Joggen op het dak van je hotel terwijl de zon opgaat boven de stad en de Taag ? Nippen aan een dry martini, ‘shaken, not stirred’, aan de bar waar Ian Fleming zijn James Bond bedacht ? In en rond Lissabon heeft luxe een verhaal.

Poëten en andere artiesten hebben altijd al een affiniteit gehad met Lissabon. Dichter Fernando Pessoa (1888-1935) is de scheiding op jonge leeftijd met zijn geboortestad zelfs nooit te boven gekomen en hij heeft de plek na zijn terugkeer ook nooit meer verlaten. Hij verloor zich in de drank, maar bezong de stad als geen ander. “… dit delicieuze oord, deze door de goden gezegende regio”, schrijft hij. Is het de ongrijpbare nostalgie die in de straten hangt ? Of het bijzondere licht van de Taag dat de ‘Witte Stad’ reflecteert ? Zijn het de fado’s die altijd ergens opklinken, vooral ’s avonds als je door het labyrint van de oude Alfamawijk dwaalt ?

“Lissabon is helemaal geen trieste stad !” weerlegt onze jonge gids Helena Ribeiro vurig. “En fado’s zijn ook niet per se droevig. Ze bezingen het leven van alledag. Wij praten over onze stad als over een levend wezen, als over een vrouw : ze is gelukkig of ongelukkig vandaag. Het leeft en bruist hier, dat zal ik jullie laten zien.” En zo geschiedt.

Als uitvalsbasis kunnen we het moeilijk beter treffen : het Ritz Four Seasons ligt vlakbij de Plaça Marques de Pombal, aan het eind van de Avenida da Liberdade die naar de benedenstad loopt. Gebouwd op een van de zeven heuvels van Lissabon biedt het vijfsterrenhotel uitzicht op het Parque Eduardo VII, op de oude stad die in de verte gedomineerd wordt door het Castelo de São Jorge, en op de machtige Taag. Binnen wordt de toon gezet door een collectie hedendaagse Portugese kunst, met onder meer prachtige wandtapijten van de Portugese Picasso, José de Almada Negreiros. Geweldig leuk is de renbaan op het dak, waar je kunt joggen terwijl je geniet van een uniek uitzicht – én van een prachtige zonsopgang, toch als je een vroege, energieke vogel bent. Baantjes trekken kan ook in de kelder, in het zwembad met spa. Kun je best gebruiken na een dag slenteren in de broeierige stad. En om de innerlijke mens te verwennen hoef je ook niet ver te lopen, want het hotel heeft een uitstekend restaurant, waar je licht en hedendaags eet met uitzicht op het terras en het park ; wij genoten er van een foie gras met ananasterrine gekaramelliseerd met tonkaboon die smolt op de tong, en perfect klaargemaakte wilde sint-jakobsnoten met waterkersemulsie en zeebaars met fijne kruiden.

Verzameling van bairro’s

Lissabon is relatief klein voor een hoofdstad – zonder de suburbs 600.000 zielen – en bestaat uit een verzameling van wijken ( bairro’s) verspreid over de heuvels. De beste manier om de stad te ontdekken is te voet of met de soms meer dan honderd jaar oude trammetjes – maar tegenwoordig kan het ook met gocarts uitgerust met gps. De legendarische tram 28, die een route volgt door de smalste en steilste straatjes van Lissabon, is een attractie op zich en geeft een aardig beeld van het historische centrum. Eindpunt is het middeleeuwse kasteel São Jorge, waarrond de oorspronkelijk Moorse wijk Alfama is gebouwd, vooral bekend als geboorteplaats van de fadomuziek. Een prima afstappunt, net voor het kasteel, is de Miradouro das Portas do Sol, op de heuvel achter de kathedraal. Je hebt er een van de mooiste uitzichten op de rivier en op de labyrintische middeleeuwse wijk, die als bij wonder intact bleef na de verwoestende aardbeving van 1755. Daal je de trappen vanaf het Largo das Portas do Sol af, dan kom je terecht in de wirwar van schilderachtige straatjes met uitgesleten wenteltrappen – antislipzolen zijn sterk aanbevolen -, binnenplaatsjes en pleintjes, en uiteraard ontelbare eethuisjes en fadobars (zie kader). Het kasteel zelf is een ideale plek om je te oriënteren. Het domineert niet alleen Alfama, maar aan de achterkant ook de woonwijken Mouraria en Graça. Richting Taag ontwaar je de Praça do Comércio, waar vroeger schepen van overal aanmeerden, en daarachter de meest trendy wijken van Lissabon vandaag : Chiado en Bairro Alto.

Chiado kun je het best omschrijven als bohemien en artistiek. In de negentiende en begin twintigste eeuw was de wijk hét rendez-vous van intellectuelen en kunstenaars als Pessoa en Almada Negreiros. Je vindt er nog steeds een amalgaam van boeken- en kunstwinkeltjes, designershops en artisanale tegelmakers, tussen oude kerken, theaters en cafés. Een leuk adresje is ongetwijfeld de mooie vintagewinkel A Vida Portuguesa, met nostalgisch interieur en dito waren (www.avidaportuguesa.com). Niet te missen is ook hét beroemdste etablissement van de stad : A Brasileira. Het stamcafé van Pessoa (met zijn standbeeld voor de deur) is tot op de dag van vandaag een ontmoetingsplaats van schrijvers en schilders.

Wat hogerop kom je terecht in de Bairro Alto. De ‘hoge wijk’ werd in de zestiende eeuw gebouwd om te ontsnappen aan ziektes die woedden in de benedenstad, maar ontwikkelde zich de laatste jaren tot een chique, trendy buurt met leuke pleintjes, antiekzaken, bars en modieuze winkels. ’s Avonds komt muziek je er van alle kanten toewaaien en is het in de smalle straatjes drummen tussen het jonge, vrolijke volk : dit is dé uitgangsbuurt.

Manuelstijl en hypermoderne architectuur

Snak je, na de soms broeierige stad, naar lucht, groen en water, dan is het zalig om even te ontsnappen naar Belém, een eindje uit het centrum, langs de Taag. Uiteraard zijn hier de fameuze Torre de Belém, de zestiende-eeuwse wachttoren langs de stroom en het Hiëronymietenklooster, dé incontournables voor de buitenlandse bezoeker. De pronkstukken van de weelderige manuelijnse stijl waren bedoeld als ode aan de Portugese ontdekkingsreizigers en blijven indrukwekkend, maar Belém is ook voor de inwoners van Lissabon nog steeds een geliefde uitstap. Ze komen er omdat het er open en groen is en – niet onbelangrijk – om zich te voorzien van de enige echte pasteis de Belém(zie p. 50). Onwaarschijnlijk maar waar : zeven dagen op zeven wordt er in rijen aangeschoven voor de artisanale bakkerij.

Wie – letterlijk – de buik vol heeft van traditie hoeft de baan maar over te steken om te genieten van een mooi staaltje van moderne architectuur en gastronomie. Het vorig jaar geopende vijfsterrenhotel met spa, Altis Belém, van de hand van Manuel Salgado, ligt vlak naast de Taag en tegenover het museum voor moderne kunst. Alles oogt strak en minimalistisch, en toch is de stijl van elke etage een hommage aan een van de vroegere koloniën van Portugal. Er is een gourmetrestaurant met Japanse wandtekeningen, en een informeler restaurant met terras met uitzicht op de jachthaven. De oesters en sushi’s zijn er heerlijk.

Wild à volonté

Royals weten waar het goed toeven is en dus volgen we hun spoor. Op een dertig kilometer van Lissabon vonden ze, eeuwen geleden, in de bergen van Sintra frisse lucht, overvloedig groen en wild à vo-lonté, en ze bouwden er prachtige zomerverblijven. Het meest tot de verbeelding spreekt nog altijd het bizarre, feeërieke Palácio de Pena dat Dom Fernando II in een mix van stijlen liet optrekken voor zijn geliefde gemalin Dona Maria, midden achttiende eeuw. Niet ver uit de buurt is er een nieuw feeëriek onderkomen voor mensen van vandaag, die zich graag als royals laten behandelen. In de heuvels nabij Sintra werd op een domein van 200 hectare het schitterende Hotel, Spa & Golf Resort Penha Longa gebouwd. Je kunt er golfen, paardrijden, fietsen, zwemmen maar ook superlekker eten in een van de vijf restaurants, waar de jonge vrouwelijke Canadese chef-kok voortreffelijke gerechten klaarstoomt, van Portugees tot Japans. Er is kinderopvang voorzien en relaxen kun je in de mooie spa van Six Senses, die is ondergebracht in een gerestaureerd deel van het zestiende-eeuwse klooster dat hier nog stond.

Shaken, not stirred

Een ander oord in de buurt waar royals neerstreken, waren de kustplaatsjes Cascais en het naburige Estoril. Ook zij waren begin vorige eeuw een geliefde buitenplaats voor Portugese adel. Maar de buitenlanders die vanaf de jaren 1930 kwamen afgezakt, deden dat niet om zich te vermeien op het strand. De meesten waren op de loop voor de nazi’s, en toen de oorlog voorbij was, werd de kern van het toerisme gevormd door afgezette koningen die hier hun ballingschap draaglijk probeerden te maken. Ook schrijver/spion Ian Fleming leerde Estoril kennen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij kwam er, net als spionnen uit de rest van Europa, omdat de badplaats het verzamelpunt was voor tienduizenden die de nazi’s ontvluchtten en probeerden naar Amerika te geraken.

Het was, zo luidt het verhaal, in het chique hotel Palácio Estoril dat Fleming inspiratie vond voor de bekendste geheim agent aller tijden, James Bond, en dat hij aan de bar van het hotel graag nipte van een dry martini, shaken, not stirred. Estoril en Cascais zijn nu min of meer normale vakantieplaatsen, maar nog steeds kun je er royals tegenkomen en ademen de vele paleisachtige huizen en chique hotels een nostalgische grandeur. Toch wordt er hard gewerkt om de moderne tijden bij te benen. Aansluitend bij het Palácio-hotel is er (via een onderaardse verbinding) aan de overkant van de straat een wellnesscentrum opgetrokken : Termas do Estoril & Banyan Tree Spa Estoril.

Van prinsessen en surfers

Nog iemand met een verhaal koesterde een zwak voor een ander bijzonder oord in de omgeving. Niemand minder dan prinses Grace van Monaco zocht geregeld rust in de tot luxehotel omgebouwde Fortaleza do Guincho. De zeventiende-eeuwse burcht, gebouwd tijdens de oorlog tegen Spanje, troont op een rots en kijkt aan weerskanten uit op de mooie zandstranden, die nu bekendstaan als een paradijs voor windsurfers. Dineren in het gastronomisch restaurant (één ster) met adembenemend uitzicht op de golven is een unieke ervaring. Voor romantische zielen : er is nog steeds een suite die naar de prinses is vernoemd.

DOOR SABINE LAMIROY

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content