LIBANON

Pierre Darge
Pierre Darge Freelancejournalist

Nu de rust in Libanon is teruggekeerd, gingen we luisteren naar de getuigenissen van ruïnes en bewoners.

TEKST EN FOTO’S : PIERRE DARGE

Natuurlijk was het vreselijk”, zegt Jacqueline als we aan de vis toe zijn en een verdieping hoger de aanwezigheid van de minister van Volksgezondheid wordt gesignaleerd. ?Maar het drama speelde natuurlijk nooit kontinu. De oorlog heeft niet doorlopend vijftien jaar geduurd, er waren hoogten en laagten, periodes van bijna volledige rust. En zelfs als die rust er niet was, gingen we soms naar het strand, met een klein radiootje aan het oor, zodat we toch een beetje op onverwachte aanvallen voorbereid waren. We zaten daar moederziel alleen, maar we vonden dat we moesten gaan, dat het leven verder ging. We wilden niet buigen voor de gebeurtenissen die ons opgedrongen werden.”

Het visrestaurant in Juniye paalt aan de Middellandse Zee. Het water spat op de rotsen onder ons. De bediening is opmerkelijk stijlvol, het eten uitstekend, het bezoek diskreet. Jacqueline, die hier geboren en getogen is, wil niet met haar echte naam vermeld worden. Een eind verderop liggen kleurrijke nachtklubs, floept neon aan en uit, worden grote Amerikaanse limousines voorgereden. En twintig kilometer meer zuidwaarts ligt wat rest van de stad : een stukgeslagen centrum, waarvan de vitaliteit is uitgedeind naar de periferie.

?We hebben nooit echt wat te kort gehad, maar het was ook nooit echt veilig. Achteraf gezien hebben we vooral geluk gehad. Op een avond werd mijn man op straat aangehouden, uit zijn auto gesleurd en meegevoerd, zoals toen zo vaak gebeurde. Bij het huis waar hij werd afgezet, bevond zich een kleine groep andere gevangenen die niets misdaan hadden. Alleen klonk hun voornaam niet Arabisch. Tegenover hen stonden een paar gewapende mannen met bivakmutsen ; ze hadden duidelijk geen vredelievende bedoelingen. Eén van hen wees mijn man aan en liet hem verstaan dat hij kon gaan, maar dan wel heel snel. Die onbekende heeft zijn leven gered, maar we hebben nooit geweten waarom. We vermoeden dat het een kennis was. In die dagen hing alles altijd aan een zijden draadje, en er was weinig dat je ertegen kon doen.”

De volgende dag sta ik op de place des Canons, waar het stadscentrum door dynamiet is weggeblazen omdat er toch niets meer van de gebouwen te redden viel al wordt dat betwist door sommige hoofdstedelingen die van loutere spekulatie spreken. Alleen het met kogels doorzeefde monument werd gespaard, en getuigt nu van een strijd die duurde van 1975 tot 1990. Even verderop staan gehavende gebouwen te wachten op restauratie, afgewisseld met puinhopen, omringd door afsluitingen en slagbomen die door militairen worden bewaakt. We lopen door de ruïnes als waren het kunstschatten, behoedzaam en nieuwsgierig naar de getuigenissen van wat mensen elkaar aandoen. Op de derde verdieping van een verlaten gebouw hangt de was buiten, en op de hoek van de rue Weygand draait het groezelige café van Abdelkader Sinji op volle toeren. Binnen wordt er gekaart en gerookt. Achterin wordt in een verschroeid hoekje sterke Turkse koffie gezet. Buiten zitten drie heren die elk drie stoelen gebruiken en de waterpijp roken, scheef onderuitgezakt en kijkend naar door kogels gegeselde muren en naar wat eens het middelpunt van het Nabije Oosten was en dat straks weer wil worden. Er worden wat tafeltjes en stoeltjes aangesleept, zodat ook wij in dit grotesk filmdecor-in-afbraak koffie kunnen drinken. Tussen de ruïnes rijden wat auto’s en lopen groepjes schoolkinderen in blauw uniform die stilhouden bij de opgravingen rond de Sint-Joriskatedraal.

Terwijl intussen, onzichtbaar voor de voorbijgangers, al een nieuw, vreedzamer konflikt woedt. Op veertien plaatsen ontdekten de archeologen na het puinruimen fundamenten van Beiroet die ze belangrijk genoeg vinden om verder te onderzoeken. Zeer tegen de zin van de investeerders, die vooruit willen, en nieuwe plannen voor de hoofdstad hebben bedacht met een brede boulevard die naar de zee loopt. Daar zullen de grondprijzen omhoog schieten naar 3500 dollar per vierkante meter, en dat lijkt in deze door handel beheerste omgeving belangrijker dan souvenirs van voorbije generaties. Voor het geval we zelf wat dollars te spenderen hebben, wordt ons een mapje van Solidère ( Société Libanaise pour le Développement et la Reconstruction du Centre-Ville de Beyrouth) in de hand geduwd, waarop de toekomst van de stad in fraaie akwarellen te zien is, én de koers van het Solidère-aandeel in een grafiek is uitgezet.

Om toch maar spoed achter de zaak te zetten, werd het puin van de gedynamiteerde gebouwen vermorzeld en in zee gestort. Zo ontstond een stuk kunstmatig land waarop alweer nieuwe investeringen worden gepland. Even buiten het centrum zijn de wonden minder zichtbaar, werden gevels hersteld en in de verf gezet, bloeit de commercie weer. In grote delen van de stad wordt er geleefd zoals in elke grootstad, wijst niets op het konflikt tussen religieuze overtuigingen en tussen de splintergroepen daarbinnen. Maar op de vraag of het konflikt niet opeens opnieuw in alle hevigheid kan losbarsten, volgt alleen een lang zwijgen, soms een schouderophalen. In plaats van een antwoord te geven, wordt me het verhaal verteld van de rue de Damas, de demarkatielijn in de heetste uren van de strijd, waar zoveel rommel opgehoopt lag dat er een eigenzinnige biotoop ontstond waar de natuur snel de overhand nam op wat mensen zoal weggegooid hadden.

Natuurlijk is Libanon veel meer dan de hoofdstad, al vonden we zo’n ommetje noodzakelijk. Cynisch wel dat de meeste bezoekers vooral andere ruïnes in het hoofd hebben als ze dit land bezoeken dat maar een derde zo groot is als het onze. Baalbek staat hoog op het lijstje, en wie daar zelfs op een regenachtige dag langskomt, ontkomt niet aan de reusachtige afmetingen van de gebouwen. De grootsheid wordt wel wat tenietgedaan door de groezelige stad die er vlakbij ligt. Een spandoek verkondigt : ? Islam is the religion of justice, humanity and egalitarism“, getekend hezbollah. Ook onderweg wordt de bezoeker verrast als hij na de wegkontroles door het Libanese leger steevast een kontrolepost van het Syrische leger passeert, kompleet met schuilhuisje en portretten van de Syrische leider, zijn overleden zoon en Chomeini op de muren.

Kort na de aankomst van de Romeinen in Fenicië (in 64 v. K.) werd op last van Augustus in Baalbek begonnen met de tempel van Jupiter, een klus die tientallen jaren in beslag zou nemen en pas onder keizer Nero werd voltooid. Het complex kreeg gestalte op het einde van de tweede eeuw met de konstruktie van de tempel van Bacchus, en in de daaropvolgende vijftig jaar werden er nog veel delen bijgevoegd. Het geheel is vooral indrukwekkend door zijn afmetingen : op weg naar de Bacchustempel stapt men tussen metershoge blokken steen van de Jupitertempel. De tempel van Bacchus met zijn 19 meter hoge zuilen is op zich al de uitstap waard, maar wie de tijd neemt om zich wat in de details van de architektuur te verdiepen, komt verpletterd terug.

Na de grootsheid van Baalbek, vindt men zuidwaarts in de Bekaavallei de komplete tegenpool in de site van Anjar. Een rustgevend, open geheel van een op mensenmaat gesneden stad die in de achtste eeuw door kalief Al Walid werd gesticht. Na veertig jaar werd ze vernield door de konkurrent van zijn zoon voor het kaliefschap. Een deel van haar charme ontleent ze aan het evenwicht : het grondplan is een rechthoek van 385 op 350 meter, met twee wegen die elkaar in het centrum snijden. Daar werd het tetrapylium opgericht, vier groepen van vier kolommen die elk op een piëdestal rustten. De hoofdwegen worden omzoomd door huizen die aan de straatzijde door boetieks worden afgesloten, maar zo harmonieus ingepast in de heuvelende omgeving van Anti-Libanon dat de bezoeker er gemakkelijk langer blijft dan voorzien. Stappen worden gedempt door de turfachtige ondergrond. Om vier uur in de namiddag baadt dit kleinood van een stad in gelig licht.

De terugkeer naar de hoofdstad verloopt nooit vlot : de minachting van de chauffeurs voor het verkeersreglement en de nonchalance waarmee ze voortdurend het midden van de weg bezetten, zorgen voor files en vertragingen. Het verkeer wordt langs de zee over zes banen uitgesmeerd, zodat men stapvoets rijdend volop de gelegenheid krijgt om naar de gevels van de sjieke winkels te kijken, en naar de lichtreklames voor Zwitserse uurwerken en Japanse hifi-apparatuur. Beiroet leeft, ook al is de watervoorziening aan bepaalde uren gebonden, en wordt er maar 8 à 15 uur per etmaal elektriciteit geleverd, afhankelijk van faktoren die niemand lijkt te kennen. Handelaars hebben dat euvel opgevangen door de aankoop van generatoren, en waar de straatverlichting nog moet worden geïnstalleerd, zorgen lichtreklames alvast voor enig houvast.

Wie vanuit de hoofdstad de kustweg noordwaarts volgt, moet slalommen tussen de wegenwerken, terwijl ook bezijden de route talrijke nieuwe flatgebouwen in de stijgers staan. Wie een beetje interesse heeft voor de geschiedenis én tegelijk even de recente gebeurtenissen (hier les événements genoemd) wil vergeten, moet in Byblos neerstrijken. Deze stad strijdt met een paar andere om de eer van ’s werelds oudste stad. Nauwkeurig zijn de schattingen niet : de leeftijd van de nederzetting aan zee wordt op minstens 70, maximaal 90 eeuwen geschat, en in die tijdspanne is ongeveer iedereen hier gepasseerd. Rond 5000 v. K. woonden de Gibeonieten er al, vanaf 3200 v. K. werden er stenen huizen gebouwd en begraafplaatsen. De plek zat dan wel gekneld tussen de twee toenmalige grootmachten Egypte en Mesopotamië, maar genoot volop van de handel, van kulturele en religieuze invloeden. De voorspoed duurde tot 2150 v. K., toen de Amorieten de stad tweemaal in de as legden ; maar haar vitaliteit konden ze niet klein krijgen. In 1725 v. K. vielen de Hettieten binnen die in 1580 v. K. door de Egyptenaren werden verjaagd. Die maakten van de gelegenheid gebruik om de stad in bescherming te nemen, zodat een nieuwe bloeiperiode kon beginnen. In die periode van grote ekonomische welstand werd het alfabet uitgevonden, maar alweer loerde de bedreiging. Tyr (nu in Zuid-Libanon) nam de fakkel over, en Byblos kreeg achtereenvolgens Assyriërs, Babyloniërs, Perzen, Grieken en Romeinen als ongenode gasten over de vloer.

Die westerse invloeden werden in 636 op de helling gezet toen de Arabieren de stad bezetten en het Oosten weer haar rechten opeiste. Bijna vijf eeuwen later zorgden de kruistochten voor een nieuwe ommekeer. Van 1104 tot 1187 bleven de kristenen meester. Nadien werden ze door de Koerden verjaagd, die twaalf jaar standhielden. Toen kwamen de kruisvaarders terug, om in 1266 definitief de stad te verlaten. Al die invloeden zitten opeengestapeld op een site die niet veel groter is dan een vierkante kilometer. Vanop het rechthoekige, twaalfde-eeuwse kasteel van de kruisvaarders waarlangs men binnenkomt, krijgt men een overzicht van wat daarvan rest : de L-vormige tempel uit het derde millennium, de tempel van de obelisken of de grote residentie uit de 24ste eeuw v. K. Omdat de stad telkens bovenop de ruïnes werd heropgebouwd, hebben de archeologen een paar bouwwerken verplaatst. Daardoor rust het Romeinse teatertje nu op een alleraardigste plek, vanwaar de bezoeker vanop een bankje uitkijkt over de Middellandse Zee. ?Le soleil fait chanter les pierres différemment”, zegt een kakelende mevrouw uit Toulouse die naast me is neergestreken. Ze heeft nauwelijks oog voor de meest vermaarde konstruktie, de tempel van Balaat Gebal, waarvan de vestingen 48 eeuwen geleden werden opgetrokken. Gewijd aan Balaat Gebal, aan Astarte, Aphrodite en Venus heeft de tempel ontelbare bewonderaars ontvangen, en vorsten, farao’s en andere heersers gekend die Fenicië bezetten. En dat alles op een plaats die als voornaamste troef een bron had met zoet water, op slechts enkele meters van zee.

Het huidige stadje ligt er diskreet naast, de laatste bewoners van de site hebben in 1924 ruimte gemaakt voor de archeologen, hebben de soeks wat opgekalefaterd, en leven nu van het toerisme. Wie naar de zee loopt, komt bij een charmant maar minuskuul haventje waartegenover het restaurant de Fishing Club het vermoeide bezoek aantrekt met zijn schaduwrijk terras. Pépé Abed spoelde hier 30 jaar geleden aan en bouwde het wankele vissersdepot uit tot een eettent waar de jet set vaak en graag neerstreek. Die hangt nu elders uit, en de buitenmuur van Pépés restaurant getuigt van betere tijden met een paar tientallen gesigneerde en ingelijste foto’s van de groten der aarde.

?Mijn familie kwam uit de bergen en emigreerde naar Mexico, waar ik zelf vele jaren verbleef. Toen ik terugkeerde, kwam ik hier tot rust”, zegt de erekonsul van Mexico terwijl hij naar de portretten van de Kennedy’s wijst en benadrukt dat le président Chirac hier onlangs nog was. Pépé, die in Beiroet nog een paar andere restaurants bezat, heeft alles van de hand gedaan, en leeft alleen nog hier en in de zee, op zoek naar schatten waar niemand meer weet van heeft. Naast het restaurant richtte hij een kamertje in als museum. Daar hangen halssnoeren die de oude man zelf ineenknutselde. En een verdieping lager toont hij de schatten die hij persoonlijk uit de zee heeft opgevist.

De tijd raakt op, en ik wil nog wel de eeuwenoude ceders zien. Ondanks de faam en het verleden van de bijbelse bomen lijkt niemand er happig op om ons de ceders te tonen. Er is wat schroom om toe te geven dat er van de meer dan 1000-jarige bomen in de buurt van Bcharré nog maar een dozijn overblijven. Dezelfde streek telt nog zo’n 300 eksemplaren tussen 200 en 1000 jaar. De rest zijn jonge boompjes die in het beste geval pas 40 jaar na het aanplanten vruchten zullen dragen, maar ook 3000 jaar oud kunnen worden.

De ontbossing begon lang voor onze tijdrekening, en leverde hout voor de bouw van de eerste tempel van Jeruzalem en voor de bouw van schepen en olie voor de Egyptische mummies. Nu lijkt die ontbossing nagenoeg voltooid. Ook al probeert de CISCL (het Comité International de Sauvegarde du Cèdre du Liban) de 800 hektaren waar ceders nog voorkomen uit te breiden tot 120.000 hektaren.

Een klus waarvoor een biezonder lange adem nodig is, en waar men in een tijd van haastig geldgewin wat skeptisch tegenover staat.

We verkenden Libanon in het kader van de Franstalige DECOUVERTES-reizen van Club Med. Negendaagse in het teken van de vrede : Libanon, Syrië, Jordanië, Israël en Egypte, 72.830 fr. (volpension, vluchten, begeleiding en taksen incl.). Tiendaagse in de voetsporen van de kruisvaarders : Libanon, Syrië en Jordanië, 53.650 fr. Veertiendaagse (l’Orient si proche) : Libanon, Syrië, Jordanië en Israël, 79.590 fr.

Romeinse herinneringen : ruïne in Baalbek.

Leven in ruïnes : roken en kaarten in Sinji’s café.

Vriend van de jet set : Pépé Abed met zijn beroemde gasten.

Recyclagearchitektuur : het centrum van Beiroet, dat niet langer werd gedynamiteerd.

Overweldigend, de Bacchustempel in Baalbek, met zuilen van 19 meter hoog.

Byblos nu : idyllisch haventje.

Byblos toen : minstens 70 eeuwen beschaving herleid tot puin.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content