Met de fiets door het merengebied van Mazurië, waar meer ooievaars wonen dan Polen, en naar het oerbos van Bialowieza, waar de wisent graast en de ‘Dendrocopos leucotos’ gewoon ‘witrugspecht’ heet.

Je hoeft maar de trailers te volgen die zich met afgedankte Opels en Volkswagens dwars door Duitsland haasten. Maar kijk uit, want zodra ze de Oder oversteken, wordt het stuur overgenomen door de wildeman die blijkbaar diep in elke Poolse chauffeur verborgen zit. Iedereen bepaalt zelf zijn maximumsnelheid en inhaalmanoeuvres hebben niets te maken met witte lijnen, gevaarlijke bochten of met te veel tegenliggers op te weinig weg. Wie zo’n racer ziet naderen, moet maar de berm induiken, ook al is die ingenomen door fietsers, wandelende oudjes of door piepjonge verkopertjes die liggen te slapen naast hun aanbod : een paar bokalen bosbessen of een mandje paddestoelen. De eerste kennismaking met de grootste van de tien EU-nieuwkomers is niet echt vertederend.

Ook de tweede mist hartelijkheid, de meeste Polen zien eruit alsof ze net zeer slecht nieuws hebben gekregen. De een kijkt dof naar het stof tussen zijn voeten, de ander fixeert een herinnering boven de horizon. Wanneer heeft dit volk trouwens voor het laatst goed nieuws gehoord ? Vanaf de tiende eeuw, toen Polska ongeveer de huidige grenzen had, kreeg het om beurten klappen uit het westen en het oosten : Teutonen, Pruisen of Duitsers, en Russen, Mongolen of Sovjets. Nergens gingen de nazi’s zo driest te keer als in Polen en Stalin, de ‘bevrijder’, deed weinig om de slachtpartij te laten ophouden. In 1944, tijdens de Opstand van Warschau, stonden de Russen rustig buiten de stad te wachten tot de laatste doodskreet verstomde.

De heropgebouwde hoofdstad rijden we straal voorbij, net als de historische steden en de vernietigingskampen Auschwitz, Treblinka en Sobibor. De paardenbril is op het oosten gericht, we rijden in één rechte lijn op het moeras af. Dat Biebrza Nationaal Park is dan ook niet zomaar een zompig veldje, met zijn 59.223 ha is het bijvoorbeeld ruim dertien keer groter dan het natuurreservaat van de Hoge Venen. Door zijn omvang en doordat het gebied vrij intact is gebleven, is Biebrza het waardevolste wetland van Europa. Daar en in het aangrenzende merengebied van Mazurië heeft SNP een negendaagse fietsreis uitgetekend.

“Vier jongen dit jaar, we gaan dus nog veel kinderen krijgen”, wijst de jonge boerin lachend naar het ooievaarsnest op de schuur. De boerin runt in Przechody het bedrijf van haar afwezige ouders, houdt tussendoor haar peuters in de gaten, probeert de ergernis over de inwonende grootouders te verbergen en heeft één sobere kamer om toeristen te ontvangen. Die komen bij voorkeur goed overeen, want de slaapbank is berekend op een lepeltje-lepeltjenacht. Hier start en eindigt de SNP-tocht.

De routebeschrijving belooft een rustige tocht zonder beklimmingen, over dijken, langs Hollands aandoende polders, moeraslanden en meren, door gehuchten met houten huizen en over onverharde wegen of kinderkopjes. Alles klopt, behalve het laatste, tenzij je aanneemt dat Poolse kinderen ofwel punthoofden hebben of dwarskoppen, gespleten kruinen of schedels als zwerfkeien. Dat soort bestrating zullen we de volgende week vaak voor de wielen krijgen. Het oogt bijzonder authentiek, maar asfalt went toch sneller. Uren rijden we door de velden en kijken ons de ogen uit. Op de akkers danst zoveel wikke dat de korenaren in een blauwe wolk verdwijnen. Bolderik, korenbloemen, klaprozen, kogeldistels, wilde flox, allemaal vertellen ze de oude boerengeschiedenis van voor de tijd dat de buitenmens met chemie ging morsen.

Hoe rijkelijker de bermen bloeien, hoe troostelozer het dorp dat je nadert. Verweerde houten gevels wachten op een likje verf, dakgoten overleven zonder regenpijp of omgekeerd, maar in de voortuin is gul geïnvesteerd in fonkelnieuwe gordijnen en kleurige linten voor het Mariakapelletje. Toppunt van grijsheid zijn de PGR‘s, de voormalige staatsboerderijen. De landerijen, soms tot 10.000 hectare, zijn intussen verkocht, maar de betonnen en potsierlijk genummerde appartementsblokken van de landarbeiders staan er nog. De tientallen schotelantennes kunnen het betonrot en de afgebladderde ramen niet helemaal verbergen. Groepjes mannen zitten te wachten tegen de muur. Op werk of op een vers blik bier ?

We passeren een poel waar reigers, ooievaars en een koereiger er net een meeting op hoge poten hebben opzitten, nauwelijks een paar kilometer verderop rijden we door een zwerm zwaluwen. Hoe kan dat nu, zwaluwen op de weg ? Het zijn honderden oeverzwaluwen die hier vijftig meter vandaan in een zandput wonen. Het beeld is vrij spectaculair : de halve arena, zo’n dertig meter doorsnede, is helemaal geperforeerd. Het in- en uitvliegen kun je haast niet volgen met het blote oog.

Na een paar dagen, op weg van het moeras- naar het merengebied, doen we een ontdekking, een sklep. Wie het woord niet kent, rijdt er zo aan voorbij. De vijf letters staan op een grijze betonnen keet met een plaatijzeren deur, er is ook een klein raam met traliewerk aan de binnen- en aan de buitenkant. Sklep betekent winkel. In de meeste gevallen gaat het om een kruidenier annex slijterij, soms is de sklep ook melkdepot. Bij deze eerste winkel valt het ons niet op, maar verder op de tocht – als het skleplezen zich perfectioneert – stellen we vast dat achter of naast de bunker steevast een tafel staat met een bank. Daar kunnen de bier- en wodkaklanten rustig hun ding doen en zo hoeven ze niet ver te zwijmelen om een nieuwe voorraad in te slaan.

Om de paar dagen heeft SNP een afwisseling ingebouwd, een tocht door het Biebrza Nationaal Park of een kajakdag, of een stad om de honger naar een terrasje te stillen.

Het moeras

Wie gaat wandelen in het moeras, wordt nat. Ik mag mezelf een ervaringsdeskundige noemen. Als we aankomen aan het Biebrza-moeras, kijken we meteen in de ijzingwekkende ogen van de enige wolf van het park. Hij staat uitdagend op het entree- kaartje, maar verder houdt hij zich de hele dag schuil. Zoals aangegeven op alle plannetjes slaan we bij de oude eik linksaf het bos in en het wildlife-programma start meteen. Kikkertjes huppen de berm in en vogels vluchten alle kanten uit zonder zich eerst voor te stellen, waardoor de waarneming beperkt blijft tot een rap kleintje, een schichtig kleintje en een kleurig kleintje. Birdwatching voor beginners. Alleen de muggen denken er niet aan te vluchten, de pas gekochte hoofdnetjes bewijzen hun nut. We waden door een zoemende wolk, de netels reiken tot ons middel en de takken buigen door tot borsthoogte, dit wordt een kwieke wandeling. In een bosje verderop koekoekt de koekoek iets over een naderend onweer, hij wordt prompt op zijn wenken bediend. Door het moeras raken met droge voeten, dat was een kwartier geleden nog de betrachting. Het klinkt nu haast als een grap, want intussen kunnen we onze oren uitwringen.

We stappen door natte humus, over dikke moslagen, langs vlakten vol zegge, door bruine veenplassen en plots, via een dicht berkenbosje, bereiken we een gigantisch duin. Zo’n rivierduin is een uniek fenomeen, de afzetting van eeuwenlang aangeblazen zand uit het dal van de kronkelende Biebrza. De langwerpige zandheuvel is begroeid met blauwbloeiende grassen, velden teunisbloem en geel-blauwe dauwnetel. We stappen uren en komen geen levende ziel tegen. Dat maakt de aanblik van een familiegraf er nog bevreemdender op. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden deze mensen, die leefden van en in het bos, door de Duitsers gefusilleerd. Wie zich in zo’n bos ophield, moest wel een gevaarlijke partizaan zijn.

Later zullen we het verslag horen van wandelaars die op een andere route elanden hebben gezien. Wij moeten met minder tevreden zijn : op de terugweg klinkt plots dreigend geblaas op uit de bosrand en we zien nog net het zwart-witte kopje van de wegduikende das.

Wafwafwaf

Slapen en eten wat de pot schaft doen SNP-fietsers bij boeren. Om de streek voor saaie monocultuur te behoeden steunt de Nederlands-Poolse StichtingWolka landbouwers die aan agrotoerisme doen en ecologisch werken. Maar elk adres heeft zijn eigen karakter. Als we in Wolka Karwowska het erf opfietsen, merken we meteen dat dit een populaire plek is. Familie en kennissen lopen af en aan, in de keuken staan permanent stoofpotten te garen. De vrouwen vullen weckbokalen voor de winter, de laatste nieuwtjes ontsnappen aan de inmaak. Er wordt gezweet en gelachen. De grote tafel wacht al op ons. Hier zullen we rodebietensoep proeven, een verse aspic met wild en stevig gemarineerde kippenbouten. De Poolse keuken sleept een worstenreputatie mee, maar er komt heus meer op tafel. Bij het ontbijt een pannenkoek, rijkelijk gevuld met pas geplukte blauwe bosbessen, daar wil ik morgen opnieuw de dag mee beginnen.

Aan tafel vertelt boer Marek hoe hij met zijn oude Polonez in twaalf uur tot in Hannover racet om er te werken. ” Schwarz“, voegt hij er trots aan toe, om te bewijzen dat hij deel uitmaakt van de nationale wondereconomie. Wie vooruit wil in dit land moet combinaties zoeken : landbouw en toerisme bijvoorbeeld, of zwartwerk in het Westen. Marek trekt de drie kaarten en heeft nog een troef achter de hand : zijn pasgeboren veulen wil hij straks voor de koets leren lopen, dan kan hij voor een paar zloty’s ritjes maken met de bezoekers.

De boer in Bartosze heeft zelfs de weg gevonden naar EU-subsidies. Hij houdt een camping beschikbaar en heeft zijn hele huis ingericht voor gasten. ” Ich heiße Wieswaf“, zegt hij breed lachend als we voor zijn deur voet aan de grond zetten. Wieswaf ? ” Das stimmt genau ! Wieswaf.” We staan oog in oog met een eigenaardigheid van de Poolse taal. De man heet eigenlijk Wieslaw, wat wij gemakshalve uitspreken als Wieslaf, maar een l moet klinken als een w. Wladyslaw, Stanislaw, Boleslaw, allemaal wafwafwaf.

’s Avonds, op de veranda van Wieslaw, drinken we een glas met Teun en Joke, twee Nederlandse vogelkenners die met een dag verschil dezelfde SNP-rit maken. Een vogeltje foerageert naar een nest onder de dakgoot. “Een soort mus”, zeg ik. Teun en Joke trekken ogen alsof ik net een bedreigde soort heb opgepeuzeld. “Mus ? Man, dat is de grauwe vliegenvanger. Kijk, hier staat hij.” Meteen klappen twee boeken open, een derde wordt erbij gehaald. “Die mus van jou kan bidden als een roofvogel, speurend naar een vlieg.” In één moeite wordt ook dat typische gefluit geïdentificeerd dat ons onderweg uit alle linden begeleidt – kortkortkortkortkortkort, lang : “De geelgors. En daar zit een puttertje, maar dat vind je bij ons ook.”

Vlak bij het Selmetmeer, in Makosieje, slapen we niet op een boerderij, dit is veeleer de aanzet tot een vakantiedorp. Magda en Pawel kunnen in hun grote huis en allerlei bijgebouwen tot dertig toeristen ontvangen en dan hebben ze nog een camping, maar daar heeft deze zomer amper één tent gestaan. Het is half juli en het regent annuleringen. Magda is in verhoogde staat van paniek : “Als het in augustus niet spectaculair beter wordt, dan moet ik in september ook de stoet poetsvrouwen volgen naar Duitsland. De bank geeft geen uitstel op de maandelijkse afbetalingen.” Ze mag er niet aan denken dat ze voor weken haar kinderen zal moeten achterlaten. “Maar wat is het alternatief ? Zitten schreien of beginnen te drinken, zoals veel werklozen ?” Ze zucht. “Ja, die EU-toetreding geeft hoop, maar het zal pas de volgende generatie zijn die uit het dal geraakt. De lokale overheden leven nog in het verleden, elk initiatief verstikken ze onder een berg formulieren. Ach, die heren houden alles tegen, ze tellen gewoon af tot hun pensioen.”

In Makosieje ligt ook de kajak klaar. Van het Selmet- naar het Stackiemeer laten we ons twaalf kilometer meedrijven op de Lega tussen metersdikke rietkragen, langs witte waterlelies en gele plompen. Op het wateroppervlak lopen zwanen zich moeizaam op kruissnelheid, tot de vleugels met krachtige, zoevende slagen de vlucht overnemen. Hun grijsdonzig kroost houdt zich verstopt tussen het riet. Op de oever dicteert een zanger zijn naam : karrrrekiet.

Het oerbos van Babel

Wie de fietstocht in Mazurië maakt, neemt er het best als extra het oerbos van Bialowieza bij, het authentiekste woud van Europa (het scheelt als je de dorpsnaam meteen goed uitspreekt : Biejawovjezja). Dat Nationaal Park ligt nauwelijks tweehonderd kilometer zuidelijker, in een streek vol kleurige, orthodoxe kerkjes. Puristen zullen tegenwerpen dat er wel degelijk ooit menselijke activiteit is geweest in het woud en dat de naam oerbos dus misplaatst is. Natuurlijk leefden er mensen, er kwamen jagers en honingzoekers, er waren zelfs perioden van drastische kap. Maar het hart van wat nu het Nationaal Park is, bleef wat het sinds de ijstijd was : een zichzelf regulerend en verjongend woud. Ironie is een vaak onderschatte speler in de geschiedenis, dit natuurlijke pareltje dankt zijn overleving aan twee van de wreedste regimes die Polen teisterden : de tsarenfamilie en de hoge bonzen van nazi-Duitsland. De tsaar wou en zou dit stuk van het toenmalige Russische rijk hebben als privé-bezit voor de jacht. Toen hij in 1885 een paleis liet bouwen in Bialowieza had hij de buit binnen. Een halve eeuw later, toen de Duitsers als een pletwals door Polen rolden, zorgde Göring ervoor dat het bos onaangeroerd bleef. Hij, de ervaren jager, kende de rijkdom ervan. In het dorp werd een derde van de bevolking uitgemoord, maar het bos was heilig. Het paleis van de tsaar werd een tijdlang het hoofdkwartier van de Duitsers, daarna werd het platgebrand.

Onze gids, Slawomir Przygodzki, vertelt het met gemengde gevoelens. Natuurlijk is hij blij om het behoud, maar het steekt dat zijn collega-gidsen de Duitse toeristen in een discrete bocht weghouden van het gedenkteken voor de duizend doden.

Slawomir is niet alleen een wandelende ornithologische encyclopedie en woudkenner, hij heeft ook een ingebouwd woordenboek. Hij spreekt Pools, Russisch, Engels, Frans, “liever geen Duits” en kent alle bomen, schimmels, insecten en vogels in het Nederlands. “Listen, a grote bonte specht. And look over there, a witrugspecht.” – “This is a fijnspar, killed by the letterzetter” en wijst naar de kalligrafische tunnelstructuur op de ontschorste stam, het werk van het kevertje. “There is a broekbos, with zwarte els and grove den.” – “This iep is 270 years old, victim of the iepenziekte, but still alive.” We raken snel gewend aan die meertalige service. Vijf uur later, na een tocht door het strikt beschermde hart van het NP, kunnen we een Weekend Knack vullen met alle mogelijke haagbeuken, winterlinden en zomereiken, zwammen en vogels. Van de tien Europese spechten nestelen er hier negen. Bird-watchers weten waarheen. Hier vinden ze ook kemphaantjes, zeearenden (de ‘vliegende deuren’), hoenders, allerlei uilen (van de dwerguil tot de reus, de oehoe), alles samen ruim tweehonderd soorten. “Wait a moment, do you hear the wielewaal ?”

Menselijke ingrepen worden tot een minimum beperkt. Bezoekers mogen niets achterlaten of oprapen – maar die ene wilde framboos ziet er gewoon té lekker uit. Gevallen bomen blijven liggen, ze “geven de natuur terug wat hun wortels hebben genomen”. Als zo’n liggende reus een pad verspert, wordt hij doorgezaagd, heel stilletjes met de handzaag. Die strenge politiek heeft grenzen : ’s winters krijgen de wisents hooi en aardappelen als extra voer, omdat ze anders te veel bos oppeuzelen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de laatste Europese bizon in het bos gedood door stropers. Alle wisents die hier nu rondlopen, zijn achterachterkleinkalveren van dezelfde selectie koeien en stieren uit dierentuinen. De herintroductie van het grootste Europese zoogdier is zo succesvol dat de boswachters jaarlijks beslissen hoeveel dieren neergeschoten mogen worden. Vorig jaar verhuisden er dertig van het woud naar de lokale restaurants. “Dat zou allemaal niet nodig zijn als de Wit-Russen de runderen vrij over de grens lieten trekken naar hun uitgestrekte graasgebieden”, benadrukt Slawomir. In de jaren tachtig, toen de Poolse vrije vakbond Solidariteit het juk probeerde af te gooien, bouwden de oostelijke buren een metershoog hek dwars door het park. Intussen is er zelfs elektronische beveiliging.

Willem, die we toevallig ontmoeten in Bialowieza, kan daar-over meespreken. De piepjonge Nederlander, die in het Nationaal Park werkt aan een afstudeerproject over bos- en veldwezels, ging ooit op een winternacht met medestudenten een beetje dollen en sneeuwballen gooien vlak bij de grens. De wildlife manager in spe werd de volgende nacht van zijn bed geplukt en naar de cel afgevoerd. Zijn Poolse professor kwam eraan te pas om het diplomatieke conflict in de kiem te smoren. Het IJzeren Gordijn is dan wel verschoven, het is nog altijd niet bestand tegen een sneeuwbal. n

Tekst en foto’s Ignace Van Nevel

Als we aankomen aan het Biebrza-moeras, kijken we meteen in de ijzingwekkende ogen van de enige wolf van het Nationaal Park.

Gevallen bomen blijven liggen, ze “geven de natuur terug wat hun wortels hebben genomen”.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content