“Veel jonge zangers zijn nogal vlug tevreden met zichzelf.

Ze kiezen de weg van de minste inspanning. “

Zo niet Luciano Pavarotti. Een exclusief gesprek

aan de vooravond van twee koncerten in het Antwerpse Sportpaleis.

ERNA METDEPENNINGHEN

FOTO : HELMUT NEWTON

Pesaro, aan de Adriatische Zee, is de stad waar Rossini werd geboren, en het is ook de stad waar Luciano Pavarotti zijn vakantie doorbrengt. Even voorbij de luchthaven, aan het eind van een kronkelende weg, tussen het groen van de heuvels ligt zijn eerder bescheiden woning met witte muren en blauwe luiken. De zon speelt in het blauwe watervlak van het zwembad. Luciano Pavarotti zit onder de bomen op het terras met uitzicht over het strand. Hij draagt een veelkleurig hemd op een witte short en heeft een draadloze telefoon in de hand. Of ik nog even wil wachten, want hij moet nog eerst dringend iemand opbellen. Zijn sekretaresse biedt mij een drankje aan. De hangmat waarin de tenorissimo zich graag laat wiegen, torst alleen het gewicht van een sportkrant. “I’m ready”, roept Pavarotti en spreidt met een breed gebaar zijn armen. Hij spreekt graag en vloeiend Engels, maar schakelt onmiddellijk over naar het Italiaans als hij een inlichting wenst van zijn sekretaresse.

In Pesaro zelf heeft het jaarlijkse Rossini-festival plaats, maar Pavarotti heeft er geen zin in : “Ik ben hier om de muziek te ontvluchten, te relaxen en bij te tanken. Ik lig uren in de zon want ik geloof dat zij mijn batterijen oplaadt. ” En hij voegt er met een schuldige grijns aan toe : “Ik win hier jammer genoeg ook de kilo’s bij die ik in de loop van het jaar verlies. Maar Anna, mijn huishoudster, kookt nu eenmaal hemels. Ach, een echte vakantie, zoals andere mensen nemen is het ook niet. Die komt er beslist volgend jaar, zeg ik altijd weer. Maar ik klaag niet. Ik heb een fantastisch leven en ik heb het ook zo gewild. En, zoals men zegt, the show must go on. Ik geef u een interview. Later komen enkele technici van mijn platenlabel Decca om een opname te bespreken en zo gaat het door. “

U was vorige maand in Wales waar u special guest was op een jaarlijks internationaal concours voor amateurkoren. Men vertelt dat het daar was dat u veertig jaar geleden besloot van zingen uw beroep te maken.

Pavarotti : Ik keerde er terug met mijn vader. Veertig jaar geleden won ons koor, de Società Corale Gioacchino Rossini uit Modena, er zijn eerste prijs en het was fantastisch er nu opnieuw met mijn vader te zijn. Kijk, daar staat hij. Ziet hij er niet schitterend uit ? (Pavarotti wijst naar de kleine getaande man die wat verder op het terras over de zee uitkijkt) Hij heeft zojuist vier uur gekegeld en straks, na dit interview gaan we samen zingen. Hij heeft nog altijd een zeer goede tenorstem die biezonder goed klinkt. Dat ik als negentienjarige met het koor de euforie deelde van een eerste prijs te winnen, heeft mij uiteraard wat verder in de richting van een zangersloopbaan geduwd. Maar eigenlijk wilde ik al altijd zingen. Mijn ouders vertelden dat ik, amper vier jaar oud, op de tafel sprong en verkondigde : “Mijn vader is een tenor en ik ben een kleine tenor”. Maar ik meende dat algemene kennis ook voor een zanger noodzakelijk was en dus behaalde ik eerst mijn onderwijzersdiploma.

En nu bent u een van de grootste tenoren van het ogenblik.

Pavarotti : Ik weet niet of ik de grootste ben, maar zeker bekleed ik een belangrijke plaats onder de beste. Hoe kom je zover ? Door voortdurend te studeren en erg kritisch te zijn tegenover jezelf. Door het beste van jezelf te geven en je repertoire op een verstandige manier te kiezen. Je moet beslist de moeilijkheden niet uit de weg gaan. Zij vormen een uitdaging en zetten je aan harder te werken. Maar je moet weten waar je grenzen liggen. Toen ik mijn carrière begon, waren er nog zoveel goede tenoren aktief en dus was het knokken om een plaatsje te veroveren. Nu wordt een jong, beloftevol zanger onmiddellijk door de grootste teaters én de platenmaatschappijen binnengehaald. Is hij werkelijk een talent en heeft hij persoonlijkheid, dan zal hij overleven. Anders brandt hij op in een minimum van tijd.

Hoe goed zijn de jonge zangers van vandaag ?

Pavarotti : Als ze hun carrière beginnen, zijn ze beter dan ik was of mijn kollega’s en leeftijdgenoten. Drie jaar later zijn die jonge zangers even goed als wij waren. Zes jaar later waren wij beter, twintig jaar later waren wij veel beter. Hoe komt dat ? Het teater biedt niet meer die goede leerschool die wij hadden. Er zijn nog weinig dirigenten die zich de moeite nemen om echt met jonge zangers te werken. Er is soms niet voldoende tijd om werkelijk goed te repeteren en bovendien zijn veel jonge zangers, vooral zij die onmiddellijk heel wat vleiende aanbiedingen krijgen, heel vlug tevreden met zichzelf en kiezen ze de weg van de minste inspanning.

Welk advies zou u aan een jong zanger geven ?

Pavarotti : Als hij pas begint : zing ! Als hij al een carrière aan het opbouwen is : tracht de moeilijke partijen aan te pakken. Neem de uitdaging aan, anders blijf je ter plaatse trappelen en evolueer je niet. Maar blijf uiteraard binnen je vokale mogelijkheden. Anders ben je dood.

Velen zingen immers te vroeg te zware partijen. Ik organizeer sinds verschillende jaren een zangwedstrijd om jong talent te ontdekken en te helpen. Er was eens een tenor die Andrea Chénier en I Pagliacci wou zingen, partijen die veel te zwaar voor zijn stem waren. Ik zei hem het was Roberto Alagna : je moet altijd rollen kiezen die niet het uiterste van je stem vragen maar nog een marge openlaten. Kies opera’s als La Traviata.

U geeft binnenkort weer een optreden waarin u naast popzangers optreedt. Waarom doet u dit ?

Pavarotti : Het is een koncert ten voordele van de kinderen van Bosnië en ik zet er alles op om er een sukses van te maken. Ik zing met de besten op dit gebied. En ik doe dat omdat ik het leuk vind. Het is iets anders dan wat ik gewoonlijk doe. Het is mooi en reikt me nieuwe muziek aan. Sommige nummers zijn trouwens speciaal voor die gelegenheid geschreven en ik wil altijd iets nieuws ontdekken.

U heeft er jaren aan gewerkt om de top te bereiken. Wat denkt u van vele popvedetten die soms amper een muzikale opleiding hebben en die het alleen maar dank zij de elektronische versterking kunnen waarmaken ?

Pavarotti : Ik vraag u : Wat vindt u van Frank Sinatra, Barbra Streisand of Ella Fitzgerald ? Het zijn grote zangers en grote musici. De mensen met wie ik optreed zijn hun gelijken.

U zingt ten voordele van Bosnië. Meent u dat u, met de uitstraling en invloed die u heeft, een taak op dat gebied te vervullen heeft ?

Pavarotti : Daar is een taak weggelegd voor iedereen. Maar het geeft een enorme voldoening in staat te zijn om met je stem bij te dragen tot de verwezenlijking van een goed doel. Of het nu om medisch onderzoek gaat of om, zoals in dit geval, een muziekcentrum in Mostar te kunnen uitbouwen waar de kinderen kunnen zingen als de oorlog echt voorbij is.

U wordt zestig in oktober. U kan terugblikken op een welgevulde carrière. Welke uitdagingen wil u nog aangaan ?

Pavarotti : In het nieuwe seizoen neem ik in het Metropolitan in New York opniew een rol op die ik jaren geleden zong : Tonio in La Fille du Régiment van Donizetti. Het is een heel hoog gelegen partij, en de aria van Tonio in het eerste bedrijf heeft, zoals bekend, niet minder dan negen hoge C’s. Ik zong die partij voor het eerst in 1966 in Covent Garden in Londen naast Joan Sutherland. Ze heeft jammer genoeg al een punt achter haar carrière gezet. Maar wat een grote dame was ze en hoeveel heb ik niet van haar geleerd ! En dan wil ik nog twee rollen vertolken die ik nog niet eerder op het toneel zong Andrea Chénier van Giordano en Verdi’s Otello. Dat zal gebeuren in Wenen en Londen.

Niet in Italië ? Vindt u het niet jammer dat u over het algemeen niet veel in Italië zingt ?

Pavarotti : Ja en neen. Er zijn veel grote teaters in de wereld… Ik heb bovendien de indruk dat ik me vrijer beweeg in het buitenland. In Italië staat er altijd wel iemand klaar om op je te schieten, men behandelt je niet altijd even fair. Maar uiteraard zing ik ook graag in mijn vaderland. Maar er zijn zoveel landen waar ik kan optreden. Zo ga ik in januari voor de eerste keer naar Zuid-Afrika.

Zowel Andrea Chénier als Otello legde u reeds op de plaat vast.

Pavarotti : Veeleisende rollen als Otello zijn koncertant of voor de plaat gemakkelijker te verwerken. In het laatste geval kan je altijd eens iets overdoen. Chénier zag ik me niet op een toneel vertolken en beide partijen waren (of zijn ?) strikt genomen misschien niet ideaal voor mijn stemtype geschikt. Maar als ik nu, met zestig, geen risico’s durf nemen, wanneer moet ik het dan doen ?

Wat verkiest u, live- of studio-opnamen ?

Pavarotti : Studio-opnamen alhoewel ik moet toegeven dat live-opnamen schitterend kunnen zijn. Maar ik ben een perfektionist. Wie zegt dat je in de studio niet dezelfde dramatische spanning kan opbouwen als bij een opvoering in een teater, raad ik aan mijn opname van Puccini’s Manon Lescaut met Mirella Freni en onder leiding van James Levi’s te beluisteren. Dit is beter dan een live-uitvoering !

Hoe komt het dat het publiek nog altijd het meest voor een mooie tenorstem uit de bol gaat ?

Pavarotti : Omdat hij de “lover” is en hij de meest fascinerende mannenstem heeft. Daarmee kan hij liefde, geluk en wanhoop uitdrukken.

Zijn hoge noten belangrijk ?

Pavarotti : Natuurlijk. Als je die niet hebt, dan moet je het baritonvak zingen. Sommigen beweren zelfs dat hoge C’s een animale en seksuele impact hebben.

U verdeelt uw tijd tussen koncerten en opera-opvoeringen. Wat is de verhouding en waarom ?

Pavarotti : De verhouding is fifty-fifty. Ik ben geboren als operazanger en zal dat tot het einde van mijn leven blijven. Opera is altijd mijn zuurstof geweest en ik denk dat dit zo zal zijn tot ik ermee ophoud. Maar na meer dan dertig jaar carrière is opera ook voorspelbaar. Zelfs bij een nieuwe produktie weet je uiteindelijk wat gaat komen. Een koncert biedt meer variatiemogelijkheden. Je kan de volgorde van de fragmenten bepalen, de aria’s en duetten uitkiezen die je het liefst zingt of die je het best liggen en je hebt meer kontrole over het geheel. Bovendien ben ik altijd bereid om nieuwe ervaringen op te doen en zelfs te experimenteren.

Een zangersleven is dikwijls vol stress. Hoe gaat u daarmee om ?

Pavarotti : Een atleet traint. Ik heb altijd een piano bij de hand en ik studeer bijna iedere dag, zelfs als ik hier ben. Dat betekent niet dat ik zing, maar op een of andere manier ben ik toch bezig. Voor een uitvoering rust ik de hele dag. De dag na een uitvoering slaap ik zolang ik kan. In de namiddag behartig ik mijn zaken en ’s avonds ga ik weer zo vroeg mogelijk slapen.

En het familieleven bij dit alles ?

Pavarotti : Mijn familie is erg belangrijk voor mij en er bestaat een hechte band tussen mij, mijn vrouw Adua en mijn drie dochters Lorenza, Christina en Giuliana. Ik was er niet bij wanneer ze opgroeiden, maar ik probeerde toch zoveel mogelijk een deel te zijn van hun leven. Nu zijn ze volwassen en gaan hun eigen weg. De ene heeft een goed lopende boetiek, de andere wil journaliste worden en de derde zou een carrière als popzangeres kunnen maken indien ze wou. Maar ze verkiest lerares lichamelijke opvoeding te zijn. Ik vind het echt niet jammer dat geen van de drie operazangeres wordt. Het voornaamste is dat ze gelukkig zijn.

Uw vrouw heeft een belangrijk impresariaat. Schakelt u dat in om de laureaten van uw wedstrijd een duwtje in de rug te geven ?

Pavarotti : Absoluut niet. Ik wil niets met het impresariaat van mijn vrouw te maken hebben. Dat is haar domein. Ze doet het prima en heeft medewerkers die haar helpen. Het enige wat ik soms doe, is haar signaleren dat ik ergens een goed zanger opmerkte.

Geeft u les ?

Pavarotti : Neen. Ik ben te veel onderweg. Misschien later, als ik ophoud met zingen.

Hoe ziet u de toekomst van de opera ?

Pavarotti : Rooskleurig. Dank zij de televisie wordt opera gepopularizeerd, en er zullen ook altijd wel weer belangrijke zangers komen die beroemd zullen worden, en de fakkel van ons overnemen. We hadden het al over Alagna. Wie weet over enkele jaren vormt hij misschien met twee kollega’s de “Drie tenoren”.

Werd met de “Drie tenoren”- koncerten bewezen dat de legendarische jaloezie tussen sterren onderling een myte is ?

Pavarotti : U zag de koncerten. Er was duidelijk geen jaloezie. Wel kompetitiegeest, maar dat is iets anders.

Hoe bepalen jullie het programma ?

Pavarotti : Bij het eerste koncert in Rome, beschouwde ik me zo’n beetje als de gastheer en liet eerst de anderen hun aria’s kiezen. De medley was een voorstel van Placido waarmee José en ik konden instemmen. Ook voor het koncert in Los Angeles verliep alles heel vlot. We vechten echt niet voor die of voor die aria. Bovendien kan ik, als Italiaan, op zo’n rijke schat van populaire liederen terugvallen, dat ik echt niet moet staan dringen.

U zingt bijna uitsluitend uit het Italiaanse repertoire. Waarom ?

Pavarotti : Omdat dit het repertoire is dat het best bij mijn muzikale persoonlijkheid past. Ik geloof heel erg in de juiste en duidelijke uitspraak en goede tekstinterpretatie. Ik denk niet dat ik dat in een andere taal evengoed zou kunnen. Bovendien kan ik met mijn lievelingswerken La Bohème, L’Elisir d’Amore en Un Ballo in Maschera het hele gamma van mijn talent als tenor tonen.

Luciano Pavarotti treedt op 16 en 30 december op in het Antwerpse Sportpaleis. Het eerste koncert is uitverkocht, voor 30 december zijn er alleen nog kaarten van 5000 en 6000 fr. tel. (070) 233.233.

Ik heb de indruk dat ik me

vrijer beweeg in het buitenland.

In Italië staat er altijd wel

iemand klaar om op je te schieten.

Natuurlijk zijn hoge noten

belangrijk. Sommigen beweren zelfs

dat hoge C’s een animale

en seksuele impact hebben.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content