Geen Raf, Hedi, Walter of Saint Laurent voor volgende zomer, wel stieren en pauwen, zelfs zwanen in Parijs en Milaan. De modeman van het begin van de 21ste eeuw moet en zal kleur dragen, en zich tooien en tonen.

Hij doet nu al hier en daar een gastoptreden, in modebladen en op reclamezuilen, maar tegen de zomer van volgend jaar moet de Ware Nieuwe Man een feit zijn. Hij zal niet bepaald populair zijn bij de goegemeente, wat hem niet veel uitmaakt, want hij zal voornamelijk zichzelf bewonderen. In zijn kleerkast zal hangen: een zijden, met varens bedrukt hemd van Versace, een jeans van D & G volgeschilderd met zonsondergangen, een riem van blauw slangenleer van Roberto Cavalli, een lilakleurig T-shirt in dunne hemdenstof met een vierkante boothals van Own, een op de cruciale plaatsen strak zittende broek van Dolce & Gabbana bezet met gouden rococobloemen, een wit Indisch hippiehemd, doorschijnend, met glitters, van Jean Paul Gaultier, een vuurrode glamrockbroek van Moschino, een roze-paars gestreepte zwembroek van Sonia Rykiel, met ongegeneerd op de achterkant met blinksteentjes geschreven het woord exclusif. Hij zal een mannenhandtas dragen van Fendi of van Vuitton, en zijn haar is lang, zoals indertijd Brian Jones, of krullend, zoals Christopher Atkins in The Blue Lagoon, maar nog het liefst glanzend geföhnd, om te lijken op de blonde Duke of Hazzard of op Catherine Deneuve in de Chanel-reclames uit de jaren zeventig. Hij zal vooral veel juwelen omdoen, het liefst gouden kettingen met een medusahanger, of lederen armbanden met grote, scherp geslepen rijnstenen erop, van Xavier Delcour.

De Ware Nieuwe Man, gepromoot op de plankiers van Parijs en vooral Milaan, houdt het midden tussen een macho-playboy uit het karikatuurboek van de seventies en een Miami-kapper, slim zigzaggend tussen uitdrukkelijk heteroseksueel naar nog evidenter homoseksueel. Hij houdt van alles wat algemeen als vulgair wordt bestempeld en tegelijk van geldverslindende luxe. Hij is Narcissus, die zichzelf niet langer gereflecteerd ziet in een cocaïnespiegeltje of in een platinum kredietkaart, maar in de winkelruit van de Gucci-boetiek.

Voorlopig houdt de Ware Nieuwe Man zich nog schuil in discotheken en in het soort grootsteden waar het daglicht zowat alles kan verdragen, maar ik wacht op de dag dat ik hem en zijn bonte klonen in de rij van een Vlaams bankfiliaal zie aanschuiven, of zijn kroost staat op te wachten aan een schoolpoort hier te lande. Die dag wordt revolutionair, want het genotzuchtige en sekshongerige maximalisme dat Modeland tegenwoordig typeert, is nog niet overgeslagen naar het brede publiek, dat nogal kwezelachtig zijn voordeel doet met de hoogconjuctuur. Nog meer dan wélke kleren tonen de internationale catwalks hoofdzakelijk hóe een moderne man z’n kleren hoort te dragen, en dat is anders dan voorheen. Nu moet het politiek incorrect, ostentatief overdadig en haast masturbatoir, zij het ironisch ijdel. Als decor hebben de al dan niet papieren babes afgedaan, net als gadgetachtige hightech- of door woonbladen goedgekeurde meubelen; geef de Ware Nieuwe Man huideng leder, stras, haarlak en diamanten en hij is tevreden. Voorlopig toch.

De belangrijkste, en los van dat feit ook de beste show voor de komende zomer is die van Versace, waarin de bovenstaande boodschap erg raak geïllustreerd wordt. Donatella Versace gebiedt de terugkeer van testosteron en dekhengst-looks, maar laat haar mannen er tegelijk erg vrouwelijk en wulps uitzien, wat een winnende formule is. Om haar eeuwige filosofie deze keer echt kracht bij te zetten, grijpt ze terug naar het erfgoed van haar broer, wat niet wanhopig overkomt, want hun genen zijn identiek. Het zijn dus niet alleen de hopen gouden knopen en armbanden die blinken, maar ook de barok bedrukte zijden hemden, de glanslederen blazers en de zwembroeken in helle kleuren. Boven de hoofden van de modellen doemt een gigantische medusatronie op, vanzelfsprekend in goud, en de mannen stappen zelfverzekerd over het plankier, hun ogen verborgen achter, alweer, gouden zonnebrillen, schijnbaar doof voor de perfect gekozen muziek (de technoversie van You’re So Vain van Carly Simon en I Feel Love van Donna Summer). Oooh, your hair is beautiful zingt Debbie Harry van Blondie vervolgens, want de Versace-jongens hebben lange, drooggeblazen lokken, laten hun hemd openhangen om een zongebrande bast te tonen en hullen zich in strakke broeken. Een erg nauwzittende overall ritst tot ver onder de navel open en er zijn blousons en maatpakken in roze, turkoois, paars, geel en lichtblauw, in het beste geval samen gecombineerd. Zelfs al tijdens de show heeft het publiek de spreekwoordelijke “sigaret achteraf” nodig.

Ook in volle vaart vooruitsnellend is het duo Dolce & Gabbana, die hun roots trouw blijven, hoewel hun inspiratiebron annex geboortegrond Sicilië plots veel weg heeft van Mykonos of Sitgès. In hun hoofdlijn celebreren ze rijkelijke overdrijving, net als in hun onderschatte vrouwencollecties van de laatste seizoenen; ze citeren – ai! – Lenny Kravitz maar houden het toch onderkoeld, hoewel dat misschien niet de juiste woordkeuze is voor hun witte denimbroeken volgezet met uit slangenleer geknipte motieven, hun met gouddraad en rozetten geborduurde jassen en brede, zijden dassen met roze en blauwe strepen.

Toch vind ik vooral D & G, hun vaak stiefmoederlijk behandelde bijlijn, een succes, omdat hun kleurrijke popmode nu weer zin heeft en onweerstaanbaar optimistisch en wellustig getekend is. Er is: een gordijn uit regenboogkralen dat de kleedruimte van het podium scheidt. En verder en door elkaar heen: een laaghangende jeans met gerafelde en verschoten verstellapjes, een andere jeans beschilderd met palmbomen, harten en kattebellen, patchworks van tientallen verschillende madrasruiten, een militaire blazer met zilveren knopen en applicaties in denim, een romantisch, transparant Tiroler-hemd met een lage halsuitsnijding, witte sandalen, riemen in goudkleurig leder, kettingen van aan elkaar geregen rijnstenen doorheen de broekslussen, en een zwemslip met een blauw koordje en een print van gele en groene bloemetjes. Iets wat op een telefoonnummer lijkt, staat boven de lies van een model gekrabbeld; misschien is het zijn persoonlijke tatoeage. Maar het past perfect bij de diepgravende oppervlakkigheid van D & G, want een vlekkeloos plaatje, dat is de regel, wordt gemaakt door de verborgen details.

Binnen de koortsige, hedonistische tendens is er zelfs plaats voor het Italiaanse/ Canadese D Squared, het label waar machoboy altijd ook gogoboy betekent. Voor volgende zomer hebben ze gouden discoshorts en -blousons, hemden zo nauw dat ze niet eens dicht kunnen, en T-shirts die Starfucker zeggen. Sonia Rykiel kan ook weer, want haar met stras bezaaide logotruien zijn al een paar seizoenen fantastique bevonden door modebewuste jongens. Ook zij gaat nu op wandel met plichtsbewuste gigolo’s die hemden met sterrenprints dragen, of truien met strepen, polka dots, op-artmotieven of blokjes, in roze, geel en bordeaux. En foulards, grote zonnebrillen en witte riempjes.

Gucci, half verantwoordelijk voor de exuberante praal- en pruilmannentrend, laat het vreemd genoeg afweten. De zomercollectie is mak en voorspelbaar, vooral door het chinoiseriethema, dat zelfs in de meest achteroplopende kringen als hopeloos verouderd geldt. De collectie lijkt op een verplicht nummer, het vertonen van oude kunstjes; huisontwerper alias marketinggoeroe Tom Ford moet tegenwoordig zijn tijd verdelen tussen twee werkgevers (Gucci en Yves Saint Laurent), en dat zorgt blijkbaar voor een (de fans hopen korte) impasse. Vertrouwd zijn de variaties op smokings, motardvesten en Woodstock-jeans; nieuw binnen het Gucci-lexicon zijn de korte kimonohemden in donkere inkttonen, maar die ogen dan ook weer bekend, zij het op een andere manier. Ik bezit nog oude platenhoezen van Nik Kershaw en Howard Jones, waarop ze haast identieke wikkelblouses dragen. Hun popcarrière, in het begin van de jaren tachtig, was trouwens genadig kort, maar dat misschien geheel terzijde.

De minimalisten hoeven niet te treuren. Als reactie op de kleur- en glanslawine zullen genoeg verschrikte antiglamourmannen hun deuren gaan platlopen, maar dat mag geen excuus zijn om halfslachtige collecties uit te brengen. Prada neemt nog maar eens genoegen met in te korte bruine pakken gestoken versies van de computernerd, en Jil Sander heeft het schip gewoonweg verlaten. Haar team ploegt evenwel onder haar naam verder, maar zonder de doyenne van de rechte lijn aan boord is het merk gezichtsloos geworden, letterlijk en figuurlijk. Een paar seizoenen geleden zorgden de nette, klinische silhouetten voor een breekpunt, maar zelfs aan een ongenaakbaar geachte huisstijl moet gesleuteld worden, het liefst om de zes maanden. Prada en Jil Sander zullen hoogstwaarschijnlijk opnieuw prachtige reclamecampagnes verzinnen om hun in wezen luie creaties tot hebbedingen om te toveren. Wie weet volstaat het.

Hopelijk is Giorgio Armani daar niet al te zeer van overtuigd, want de creatieve klad zit in zijn bedrijf. De laatste tijd staan de stijlmagazines vol met verrassend sterke promotiebeelden voor allerhande Armani-lijnen, maar het design van de producten zelf hinkt achterop. Zijn accessoires, van brillen tot horloges, bestempelt hij zelf als tijdloos en daar valt nog iets voor te zeggen; zijn mannenkleren voor volgend jaar daarentegen horen resoluut niet onder die noemer. Het Milanese hoofdkwartier verlekkert de internationale pers al een poos met verhalen over verandering en verjonging die op de catwalk nauwelijks hard gemaakt worden. De hoofdlijn toont loszittende maar eng geknipte pakken, blazers met een in het voorpand ingelegde kraag of met asymmetrische velcrosluitingen; de Emporio-lijn heeft truien met spleten en gaten, driekwartbroeken met dwarse strepen en sportjacks, allemaal ontwerpen die niet meteen deining in de zaal teweegbrengen. De modellen doen dan maar een opgelegd, krampachtig dansje op bossa nova of muzakfunk, grensverleggende, jonge muziekgenres (kuch).

Bij Hugo Boss, ook een pakkengigant maar dan uit Duitsland, speelt men het veiliger en dingt men naar de hand van de modepers met, voor het eerst, een strak en groots opgezet defilé in Milaan. Hugo Boss pikt in op modernistische tendensen, maar laat het geheel voornamelijk bij het oude: keurige, nergens aanstootgevende outfits voor mannen die precies dat van hun klerenleverancier verwachten.

Het Parijse luxehuis Hermès boekt deze keer jongere modellen en focust op leder voor broeken, T-shirts en vierkante, afhangende windbreakers. Veelal in onzomerse kleuren als bruin en grijs, een wat rare keuze na de voorzichtige stap richting bonte kleuren van de vorige seizoenen.

Veel mastiektonen ook bij Stephan Schneider, de Duitse, zowat tot Belg genaturaliseerde ontwerper die voorheen in het showroomcircuit zat, maar nu toch voor een heus defilé kiest. Zijn kleren zijn onpretentieus en gestroomlijnd, met een duidelijke nostalgische hint; ze vallen (bewust?) uit de boot der fashion, en ik weet niet eens of dat zo’n slechte zaak is. Het defilé dat Schneider rond zijn debardeurs, stugge korte broeken, schoolhemdjes met inktvlek op de borstzak en losse parka’s bedenkt, is atypisch en antigrandeur: een hoop tienerjongens met schelmenblik en blozende wangen doet een ouderwetse stoelendans, het universele afvallersspel, bekend van trouwfeesten en speeltijden in het klaslokaal (wegens regen buiten). Op de rij waar ik zit, heeft iedereen zijn of haar meest kanshebbende favoriet uitgekozen, dus ik ook. En hoewel ik er over veel dingen vaak naast zit, heb ik deze keer goed gegokt, echt waar. Een Bretoens uitziende jongen wint en het applaus uit de zaal bij de finale is evenzeer voor hem als voor de kleren bedoeld.

Bij Louis Vuitton mag ik mijn favoriete eightieslook kiezen, maar ik pas. Niet omdat ik niet van de eighties hou, maar omdat ik de herinterpretaties van huisontwerper Marc Jacobs flauw vind, en vooral vals. Het lijkt erop dat Jacobs, zo gaat dat dan onder collega-ontwerpers, ook een titel wil die de eeuwigheid zal ingaan, misschien Hij Die De Jaren Tachtig Vanbuiten Kende. Ik betwijfel of zo’n eresaluut echt het nastreven waard is, want het betekent dat je met een stalen gezicht moet volhouden dat je hart overslaat bij het zien van wijde bandplooibroeken met twee gespen aan de zijkant, te korte spencerjasjes met rechte schouders, grijze hemdjes met een oranje pilbedrukking en dun gebreide, beige gilets met afhangende kimonomouwen. Jacobs is wel een te professionele modeverslaafde om zich aan zijn obsessie te verbranden en presenteert zijn eightiestienerfilmcast dus zwierig en vooral fotogeniek, maar ik krijg er een beetje hoofdpijn van.

Bij Xavier Delcour lopen de modellen wat verdwaasd over het podium, ogenknipperend en schichtig; ze moeten wennen aan het felle witte licht dat hen nu vangt, want voorheen liet Delcour hen paraderen in donkere, gesloten ruimtes. Ontdaan van sfeerschepping werken zijn kleren ook wel, maar op een ander vlak: zijn hoekige jassen, potloodbeenbroeken en trompe-l’oeil T-shirts zijn grafische oefeningen in zwartwit, koud en hard, en de enige uitgesproken emoties zijn, verwarrend genoeg, Sorry, I Love en I Hate, alledrie afzonderlijk op T-shirt gedrukt. Delcour heeft ook logohemden die eigenlijk een seizoen te laat komen maar die ik toch iets tegendraads vind hebben, want een mannenhemd dat tientallen keren zegt only for men heeft een boude boodschap.

De kleren die Christophe Charon ontwerpt, hebben ook een contrair kantje, hoewel dat niet meteen te duiden valt. Misschien hoeft dat niet eens. Zoals voorheen zijn er diepe, feilloos gecombineerde kleuren, van frambozenroze over turkoois tot weeïg groen, maar de visuele elementen verraden spanning. Een witte matrozenblouse heeft een badge die een bloedrood hart met een doodshoofd verenigt, en eenzelfde schedel is op een zalmroze mouwloos T-shirt genaaid met honderd glimmende knopen. Diametraal daartegenover schuilt een witte zwaan in lakleder onder het opschrift Young God op de rug van een baseballvest. Je kan je eigen verhaal maken, hoewel ik de kleren liever meteen zou aantrekken.

Datzelfde gevoel overvalt me ook steeds als ik de showroom van Martin Margiela binnenwandel, want 10, zijn garderobe voor mannen die steeds weer dezelfde basisstukken bevat, is zonder veel ophefmakerij erg interessant en lonend. De kleermakersjasjes en -broeken zien er tegelijk traditioneel en levendig uit, en voor de volgende zomer is het karakteristieke sjofele Margiela-element toegevoegd, via gekreukte oberjasjes, T-shirtbedrukkingen die op fotokopies lijken, geverfde army-gilets en satijnen blousons. Het is allemaal oud, en toch nieuw.

Comme des Garçons en Dries Van Noten zijn de twee merken die het meest zullen profiteren van de kleurengolf en de printrage. Kawakubo offreert weinig opwindends voor de avant-gardist, maar gooit genoeg ruiten, bollen en abstracte motieven over haar eigenzinnig geproportioneerde items heen om nog tijden verder te kunnen; Van Noten selecteert strakke strepen en primaire, zomerse tinten voor simpel ogende truien, hemden en halflange jassen, van het genre waarbij je je geen vragen stelt. Dat moet ook kunnen, zo heel af en toe. Maar niet te veel.

Peter De Potter / Foto’s Etienne Tordoir

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content