien eruit als heksenhoeden, en die daar lijkt wel een kleine Matterhorn, en daar een berg met nog een bergje bovenop, net het kopje van Kuifje. De piloot vliegt recht op een waterval af, nadert beangstigend dicht en zwenkt dan behendig opzij ongelooflijk hoe wendbaar zo’n ding is. Dan keert hij terug naar de zee, en daalt hij laag tot boven een van de honderden scheepswrakken die hier halfverzonken liggen. Zo’n helikoptervlucht is een overgetelijke sensatie, maar er hangt helaas een prijskaartje van 20.000 fr. aan. Een folietje dat populair blijkt te zijn bij honeymooners.

Net voor ons vertrek naar België begint het te regenen. En niet zo’n beetje. Op televisie legt de weerman uit dat dat de schuld van Carlette is. De cycloon is afgeweken en vormt geen enkele bedreiging meer, maar ze stuurt ons toch een pak wolken. Jim ziet dat anders. ?Kijk?, zegt hij, ?hoe Mauritius weent als een vriend weggaat.?

In de verte passeert een cycloon, dat zorgt voor wind en wolken ; een fruitstalletje in Curepipe ; een voetballertje nabij Mahébourg.

Eureka, de 19de-eeuwse koloniale villa die eigendom is van de familie van de Franse schrijver Le Clézio.

De grootste vloot van Mauritius is er een van schaalmodellen : een ongelooflijk precisiewerk.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content