Modeontwerper Stijn Helsen is 27 maar allang geen debutant meer. Kleren maken, zit hem in het bloed, letterlijk en figuurlijk. Zijn mannen- en vrouwencollecties beginnen aan te slaan, maar, zo zegt hij: ‘alles op zijn tijd’.

Op de dag van het interview wil Stijn Helsen ons best komen afhalen aan het station van Hasselt, hoewel het van het spoor naar zijn atelier hooguit vijf minuten stappen is. Niet dat hij aan onze oriëntatiezin twijfelt, alleen, aldus de ontwerper: “Ik ben net terug van de beurs in Keulen en ik heb vier dagen geen lucht gezien. Geloof me, na zoiets grijp je elke kans aan om buiten te komen.” Hij ziet er desondanks stralend gezond uit, uitbundig zelfs, in een grijs krijtstreeppak met een grasgroene pochet. Voor hij ons zijn eigen winkel laat zien, staat hij erop ons doorheen Helsen Tailors, de shop van zijn vader, te leiden. Hier liggen z’n roots, hoewel hij het niet met zoveel woorden zegt, maar het blijkt uit de manier waarop hij de trappen van de enorme zaak op- en afholt en het houtwerk van de kasten streelt. Hier en daar trekt hij een blazer nog rechter op de kapstok, een gewoontegebaar, want het jasje hing allesbehalve scheef. “Toen ik tien was, stond ik hier al asbakken leeg te maken”, vertelt hij, op een toon die impliceert dat hij het zeker niet tegen z’n zin deed.

Stijn Helsen komt uit een kleermakersfamilie (het familieschild zegt sinds 1939) waarvan hij een telg uit de derde generatie is. Zijn grootvader, Albert Helsen, maakte kostuums-op-maat, een metier dat hij doorgaf aan Stijns vader, Roland Helsen. Deze opende op zijn beurt de bovenvermelde herenwinkel, tot op heden een begrip in de boetieksector, waar hij naast eigen maatkleding ook Italiaanse pakken en Engelse en Amerikaanse op traditionele leest geschoeide sportswear verkocht en verkoopt. Verborgen in het hart van deze shop is een salonachtige bar; aan de muren hangen zwartwitfoto’s van Stijns vader, aan het werk aan de kniptafel, of poserend voor een jury in een eigen creatie, op een wedstrijd voor tailors. “Telkens als ik hier kom, kijk ik naar die foto’s”, zegt Stijn Helsen. “Er spreekt zoveel liefde voor het vak uit. Ik heb nog alle patronen van mijn vader in mijn archief zitten. Het blijven waardevolle stukken. De kleren precies namaken zoals ze toen gesneden werden, kan niet meer. De tijden zijn veranderd en de lichaamsbouw van mannen ook. Nu doen mannen meer aan sport en fitness; over het algemeen zijn de schouders veel breder geworden. De modale man van vandaag zou letterlijk uit zo’n jasje van op die foto barsten.”

Stijn Helsen maakte zijn eerste kledingstuk toen hij twaalf was. Een broek, zelfgetekend en -genaaid. Als tiener schreef hij zich in aan de kleermakersschool in Luik, daarna volgde hij lessen aan de modeschool in Milaan. Als prille twintiger liep hij stages in de Italiaanse modestad en schopte het tegelijk tot Armani-model. Na Milaan volgde Londen, waar hij een tijdje in het atelier van Vivienne Westwood werkte. Zijn internationaal cv vervolledigde hij twee jaar geleden, toen hij aangenomen werd als co-ontwerper van de mannenlijn van Valentino. Sinds kort is die job afgelopen: “Ik ben niet wandelen gestuurd, neen. Er heeft daar een hele herstructurering plaatsgevonden sinds een andere Italiaanse groep de lijn heeft overgekocht. Ik ben ermee gestopt, ook al omdat het echt wel zwaar werd. In het begin zat ik twee weken per maand in Rome. Dan drie weken. Op den duur slokte het werk daar me helemaal op. Ik zag bleek, moest vitamines slikken, m’n tikker ging overstag. Gas terugnemen, dacht ik.”

Gedurende al die tijd liep ook zijn eigen collectie, mannenpakken, -hemden, -truien, -schoenen en accessoires; nu is die uitgebreid met een vrouwenlijn en sportswear.

Naast verkooppunten in Amerika, Duitsland, Hongkong en Japan, slijt hij die in zijn eigen winkel, nauwelijks honderd meter verwijderd van de shop van zijn vader. Het is een ander universum (kleiner, met een koelere inrichting met staal en glas) maar de waarden die hij er wil doen primeren zijn dezelfde. Openheid, service en vooral vakmanschap. Waar vele ontwerpers de mond vol hebben over hun thema’s en/of boodschappen, praat Stijn Helsen voornamelijk over de snit, de afwerking en de kwaliteit van zijn kleren.

Zijn dergelijke zaken de normen voor uw collecties?

Stijn Helsen: Toch wel. Ik vind: iets moet perfect passen om mooi te zijn. Een kostuum dat niet past kan iedereen maken. Vergelijk het met een schilderij: je wordt soms aangetrokken door een werk zonder dat je meteen kan zeggen waarom. Maar het geheel komt je als perfect over: de proporties, de kleuren, de opbouw. Met kleren is dat net hetzelfde. Geen enkel detail mag over het hoofd gezien worden. De kleuren moeten kloppen, de manchet moet de juiste breedte hebben, de knopen de juiste grootte. Dan pas wérkt een kledingstuk. Alles moet nut hebben. Het is te makkelijk om alles zonder reden en verdere uitleg op z’n kop te zetten.

Die overtuiging heeft zonder twijfel te maken met uw achtergrond.

Zeker, maar ik denk dat elke ontwerper sowieso die taak heeft. Als je gewoon maar kijkt naar de manier waarop de oude Romeinen gekleed gingen, daar sta je versteld van. Outfits met gebreid metaal, ingelegd leder en wat nog meer. Elke vierkante centimeter is feilloos gemaakt en afgewerkt. Tegenwoordig hoeft dat blijkbaar niet meer. Alles is massaproductie, vlug-vlug en rommelig gefabriceerd. Ik voel me geroepen om de ware elegantie-door-metier terug te brengen. Ik hou van het idee dat mensen zich kleden voor een bepaalde gelegenheid. Niet in de zin van: er is een feest, dus moet je het driedelig pak bovenhalen. Neen, alles moet kunnen, zolang het in je eigen filosofie past en je er wat aandacht aan besteedt. Alleen, er zijn mensen die in hetzelfde T-shirt waarmee ze overdag gaan fitnessen, ook gaan slapen en de dag erna lopen ze er nóg in rond. Dat vind ik niet kunnen.

Wilt u nu eigenlijk zeggen dat enkel kleren de man/vrouw maken?

Neen, dat is veel te sterk uitgedrukt. Stijl, dat heb je, of dat heb je niet. Kleren leveren de bijdrage. Je hoeft de mode niet te volgen om ‘het’ te hebben. Maar tegenwoordig zie je toch dat nog weinig mensen zich met persoonlijkheid kleden, ook al omdat velen een garderobe aan moeten volgens de voorschriften van het werk. In echte grootsteden zie je dan weer het omgekeerde: de grote massa is zo grijs, dat sommigen extra hun best doen om op te vallen. Ik richt mij tot mannen en vrouwen die zich gewoon prima in hun vel voelen en zich dus thuis en daarbuiten graag mooi kleden, zonder meer. Ik ben ook zo: het kostuum dat ik nu draag, heb ik niet aangetrokken omdat er een interview gepland stond. Ik draag dit vaak en zowat overal, omdat ik me er goed in voel. Zich opkleden hoeft niet betekenen: optutten. En dus zit ik achter mijn tekentafel niet na te denken over een ontwerp dat de wereld moet veranderen; draagbare en verkoopbare kleren wil ik brengen, met dat ene ietsje meer.

Tijdens de rondleiding in de beide winkels vertelde u al dat u het contact tussen klant en ontwerper zo belangrijk vindt.

O ja. Ik vind dat primordiaal. Ik ben een spontaan iemand, een prater ook. Het contact dat ik met klanten of met inkopers heb, is voor mij erg stimulerend. Ik voel me dus ook niet te goed om in samenspraak met een klant iets te creëren. Dat is plezierig. Ik maak geregeld one-off’s op bestelling.

Dus ook nog couturier!

Ach… Strikt genomen is dat dan couture, ja. Maar zo zie ik het niet. Ik noem dat service. Ik geef graag aandacht aan mensen. Echte contacten verdwijnen steeds meer: de wereld draait nu op fast food, fast holidays, fast fashion. Ik zie het liever klein maar warm en menselijk. Zo’n winkel als Colette (de stijlsupermarkt in Parijs, nvdr), daar krijg ik het van. Wat objecten op een kubus, en iedereen vindt het fantastisch, want het is toch Colette. Neen, ik verkoop liever in een winkel twee straten verder waar maar tien man per dag over de vloer komt, maar die wel begrijpen waar ik voor sta.

Iets anders: uw naam is nog niet echt toegevoegd aan het gekende rijtje Belgische ontwerpers.

Dat weet ik. Mijn stijl is ook niet meteen shocking. Ik geef ook geen defilés in Parijs. Ik heb bijvoorbeeld ook niet in Antwerpen gestudeerd. Ik heb het van bij het begin anders aangepakt. Ik kon naar een Vlaamse kleermakersschool, maar ik wou per se naar Luik, omdat ik naast kleren maken ook Frans wou leren. Via de zaak van mijn vader wist ik dat ik naar Milaan moest, omdat het daar het mekka van pakken maken is. En ik ben naar Londen vertrokken omdat ik ook eens die hippe, streety kant wou meemaken. Het is gewoon een ander verhaal, snap je?

Ondertussen zit u hier in Hasselt, niet meteen het modecentrum van de wereld, terwijl u toch al wat internationale omzwervingen hebt gedaan.

Ik reis nog steeds veel. Ik zit ook niet elke dag in Hasselt; ik spendeer veel tijd in Milaan, waar ik bij vrienden logeer of mijn fabrikanten bezoek. Ik voel me overal thuis, dus ook in Hasselt. De band met mijn familie is erg sterk, en dat heb ik nodig. Als je, zoals ik, op je twintigste in Milaan studeert, ga je vanzelf zweven. Maar hier in Hasselt halen ze mij meteen weer van mijn wolk, en maar goed ook. Misschien verhuis ik ooit wel met mijn bedrijf naar het buitenland, wie weet. Alles op z’n tijd. Ik vind dat je niet moet vluchten om gelukkig te zijn.

U bent 27, maar eigenlijk al een oude rot in het vak. Kleren, winkels, stoffen… Al sinds uw kinderjaren. Voelt u zich 27?

Zoals ik het hier nu zit uit te leggen: niet echt. Het klinkt alsof ik alles zodanig geregeld heb zoals ik het wil. Aan de ene kant klopt dat, want ik heb altijd gedaan wat ik zelf nuttig vond. Aan de andere kant ben ik er natuurlijk nog niet. Er is nog zoveel te doen. Mensen van mijn leeftijd gaan met z’n allen skiën, lol trappen… Ik leef veel rechtlijniger. Zo ben ik altijd geweest. Om maar iets te zeggen: een joint heb ik nog nooit gerookt. Het interesseert me niet. Ik ben niet echt wild of rebels. Ik merk ook dat ik erg realistisch geworden ben. Vroeger was ik meer een fantast; nu heb ik geleerd dat de wereld hard kan zijn. En dat alles een traject van vallen en opstaan is.

Heeft er, gezien de kleermakerstraditie in de familie, ooit een andere beroepsoptie voor u ingezeten?

Vroeger wou ik popster worden, maar ik kan niet zingen! ( lacht) Of een eigen hotel openen, dat zag ik ook zitten, alweer omwille van dat persoonlijke contact met mensen. Kolonel in het leger, dat leek me ook iets. Ach, er zijn zoveel dingen die me interesseren. Ik wil alles gezien hebben. Daarom heb ik graag het gezelschap van mensen die veel kennen of veel hebben meegemaakt. Daar leer ik van.

Hoe zou u uw persoonlijke smaak omschrijven? Duur, avant-garde, traditioneel…

Ik kan daar niet één woord opplakken. Over het algemeen hou ik van eenvoudige dingen die een blijvende waarde hebben. Vroeger was ik niet zo bezig met kunst, maar doordat ik veel vrienden heb die mij meenemen naar galeries en musea is die passie aangewakkerd. De foto’s van Mapplethorpe vind ik prachtig, vooral zijn bloemenfoto’s. In de schilderkunst voel ik me meer aangetrokken tot de oude meesters. Alweer dat vakmanschap, hé. ( lacht) Iets als pop-art kan ik wel appreciëren, maar het beweegt me niet zo. Maar het moeten niet altijd bekende namen en stromingen zijn.

Onlangs liep ik door een steegje in Brussel en mijn oog viel op de kasseistenen. Ze waren in een waaiervorm gelegd, gewoonweg schitterend. Zoiets vervult me met blijdschap.

Peter De Potter / foto’s Guy Kokken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content