Hoeveel Vlaamse steden kunnen prat gaan op een natuurreservaat binnen de bebouwde kom? Waar volgens ‘Willem die Madoc maakte’ ooit de rosse met de felle baard zich roerde, komen nu liefhebbers van ongerepte meersen en watervogels aan hun trekken. Deel twee in de reeks.

Linda Asselbergs / Foto’s Michel Vaerewijck

Lokeren, daar regent het altijd”, had een collega die ik hier niet bij naam zal noemen somber voorspeld. Dat had hij van een oom die wiskundige was en in die hoedanigheid berekend had dat de regen die zich boven de Noordzee vormt, precies op de hoofden van de Lokeraars terechtkomt. Hopelijk was die oom een beter wiskundige dan weersvoorspeller, want als ik in de stad arriveer, breekt de zon stralend door de wolken. Het soort zon dat gemoedelijke provinciestadjes er op hun allergemoedelijkst doet uitzien. Bovendien is het vrijdag en dan is een mens vanzelf al wat vrolijker gestemd. Vooral dan als het de laatste vrijdag van de examens is. Tegen de middag duiken her en der groepjes blije scholieren in het straatbeeld op, die opgelucht met hun lege boekentas zwaaien en neerstrijken op de terrasjes van De Kroon, De Postiljon, bij het Cultuurcafé en Den Abazjoer.

Er zijn van die steden die je moeiteloos kunt vastpinnen. Op een Zimmertoren, een Lakenhalle, een Muur, het Grootste Marktplein van België enzovoorts. Bij Lokeren wilde mij niet meteen zo’n beeld te binnen schieten. Goed, je hebt er de Lokerse Feesten. En ze kunnen een gemeen stukje voetballen, de Lokeraars. Jan Koller heeft er nog gespeeld en Herman Brusselmans, maar dan iets langer geleden en met minder succes. En oh ja, ze hebben er een bloeiend cultureel centrum, het oudste in zijn soort zelfs. Wat ik sindsdien nog meer te weten kwam? Dat de Durme de stad middendoor deelt ( lokera zou oorspronkelijk ‘helder water’ betekend hebben), dat ze er peirdeworsten eten, verrassend veel groen hebben én de vriendelijkste stadsgidsen van het land. Of ik er bezwaar tegen heb het Zomerwandeling-parcours per fiets te verkennen, willen Marina Van Hoorick en Toon De Borger weten. Ze behoren tot de bewonderenswaardige variëteit gidsen die zelfs de meest geblaseerde toerist warm krijgen voor hun zaak. En nee, ik wil niets liever dan op een zonnige dag langs het water peddelen.

We vertrekken van het VVV-kantoor naast het stadhuis, met zijn rococogevel, mooi smeedwerk en een weelde aan (waarschijnlijk niet toevallig) blauwe bloemen. Tussen stadhuis en postkantoor is trouwens nog meer moois te bewonderen, ze noemen dit niet voor niets de rijke rote. Maar het oudste huis is onbetwistbaar Apotheek Jacobs, een voormalige griffierswoning uit 1656. We dwarsen de Markt (niet zo groot als die van het naburige Sint-Niklaas, maar véél gezelliger, volgens Toon. Ja, met die van Sint-Niklaas wil het hier wel eens wringen) en steken de Durme over, de rivier die vroeger voor welvaart zorgde en nu voor pleziervaart. De Durme-boorden werden in de prehistorie al bewoond, bewijzen archeologische vondsten, maar de eerste schriftelijke vermelding van Lokeren dateert uit 1114. In de Middeleeuwen was er een cisterciënzerinnenklooster gevestigd. Later ontwikkelde de nederzetting zich tot een regionaal centrum met een weekmarkt en een bloeiende textielsector, die zich voornamelijk op het bleken van linnen (het befaamde Lokers wit) en het bewerken van konijnenvellen toelegde. In 1804 werd de gemeente door Frankrijks eerste consul tot stad verheven. En ja, hij is er ook echt geweest, Napoleon Bonaparte.

Op de linkeroever van de Durme valt het Brughuis op en de waterpomp in de bloemenweelde van het Prinses Joséphine-Charlottepark. Her en der in Lokeren wordt het stadsbeeld opgevrolijkt door sculpturen, het resultaat van een jaarlijkse tentoonstelling in het Centrum voor Ruimtelijke Kunst in een ander park, Park ter Beuken, dat we nu verkennen. Zei ik niet dat Lokeren een van de groenste steden van Vlaanderen is? R.S.P.R.D.L., de installatie van Bart Baele waarvan de titel naar een medicijn voor de behandeling van schizofrenie en autisme verwijst, contrasteert fel met de lieflijke omgeving, een riante Engelse tuin met vijver. Villa ter Beuken, nu de Academie voor Muziek en Woord, was vroeger de woning van Anna Cogen, een van de kleurrijkste figuren uit de Lokerse geschiedenis. Bij het begin van vorige eeuw, toen dat voor vrouwen zeer ongebruikelijk was, runde zij als Epouse Jacobs met succes een haarsnijderij, waar konijnenvellen bewerkt werden tot vilt voor hoeden. De Jacobs in kwestie verdween overigens al redelijk vroeg van het toneel. La belle Anna luidde haar officiële bijnaam, maar achter haar rug werd ze ook wel eens zotte Anna genoemd. Niet omdat ze gek geweest zou zijn, maar wel extreem vrijgevig voor haar personeel. Communicanten en hun moeder werden bijvoorbeeld op haar kosten van top tot teen in het nieuw gezet, ook de bedrijfsuitstappen waren legendarisch.

Op weg naar het gehucht Daknam passeren we het stadion van Sporting Lokeren. Wie goed kijkt, herkent in het nieuwe embleem een gestileerde vossenkop. Want jawel, dit is het Land Van Waas, waar volgens het satirische middeleeuwse dierenepos Van den vos Reynaerde de sluwe spitsneus zijn fratsen uithaalde. Maar nu is het weldadig rustig in de Daknamse Meersen, vochtige graslanden op een veenbodem. Zo rustig zelfs dat op het dak van het huis nummer 88 in de Daknamstraat een paar ongeringde ooievaars een nest gemaakt hebben. Het moet zowat honderd jaar geleden zijn dat zo’n spontane nesteling in Vlaanderen voorkwam. Het eerste jaar kwamen de jongen om in een storm, waarna de moeder naar het zuiden trok. Toen een Drents geringd wijfje bij pa introk en eieren legde, gaf dat aanleiding tot een regelrecht familiedrama. Want intussen was ook de eerste echtgenote opnieuw op het toneel verschenen, die de indringster prompt uit het nest verdreef. Wie wat heeft uitgebroed, is niet helemaal duidelijk, maar de jongen, nu drie maanden oud en bijzonder actief, zien er niet al te getraumatiseerd uit.

Op het stemmige dorpspleintje van Daknam herinnert een rustbank met een Middelnederlands vers aan de scharrelkip (in meer dan één betekenis) Coppe, “die Reynaert die vos verbeet…” Maar dé blikvanger is het gedeeltelijk romaanse Onze-Lieve-Vrouwekerkje: de overdekte pui vanwaar de champetter de menigte toesprak, werd in de witgekalkte kerkhofmuur opgenomen. Een zeldzame mengeling van het sacrale en het profane, temeer omdat er ook een urinoir aangebouwd werd. Langs een voormalige spoorwegbedding, nu omgeven door wilgen en meidoorn, gaat het opnieuw richting Lokeren, naar het Verloren Bos meer bepaald, waar naast de ingang een paar spoken van de beeldhouwer Albert Szukalski de wacht houden. In het park doet (net als in Park ter Beuken) een voormalige ijskelder dienst als onderkomen voor een vleermuizenkolonie. Aan het Verloren Bos paalt het reservaat De Buylaers: vlakke, vochtige hooilanden met slingerende paadjes waarlangs een natuurleerpad met informatiebordjes is uitgezet. En van daar gaat het naar Het Molsbroek, het grootste en bekendste reservaat van Lokeren, vrij toegankelijk dankzij de 4,5 kilometer lange wandeldijk die loopt door de uitgestrekte moerasvlakte rijk aan watervogels, elzenbroeken, rivierduinen, rietvelden en jonge zoetwaterschorren.

Maar de stad lokt. Over de Durme-dijk gaat het voorbij de Koophandelstraat met zijn fraaie gevelrij van rond de vorige eeuwwisseling en via het Stationsplein naar het centrum. Bij het begin van het aardige Torenstraatje staat een constructie van de beeldhouwer Mark Verstockt die Structuur voor de stad heet, maar waarin je met wat goede wil een verwijzing naar het rooster zou kunnen herkennen waarmee Sint-Laurentius, de patroonheilige van de stad, altijd wordt uitgebeeld, wegens levend verbrand door Romeinse soldaten. Het zou natuurlijk ook kunnen dat het Latijnse passus est (hij heeft geleden) ooit domweg gekopieerd werd als assus est (hij is geroosterd), wat meteen een stuk dramatischer klinkt. Hoe dan ook, mét rooster staat hij, weliswaar in polyester, op de achtergevel van het Stedelijk Museum (het origineel staat binnen) en op de glasramen van de Sint-Laurentiuskerk, terecht befaamd om zijn schitterend houtwerk. De prachtige preekstoel uit 1736 is buiten alle proporties voor de peperbus, zoals de kerk in de volksmond heet. Zou het waar zijn dat hij oorspronkelijk voor de Dom van Keulen bedoeld was? Als ik knipperend tegen het felle licht weer buitenkom, zitten de terrasjes nog altijd vol met uitgelaten schooljeugd. Die hoeven ze nog niet meteen thuis te verwachten. Mij ook niet.

Een wiskundige heeft ooit berekend dat de regen die zich boven de Noordzee vormt, precies op de hoofden van de Lokeraars terechtkomt.

In de Daknamse Meersen heeft een stel ongeringde ooievaars een nest gemaakt. Het moet zowat honderd jaar geleden zijn dat zoiets in Vlaanderen is gebeurd.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content