LUDO SMITS

Ludo Smits (52) is uitbater van Red & Blue en organisator van Studio 54.

Durven is mijn leven. Ik verdraag geen routine. Misschien ben ik daarom geen maatschappelijk werker geworden, en omdat ik aan niemand verantwoording hoef af te leggen. In 1993 heb ik zonder horeca-ervaring een café geopend in het Antwerpse Hessenhuis en voor de Red & Blue had ik nog nooit een voet in een gay disco gezet. Ik heb veel kikkers gekust om een prins te vinden, maar ik hield meer van opera en musicals dan van fuiven.

Studio 54 is mijn grootste productie ooit. 650.000 euro, dat is een dure party. Er komen twee productiehuizen bij kijken, architecten, technici, drag queens, 300 werknemers – noem maar op. Mijn verantwoordelijkheid is enorm, maar ik ben niet zenuwachtig. Als de airco van het Sportpaleis hapert, kan ik weinig doen.

Ik ben chauvinistisch en impulsief. Een homodag in Phantasialand ? Dan wil ik er ook een. Vorige week heb ik Bobbejaanland afgehuurd voor een gay familiedag. Terwijl ze in Brussel betoogden tegen homoadoptie, pikten wij hun park in. En wie wil nu alleen gillen in een rollercoaster ? Dan liever een trein vol nichten.

Ik ben graag rond jongere mensen. Zowel mijn vriend als mijn oudste medewerker zijn vooraan in de dertig. Ik hou niet van leeftijdsgenoten. Die mentaliteit, dat zijn ouw venten. En dat waardig ouder worden, het is gewoon vreselijk. In het weekend sta ik tussen duizend jongens die urenlang fitnessen, je zou voor minder ijdel zijn.

Mijn vader zette me op straat toen ik 21 werd. Ik wilde mijn homoseksualiteit niet laten genezen in Leuven, zoals hij wilde. Zo ging dat in 1974. “Ga maar naar de jeanetten in Antwerpen”, zei mijn vader, al kende ik alleen de Flandria en de dierentuin. Zo heb ik Maaseik verlaten. Ik heb zes weken onder de voetgangersbrug in Berchem geslapen, waste me in een jeugdhotel en pikte appels van de buren. Mijn kleren staken in een opbergkastje in het treinstation.

Ik hou niet van drama. Ik heb mezelf nooit beklaagd en ik heb mijn ouders ook nooit wat kwalijk genomen. Ze waren diepgelovig en onwetend. Homoseksualiteit, dat was de hel. Later is onze band gelukkig hersteld – mijn vader heeft nog op zijn doodsprentje laten zetten hoe trots hij was. Maar de katholieke kerk, daar word ik nog altijd pissig van.

Als twintiger heb ik mee de Vlaamse homobeweging opgericht. Nu draag ik mijn steentje bij als ondernemer. De handelaars rond het Hessenhuis hadden destijds nooit een homo gezien, maar ze kwamen wel pintelieren. Vorige maand was de Antwerpse politie voor het eerst aanwezig op Navigaytion om homo’s te motiveren om flik te worden.

Ik ben trots dat ik in België woon, in een land woon waar holebi’s mogen trouwen. Daar moeten we blij om zijn. We moeten merci kunnen zeggen, in plaats van te betogen en te kankeren.

Johan heeft me geleerd iemand te missen. Ik dacht dat ik onafhankelijk was, maar ik kon niet zonder hem. Als trouw betekent dat je geen andere seksuele contacten hebt, dan ben ik heel ontrouw geweest. Maar in dertien jaar was er geen enkele avond dat we elkaar niet goedenacht gekust hebben en iets liefs gezegd hebben, niet één. Dat noem ik trouw.

Mijn geluk is dat ik altijd de juiste mensen rond mij heb gehad. Misschien is dat mijn talent, dat ik mensen bij elkaar breng en motiveer om de gekste dingen te doen. Verder kan ik een lamp indraaien en daar houdt het op.

Ik heb weinig slaap nodig. Dit tempo houd ik geen tien jaar meer vol, maar ik zie me niet op pensioen gaan of niksen. Zelfs op vakantie. Als het geen stad als New York, Caïro of Istanbul is, blijf ik liever thuis. Het is al een wonder dat ik van een glas whisky voor de tv kan genieten of een boek lezen in bed. Dat was twee jaar geleden ondenkbaar.

Als ik doodval, zet je me maar bij het huisvuil. Ik hoef niet herinnerd te worden. Maar ik zal kunnen zeggen dat ik goed en boeiend geleefd heb. Ik ben een gelukkig mens.

Door Wim Denolf

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content