MANNENMODE ZOMER ’99 Sterke softies
Er is verandering op til binnen de mannenmode: er verschijnen terug kleurtjes, het silhouet oogt heel casual, en er worden volgende zomer zelfs parels opgenaaid. Komt er dan toch een Age of Aquarius?
Identiteit: het moet zowat het meest misbruikte woord in het modejargon zijn. Het punt en de komma van de modetaal: elke ontwerper neemt de term gemakshalve haast om de minuut in de mond en in persmappen, interviews en commentaarstukken wordt het begrip refreingewijs geponeerd en herhaald. Het klinkt goed, het bekt lekker en het dekt alle ladingen. Iedereen beweert identiteit te bezitten of te kunnen tentoonspreiden, maar de recente mannendefilés in Milaan en Parijs maken het overduidelijk dat er verschillende interpretaties en vertalingen circuleren. Er zijn designers die zich de eigenschap hooghartig zelf toedichten, gebaseerd op ervaring of een lange loopbaan, en bijna als vanzelf in herhaling vallen en op de feiten gaan achterlopen. Anderen realiseren zich een acuut tekort aan het toverwoord en slaan duchtig aan het copiëren, onder het mom mee te drijven op de golven van de tijdsgeest. En dan zijn er de ontwerpers die gewoon maar hardnekkig hun welomlijnd ding doen en toch elk seizoen tabula rasa kunnen maken. Steeds iets anders maken maar in dezelfde, persoonlijke geest. In de huidige modetaal draait identiteit niet enkel om herkenbaarheid of om continuïteit; zelfvertrouwen, instinct en – paradoxaal genoeg – kameleontische diversiteit tellen evengoed, zelfs meer mee. Schoolvoorbeeld voor het komende zomerseizoen is Comme des garçons alias Rei Kawakubo, met alweer een ijzersterke mannencollectie. Afgaande op haar vrouwenlijnen van de afgelopen periode heeft de Japanse deze planeet al sinds een tijdje verlaten; de halleluja’s voor haar vaak vergezochte damessilhouetten mogen dan wel oorverdovend zijn geworden, toch vinden wij haar onbetwiste meesterhand eerder terug in haar mannenafdeling. Voor de nieuwe herenlijn speelt Kawakubo slechts één troef uit, maar met een verbluffend resultaat: alle hemden, blazers en jasjes, al dan niet mouwloos, zijn aan de binnenkant gevoerd met platte ruches en volants, zoals die van ceremoniehemden. Op het eerste zicht lijken het doordeweekse stukken, totdat een jaspand opwaait of een hemdsknoop wordt losgemaakt en de ruches als pluizen of, zo je wil, als zachte schubben overal onderuit kruipen. En om niemand in het ongewisse te laten worden de bovenstukken ook omgekeerd gedragen gepresenteerd. Een dichterlijk effect, zonder dat het halfzacht overkomt, met onverwachte kleurencombinaties (oranje met blauwgrijs, vuilgroen met paars en zwart ) en afwijkende volumes. Haar mannequins dragen balletschoenen en korte kousen met een fluo boordje en zien er als de koning te rijk uit. De perfectie nabij.
Een andere, maar minstens even doorslaggevende demonstratie van identiteit zien we bij Raf Simons. Zijn ster is – terecht – in een relatief korte tijd naar de hoogste regionen gestegen, met het onvermijdelijke neveneffect dat zijn imago hem lijkt te gaan overschaduwen: bekijk zowat elk alternatief, buitenlands stijlblad en je krijgt een vertekend, vereenvoudigd beeld van tienertrash, slaapkameridolatrie en verlopen jeugd voor ogen. Een in wezen aantrekkelijke en fascinerende esthetiek die onmiskenbaar deel uitmaakt van Simons’ universum maar die in de verkeerde (pers)handen gemakkelijk kan ontaarden in oppervlakkige hype. Dat hij dus veel, veel meer te vertellen heeft, bewijst Simons met een intelligente maar vooral eerlijke collectie. Geen bedrukkingen, geen nadrukkelijke styling maar cleane, strak belijnde kledingstukken met een onberispelijke afwerking. De kleren zelf zetten de verbeelding in werking, door hun lange, harde vormen en de monochrome, vlakke kleuren (veel zwart en wit, maar ook petrolblauw, beige, bruin, rood en blekig groen). Het oogt juist en respectvol, als vanzelfsprekend hedendaags, het beste bewijs dat Simons op intuïtie werkt, zonder krampachtige marktonderzoeken of snobby hipdoenerij.
De identiteit van Tom Ford, de ontwerper achter Gucci ligt min of meer vast, daar is zowat iedereen het over eens, maar dat is buiten de waard zelve gerekend. Al bij het verschijnen van de eerste Gucci-mannequin op het Milanese podium porren de inkopers op de eerste rij elkaar in paniek aan en gaat de rest van het publiek nog rechter in hun stoel zitten. De ondertussen bekende – en lucratieve – Gucci-stijl vol glans, gestroomlijnde chique en geacteerde decadentie maakt plotsklaps plaats voor iets dat we niet echt met een welbepaalde term kunnen omschrijven, behalve dat het resoluut anders is en behoorlijk fantastisch. Eerst zijn er verfrommelde, ongestreken hemdjes en uiterst brede broeken in lichtroze, beige en fel fuchsia, al dan niet versierd met wingerdbloemen, in handwerksteken en blinkende parels. Dan zijn er parachutebroeken in leder, gecombineerd met smokingjasjes, of surfbroeken in neopreen, bedrukt met Hawaiaanse flora. En als klap op de vuurpijl – de uitdrukking is hier wel heel toepasselijk – een finale met baggy broeken in al bij al neutrale kleuren, van lichtgrijs tot steenrood, volgenaaid, geborduurd, geperleerd en gepailletteerd met Las Vegas-motieven, vol pluimen, stenen, kralen en veters. Is het kitsch? Absoluut niet. Retro? Misschien, voor de fans van Cadinot-films en zij die de prent Hair het liefst bekijken met discomuziek op de achtergrond. Is het mode? Absoluut, maar dan in de zin van fashion, normaal een denigrerende term, hier het ultieme compliment. Sommigen omschrijven de radicale ommezwaai van Ford als een uitgestoken middenvinger naar de Gucci-leiding maar wij zien het eerder als zijn coming-out. Want Tom Ford blijkt Puff Daddy in vermomming te zijn, vrolijk Diana Ross en Kashmir van Led Zeppelin sampelend, met beats en precisie, en de – juiste – overtuiging dat het trottoir in geen enkel opzicht minderwaardig is aan de rode loper van het Ritz-hotel.
“Style and hard rock”, kirt Donatella Versace in de perstekst, en dat is geen woord gelogen. De Versace-modellen lopen over paars ‘zand’ (miljoenen minuscule pareltjes over de paden van een Eden-tuin gestrooid) en dragen lange, smalle jassen met zwaluwstaart in zwarte kant of in lichtroze cool-wool, ragfijne truien in felle kleuren die glitteren en glinsteren, broeken die Fontana-gewijs ingekerfd zijn en vesten met riemen en dunne kettingen aan de kraag en over het rugpand. Minder hedonistisch maar even fantasierijk als haar broer, evenwel strakker en scherper; ingetogener ook, met veel grijs, lila en bruin. Donatella International, ofte identiteit zonder grenzen.
Mannen mogen terug aan kleur, en dat is voor een keer geen zomerseizoen-gebonden dooddoener. Overal tintelen pastelkleuren, maar ook felgroen en paars, tinten die niet meteen zo vanzelfsprekend zijn voor een mannengarderobe komen vaak terug. Afgeborsteld en piekfijn is ook niet langer de rigueur; driekwart van de collecties in Parijs en Milaan komen recht uit de wasmachine, gekreukt en vol plooien. En optimisme mag ook weer, zoals bij D&G en Byblos. Eerstgenoemde brengen T-shirts met fotoprints van zebra’s en tijgerkoppen, jeansbroeken met brede, horizontale strepen rode verf, truitjes met geborduurde draken en verknipte pulls in kasjmier, à la FAKE London. De Amerikaan John Bartlett neemt al na drie seizoenen de fakkel over van Richard Tyler als hoofdontwerper bij Byblos en kiest resoluut voor kleur en grafiek. De collectie is geïnspireerd op The Thomas Crown Affair, de uitstekende film met Steve McQueen, en op de perikelen uit het Playboy Mansion van Hugh Hefner: de preppy golfcourse-look dus, met smokings en korte kamerjassen, afgerond met elementen vanop de racetracks. Strepen, batiks en geometrische vlakken alom, en vooral veel enthousiasme en goede wil. De vraag is alleen of het genoeg is om een huis als Byblos, tegenwoordig een naam als een scheldwoord, te doen herleven.
Dirk Bikkembergs zoekt het dan weer op de schaatsbaan, letterlijk dan, en toont silhouetten die teruggrijpen naar zijn vroege(re) stijl. Sportief, grafisch en met een zweem van functionaliteit, maar wat haaks op de tijd en we vrezen dat dit in dit geval niet in zijn voordeel speelt. ‘Zoek het detail’ is een wijdverspreid spelletje tijdens Bikkembergs-defilés geworden en het is terug een rijke oogst geworden: opbergzakken verwerkt in de snit van de jassen, knopen in de vorm van verpakte pastilles of techno-aandoende lamatruien. Waarom niet, of eerder, waarom wel?
Waar staan de minimalisten nog middenin het geweld van kleurtjes en hernieuwde zin in ontwerpen? Ze houden zich overeind, meer nog, hun ideeën worden nog steeds gretig gekopieerd: de techno-schoenen van Prada duiken nu al op in menige vermommingen in andermans kledinglijnen en het typische, kraakheldere silhouet vanop de Jil Sander-defilés hangt fotogewijs tegen de muur in heel wat Parijse en Milanese studios. In hun eigen collecties staan ze een beetje ter plaatse te trappelen, hoewel ze hun eigen hoog niveau net blijven behalen. Jil Sander ziet het allemaal wat zonniger en frisser, met zandgele broeken en nette windbreakers. Nieuw zijn de glansachtige, haast doorzichtige stoffen voor smalle broeken en groene changeants voor blazers en hemden. Prada tornt terug aan de proporties (te korte broeken, vierkante hemden, wijde driekwartjassen) en gooit er hedendaagse sport-details overheen, van trainingskragen tot kleine, platte schoudertasjes. Mooi zijn de gestileerde variaties op jeansjasjes, met een velcrosluiting in een roze zijde-achtig materiaal en de citroengele, monochrome ensembles.
G iorgio Armani was minimalist pur sang, jaren voor de recente garde en lijkt zijn huisstijl niet te gaan veranderen nu een nieuw millenium daagt. Integendeel, zijn signatuur is deze keer compacter en beheerster dan de voorgaande seizoenen. De pakken hebben kleine, smalle revers en vallen luchtig door het gebruik van uiterst lightweight kasjmier. Een watergroen leder, voor broeken en jassen valt op, net als de knielange smalle truien. Emporio is deze keer uitgesproken sportief, met halflange kniebroeken, roze tanktops met legerbroeken, korte lederen jasjes in navy en zwembroeken met de logo-adelaar in netstof ingezet.
Ook minimaal maar lichtjes over het paard getild is het Milanees debuut van het Amerikaanse duo Richard Edwards. Helmut Lang is pontificaal aanwezig, de backstageruimte in- en uitlopend. En zijn kleren zijn er meteen ook, op de catwalk, maar dan plomper getekend en fantasieloos uitgewerkt. Hier is voorlopig niets aan de hand, hoe hard het publiek na afloop ook in de handen klapt.
Dolce & Gabbana hebben grote schoonmaak gehouden in hun inspiratieboek en beperken zich tot sobere, brave silhouetten, althans voor hun gewone doen. Witte hemden op grijze broeken of onder simpele zwarte truien, aansluitend en grofgebreid, combat trousers in groen, bruin en donkerblauw en donkere rechte jasjes. Het lijkt op een verzameling peinzende muziek- of kunststudenten, wat nostalgische ragazzi; sommigen dragen truien met Pollock-achtige verfspatten of smalle kniebroeken.
Yamamoto brengt een wat melige defilé, vol koppeltjes, partners of werk-duo’s die gelaten de zaal rondwandelen. Wijde hemden met ritsen op de voorpanden waar de nepen horen te zitten, bloemen afgetekend van behangpapier en verfrommelde – papieren? – inzetstukken op de schouders en onder het armsgat. De collectie is op z’n minst wat twijfelachtig: een beetje dit, een beetje dat maar niets dat er echt uitspringt. Hetzelfde euvel bij Dries Van Noten, die er bovendien een mak kleurenpalet bij verzint. Veel zwart en wit, met felgroen en bordeaux, voor pyamabroeken met ongelijke strepen, shorts en afgebiesde hemden. Veel van Van Notens kleren werken pas als ze van hun context ontdaan worden: we zien een Dries-trui het liefst op een skate-kid bijvoorbeeld, of op een bankdirecteur, zonder de etnische liflafjes. Van Noten lijkt zich nu echter te willen concentreren op dit cosmopolitische element in plaats van het democratische en dat komt wat berekend over. Wie zijn echte identiteit wil laten zien, volgt soms beter z’n hart, en niet z’n hoofd.
Peter De Potter / Foto’s Etienne Tordoir
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier