In de Franse stad Montpellier werd een riant hôtel particulier omgevormd tot een gastenverblijf, met oude grandeur en hedendaags design in een perfecte symbiose.

De Zuid-Franse universiteitsstad Montpellier telt zo’n zeventig hôtels particuliers : historische stadspaleizen, gebouwd in opdracht van adellieden en koninklijke gezanten die er verbleven om de Franse koning te dienen. De royale zeventiende-en achttiende-eeuwse bouwsels, opgetrokken rond fraaie binnentuinen, kenden echter een bewogen geschiedenis. Vaak te groot en te duur om te onderhouden, kwamen ze stilaan in verval, verdwenen uit privé-bezit en werden opgedeeld in appartementen.

Anders verging het Baudon de Mauny, een somptueus optrekje te midden van de oude stad dat in 1777 voor Charles Guillaume Baudon de Mauny werd gebouwd. De Franse Revolutie gooide echter roet in het eten en in 1790, na amper elf jaar, moest hij het verkopen. Het waren woelige tijden en het pand wisselde meermaals van eigenaar tot in 1829 een steenrijke lakenhandelaar, en betovergrootvader van gastheer Alain de Bordas, de woning verwierf. Voor Alain en zijn echtgenote Nathalie, reeds de zevende generatie, was de overdracht en het beheer van het familieoptrekje geen sinecure. “Het feit dat het huis een deel van je familiegeschiedenis schrijft, geeft je een verantwoordelijkheid, dat doe je niet zomaar van de hand”, vat Alain de Bordas samen. Na de dood van zijn grootouders, die het pand bewoonden tot de jaren zestig, werden de prestigieuze appartementen verhuurd, maar zonder enig modern comfort. “Toen in 2002 de laatste bewoners na veertig jaar verhuisden, hadden we een probleem”, vertelt Alain. “Er was geen verwarming en ondanks de hoge ramen komt er door de smalle straatjes bitter weinig licht binnen. De ruimtes op zich waren prachtig, maar naar hedendaagse normen niet functioneel om permanent te bewonen.”

“Maar wel ideaal om er enkele dagen te verblijven”, springt Nathalie haar echtgenoot bij. De beladen kamers met hoge plafonds, versierd met originele achttiende-eeuwse gipsornamenten kunnen misschien jonge gezinnen niet bekoren, als gastenverblijf bieden ze iets unieks. Uiteindelijk besloten Alain en Nathalie ook zelf met het gezin hun intrek te nemen. “We hielden al een tijd rekening met het feit dat we voor de kinderen ooit dichter bij de stad zouden moeten wonen. Dus vielen de puzzelstukjes uiteindelijk op hun plaats”, staaft Alain de beslissing.

Achter de imposante houten koetspoort in de Rue de la Carbonnerie gaat een brede gang schuil die via een binnenkoer leidt naar de majestueuze trappengang.

Boven de ingang grijnst een gebeeldhouwd leeuwenhoofd en ook de metershoge ramen waren een uithangbord van macht en welstand. Want glas was duur en wie zich indrukwekkende terrasdeuren kon veroorloven, behoorde destijds tot een select clubje.

Voor Nathalie en Alain betekende het project niet alleen een uitdaging, maar ook een ommezwaai in hun leven. Jarenlang werkte Nathalie als grafisch ontwerpster in een Parijs bureau, tot het koppel uiteindelijk besloot om aan een familieleven te beginnen en de drukke metropool inruilden voor het warme Zuiden, waar ze hun intrek namen in een oude hoeve op het platteland.

Al bij aanvang van de werken ontpopte Nathalie zich als interieurontwerpster en werkte samen met de architect niet enkel de plannen en de inrichting van de gastenverblijven uit, maar volgde ook de renovatiewerken op de voet.

Door haar opleiding, maar ook door haar afkomst, zit ontwerpen en werken met kleuren Nathalie in de vingers. “Ik kom uit een familie van decoratieschilders”, verklaart ze haar natuurlijke aanleg en enthousiasme voor het werk. Maandenlang werkte ze zelf op de werf. De volledige bel-etage en de linkervleugel van de tweede verdieping werden uiteindelijk omgebouwd tot vijf gastenkamers. “We hebben ervoor gezorgd dat bij de installatie van de verwarming en de badkamers nergens aan de oorspronkelijke volumes en ornamenten werd geraakt. Omdat het gebouw deels tot het beschermde ‘Historisch Patrimonium’ van de stad behoort, moet trouwens alles terug in zijn oorspronkelijke staat kunnen worden hersteld.”

Voor de uiteindelijke aankleding stelde Nathalie voor elke kamer een stijlcahier samen met kleurstalen, stukjes stof, foto’s van meubels en accessoires die de toekomstige sfeer van de kamer uitstraalden. Ondanks de aanwezigheid van stijlelementen als het achttiende-eeuwse pleisterwerk, de klassieke ornamenten, glanzende houten vloeren en de oude familiestukken, liet Nathalie zich niet bedwelmen door het verleden, maar ging op zoek naar een hedendaagse inbreng met kleur en modern meubilair.

“Per kamer heb ik wel tientallen ontwerpen gemaakt”, verklaart ze. “Het was echter het behangpapier van Cole & Son dat de uiteindelijke keuze heeft bepaald. Zowel de kleuren als de grote tekeningen van de collectie passen uitstekend bij de grandeur van de kamers. De ontwerpen hebben een klassieke basis, maar bezitten tegelijkertijd ook dat stukje excentriciteit dat de Engelsen eigen is en dat perfect samengaat met het flamboyante karakter van de kamers.”

Voor de meubels werkte ze nauw samen met de grote interieurzaak RBC in Montpellier. “Ik had een geheel voor ogen en een stijl, maar uiteraard konden zij me beter wegwijs maken in wat er op de markt voorhanden is. Bepaalde designklassiekers als de Bertoia’s of de tafeltjes van Knoll associeerde ik al vanaf het begin met het project, maar de Rietveld-zeteltjes, die in la gipserie een perfect contrast vormen met de overvloedige gipsen ornamenten, waren een ontdekking. Niet alles is echter Starck, Urquia, Bertoia, Knoll of Moroso, ook Ikea hoort thuis in het rijtje van mijn favorieten”, lacht ze spontaan. Heel wat meubelstukken vond Nathalie gewoon op zolder, en gaf ze met een lik verf en een aparte bekleding een nieuwe uitstraling. De authentieke Lodewijk XVI-stoeltjes schilderde ze zilver en bekleedde ze met een gedurfd iriserend, roos lakleder van Elitis. Voor de eetkamer vond ze een stel oude fauteuils die ze liet opknappen en overtrekken met een sneeuwwitte imitatie van struisvogelleder en in de gang combineerde Nathalie een stel oude zeteltjes met de designklassiekers van Knoll.

Verblijven in Baudon de Mauny is dan ook een ervaring. Ieder detail is belangrijk. Achter elke deur schuilt een andere wereld met een eigenzinnig verhaal, waarin oude luxe en welstand zich verzoenen met het leven van nu.

Tekst en foto’s Kat De Baerdemaeker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content