Wat een weldaad, die piano’s die in het straatbeeld opduiken en waar elkeen op mag spelen die daar zin in heeft. Een prachtig initiatief, bevorderlijk voor de verbroedering der volkeren en zeer geschikt om het speelse in de mens weer tot leven te wekken. Anonieme individuen staan plots op uit de massa en zeggen : hé, wij kunnen nog iets anders dan voorkruipen bij de bakker of de krant uit je brievenbus roven. Het is een opluchting dat er in de menigte, dezelfde die vrouwen kaalscheert, zo’n onvermoede rijkdom schuilt aan muzikale vingervlugheid.

Zopas heeft achter de piano een man plaatsgenomen die eruitziet alsof hij nog maar net uit een gevangenis is afgezwaaid, of uit een psychiatrisch centrum. Zijn kleren zijn afgedragen, hij torst het begin van een bochel. Niets aan zijn verschijning verraadt dat hij in staat is zulke prachtige melodieën aan het klavier te ontlokken. “De Mondscheinsonate van Beethoven”, fluistert iemand achter mij. “Dat is keimoeilijk !” De man speelt het virtuoos en zonder blad. Af en toe werpt hij een giftige blik naar de Marokkaanse jongen die op een paar meter achter hem staat te bellen in gutturale klanken. Even vrees ik dat hij zal opstaan en hem geheel terecht met een pianosnaar zal wurgen. Maar er gebeurt niets, het pleintje onder de moderne luifel is gevuld met mensen die ademloos luisteren en mensen die zich daar jachtig doorheen wurmen, op weg naar vrouw en kind of naar een geheime liefdesaffaire.

Het licht heeft iets van strooisuiker. Het verzacht en wekt de indruk dat de wereld goed is en prachtig, en dat alles wat dat logenstraft maar bedoeld was om te lachen. Enkele meters van mij staat een meisje met blonde krullen en een gezicht dat je lief zou kunnen noemen. Dat zou dom zijn, natuurlijk, want om haar liefheid te bestrijden heeft dit meisje woorden en beeltenissen op haar pols en enkels laten tatoeëren, als wil zij zeggen dat je toch maar beter voor haar kunt uitkijken. Zij heeft sierlijke handen met roodgelakte nagels. Met gevoel voor ritme laat ze haar slipper tegen haar voetzool klepperen, zodat ik kan zien dat die door het stof van de straten vuil is geworden. Ik heb dat altijd sexy gevonden : blanke meisjes met zwarte voetzolen, of zwarte meisjes met blanke voetzolen. Vraag mij niet waarom. Elk heeft recht op zijn afwijking, en ik ben al blij dat de mijne niet is opgenomen in het wetboek van strafrecht & strafvordering.

Na enige tijd – men blijft best niet te lang talmen in ademloze bewondering, mensen hebben nood aan gebeurtenissen & zuurstof – ruk ik mij los van voetzool & piano en begeef mij huiswaarts. Ik vergeet niet bij de bakker op de hoek een brood te gaan kopen.

Jeffrey Vanslambrouck, schreeuwen vette letters op de broodzak. Badkamerrenovatie.

Vroeger was de broodzak sober. Hooguit stond er een sfeervolle uitleg op van het woord brood (het- ; broden) en zijn diverse betekenissen, zoals in het woordenboek. Nu dus een bloedrode draak van een reclame waar ik niet om gevraagd heb. Ik hou daar niet van. Ik ervaar dat als een esthetische belediging, als een fluim van de commercie. “We krijgen die zakken gratis”, zegt de bakkersvrouw verontschuldigend als ze mij ziet kijken. Ik knik begrijpend en bedenk dat het weer iets zegt over de richting van de wereld. Maar ik vertik het mij daaraan te ergeren. Vandaag kunnen zelfs broodzakken mijn goede luim niet verstoren. Lichthartig stap ik verder, met in mijn hand dus die zak en in mijn hoofd nog wat slordig bijeengeharkte maneschijntonen. Zonder vrees voor gewoeker van cellen, in agent verklede boeven of de oneindige leegte die zich uitstrekt boven onze hoofden.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Achter de piano heeft een man plaatsgenomen die eruitziet alsof hij nog maar net uit een gevangenis is afgezwaaid, of uit een psychiatrisch centrum

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content