Ze horen niet graag het woord galerie, en nog minder het woord design, als het over “Argentaurum” gaat. En al even eigenzinnig reageerden Caroline De Wolf en Eddy François toen we hen vroegen om – naar aanleiding van de 10de verjaardag van hun designgalerie – het decor te ontwerpen voor ons jaarlijks overzicht van de nieuwigheden inzake design. De opdracht luidde: een motel. Wij kregen een soort droomfabriek.

Eerlijk: we hadden ons voor het jaarlijks overzicht van de laatste nieuwigheden op meubelvlak aanvankelijk iets zonnigs en exotisch voorgesteld, met zicht op zee. Een lange rij kamers waarin de meubels stijl per stijl zouden worden ondergebracht. Kleine kamers, want mensen leven vandaag ‘compact’. En kamers die zorgvuldig van elkaar afgesloten waren, want ook dat zou een fraaie weerspiegeling zijn van de staat van het design van vandaag: de meest verscheiden stijlen die los van elkaar alle mogelijke richtingen blijven uitwaaieren.

Bij onze zoektocht naar architecten die voor ons de blauwdruk van het Weekend Motel wilden tekenen, moest er niet al te lang worden nagedacht. In november zal het immers tien jaar geleden zijn dat interieurarchitecte Caroline De Wolf en architect Eddy François in hun eerste architecturale project, een verbouwing op de Gentse Vrijdagsmarkt, Argentaurum opstartten – een van de zeldzame designgaleries in ons land. De Gentse vestiging is er vandaag niet meer. Het huis is nu een winkel met kleren van Dries Van Noten en Ann Demeulemeester. En ook het Antwerpse filiaal van Argentaurum sloot recentelijk de deuren. Maar de filialen op de dijk van Knokke en op het betoverende kasteeldomein van Leeuwergem bij Zottegem zijn gebleven. “Hoe dan ook”, zegt Eddy François, “staat Argentaurum voor zoveel meer dan die galeries alleen, of het tentoonstellen en verkopen van design en juwelen. Wij zien die ruimtes in de eerste plaats als een platform vanwaaruit we over tal van andere zaken kunnen communiceren.” Over de zin en onzin van architectuur bijvoorbeeld. De juwelen of vazen die worden geëxposeerd zijn onder meer afkomstig van de maîtres penseurs van het Italiaanse design: Andrea Branzi en Ettore Sottsass. Ze moeten in de eerste plaats als een soort vingeroefeningen bij het denken worden bekeken, maquettes van een gedroomde wereld.

Dromerige tekeningen, verwant aan een brok architectuur die ze ooit hebben gerealiseerd, werden in de schetsen en plattegronden die De Wolf en François voor het Weekend Motel tekenden, almaar verder uitgepuurd en geabstraheerd. Tot uiteindelijk alleen nog een heel open ruimte overbleef, zonder ramen, en zonder deuren, maar wel doorspekt met oren van beroemde architecten zoals Branzi, Ito en Sottsass, als symbool van zintuiglijkheid. “Architecten laten zich meestal van bij het begin door de harde realiteit inperken”, zegt Eddy François. “Deuren, ramen en de kwestie of alles wel waterdicht zou zijn. Dat zijn geen onbelangrijke vragen, maar wij volgen bij het ontwerpen eerst een omgekeerde weg: die van de droom, het instinctieve, impulsieve en intuïtieve. Wij dromen ons weg, tot een soort van waas overblijft die we zelf niet eens kunnen begrijpen, maar die mogelijkheden schept. En pas dan keren we met de bouwheer terug naar de realiteit. Of zoals architect Lampens zei: het instinctieve wordt dan cerebraal uitgezuiverd. Wij hebben er bewust voor gekozen om ons hier tot dat soort van droombeelden te beperken. Het moment voor je aan de waterdichtheid gaat denken. En dan nog: wat is er het meest interessante, een perfect geïsoleerde loods, of een Sint-Baafskathedraal die lekt? Andrea Branzi zei al: je mag dan het snelste vliegtuig ontwikkeld hebben, technisch volmaakt, maar wat ben je ermee als er geen bestemming meer blijft? Een architect moet zich inlaten met het leven in zijn totaliteit, en niet alleen met de functionaliteit van woningen en objecten. Hij moet ook met politiek, emoties en rituelen bezig zijn. Zo gesteld mag dat wel een evidentie lijken, in de praktijk kan je daar weinig van merken.”

Voor alle duidelijkheid: het meubilair in dit overzicht werd niet door De Wolf en François geselecteerd, maar door onszelf. Van 16 tot 25 oktober kan u een aantal van die objecten op Interieur in Kortrijk gaan bekijken. Maar de reacties varieerden van koud tot lauw toen in april jongstleden de meeste nieuwigheden op ’s werelds grootste meubelbeurs in Milaan in première werden voorgesteld. Op enkele uitzonderingen na bleken de meeste ‘vernieuwers’ nostalgisch terug te grijpen naar een vormentaal van 30 jaar geleden, de laatste periode waarin design nog echt met een utopie en een breed maatschappelijk debat was verbonden. Niet toevallig stuitte men in Milaan op talrijke heruitgaven van ontwerpen van helden uit jaren ’60, Shiro Kuramata en de onlangs overleden Verner Panton. En al evenmin lijkt het een toeval dat de Italiaanse heerschappij in het design steeds nadrukkelijker geïnfiltreerd wordt door ontwerpers uit het noorden: Britten, Zweden, Finnen en Nederlanders. Van bij het begin waren die regio’s de bakermat van alles wat gevat kan worden onder het woord Pop.

Anno ’98 wordt het meubilair almaar minder streng, minimaal en sober. Het is kleurrijk, vrolijk, van plastic, psychedelisch zelfs, en laat steeds meer ruimte voor organische en afgeronde vormen. Zelfs de koningen van het minimalisme, John Pawson, en hier te lande, Maarten Van Severen, hebben hun ontwerpen in een helder blauw ondergedompeld. Maar het blijft nog zeer de vraag of achter al die Spielereien ook nog een visie schuilt die het object zelf en zijn functie binnen de maatschappij bevraagt. Een visie, die zoals dat in de sixties wel het geval was, een meubel ziet als een statement, een uitdaging, een manifest, en een katalysator voor nieuwe levensgewoonten. Nieuwe spitstechnologieën brachten bijvoorbeeld de jongste jaren een proces op gang waarbij de relatie werk-vrijetijd, grondig wordt omgegooid. Weg is nine-to-five. Het huis wordt steeds meer kantoor, en het kantoor wordt meer en meer een plek waar men leeft en eet. Maar, zoals ook verderop in dit nummer uit het gesprek met de fabrikant van kantoormeubelen Rolf Felhbaum mag blijken: de meubelindustrie blijkt die revolutie niet te kunnen volgen. Of, om het zelfs maar op het meest banale niveau te stellen: talloze mensen leven ’s avonds van een snelle hap voor de televisie. Maar waar blijft de ontwerper die een zitbank en bijpassende tafel zo uitdenkt dat men voor die televisie zonder rugpijn en morsen kan eten? Nieuwe tijden roepen om nieuwe totems. Maar de designwereld speelt duidelijk liever op veilig.

Max Borka

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content