Over enkele weken neemt China de Britse kroonkolonie over. Daarmee komt een eind aan het westerse bestuur een kortstondig intermezzo, tenminste in het licht van 6000 jaar Chinese geschiedenis. Die felbewogen geschiedenis van de opstand tegen de corrupte Mongoolse overheersers tot de opiumoorlogen eind van de 19de eeuw is één van hoofdthema’s van de Hongkongse cinema, die de hele maand juni in het Brussels Filmmuseum wordt gevierd.

Volgens kenner David Bordwell (die ook de inleiding schreef van de brochure) is deze metropool het centrum van de meest dynamische en fantasierijke populaire filmproductie ter wereld. Een 40-tal films moet daarvan getuigen.

Uiteraard komt het beroemdste exportartikel de kungfu-film uitgebreid aan bod, in de eerste plaats dankzij de legendarische figuur van de vroeggestorven Bruce Lee (de Baryshnikov van de ?martial arts?), maar later ook dankzij Jackie Chan, die voor een revival zorgde van de Chinese vechtkunsten, zij het dat de halsbrekende acrobatieën intussen pure slapstick werden. Het grootste regietalent uit de eerste bloeiperiode van de Hongkongse cinema is ongetwijfeld King Hu, die een grote historische autenticiteit nastreefde en zijn zwaardvechtersstunts stileerde tot verbluffende rituele balletten. Zijn meesterwerk ?A Touch of Zen? (gemaakt in 1969, maar pas jaren later vrijgegeven voor het westen) was een van de grote revelaties van de wereldcinema uit de jaren zeventig.

In de jaren tachtig trad een nieuwe generatie aan, gedomineerd door een barok talent als Tsui Hark (?Peking Opera Blues?) en de cult-regisseur John Woo, die de kungfu-tradities in een hedendaags kader plaatste en inzake actie- en geweldorgieën een vindingrijkheid demonstreerde, waarvan zijn meeste Amerikaanse collega’s nog konden leren. Met Wong Kar-Wai telt Hongkong een van de weinige echt vernieuwende en stijlbewuste regisseurs van de schrale jaren negentig. In afwachting van zijn nieuwste film ?Happy Together?, die op het festival van Cannes in première ging, is in het Filmmuseum ?Chungking Express? te bewonderen, een virtuoze mijmering over liefdesverdriet in de dichtbevolkte neon-stad.

De laatste jaren scoort de Hongkongse film wel op buitenlandse festivals, maar op het thuisfront zit de filmindustrie in het slop. De locale markt is ingestort, mede ten gevolge van de opmars van de Hollywoodfilm in Oost-Azië. Desondanks werden in 1996 toch nog 116 films gedraaid (het jaar ervoor waren dat er nog 150). Meestal gaat het om supergoedkope seriefilms, die in enkele weken in elkaar gebokst worden. De triads (de Chinese maffia), die begin jaren negentig zwaar in de filmproductie investeerden, hebben zich teruggetrokken. Diverse regisseurs van hyperventilerende actieprenten namen de wijk naar Amerika : John Woo, Ringo Lam, Tsui Hark... Het ontluikend politiek bewustzijn van een nieuwe generatie werd door de bloedige onderdrukking van de studentenopstand van Tian’anmen in de kiem gesmoord, wat de angst voor de overdracht aan China nog groter maakte. Niemand weet hoe de filmmakers op de nieuwe situatie zullen reageren : zullen ze autocensuur toepassen of de nieuwe machtshebbers op de proef stellen ?

De onzekere toekomst van de Hongkongse cinema geeft aan deze retrospectieve een extra dimensie : een bloemlezing uit een vervlogen tijdperk ?

Hongkong : van 4 tot en met 30 juni in het Filmmuseum in Brussel. Info : tel. (02) 507.83.70.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content