Een vulkaan aan de rand van de oceaan : al vele millennia lang draagt het uitgestrekte woud op de flanken van Mount Cameroon zorg voor mens en dier. Al heeft het fragiele ecosysteem het de laatste tijd bijzonder zwaar te verduren. Kleinschalige initiatieven en ecotoerisme proberen daar wat aan te doen.

Zodra ik op het asfalt van de luchthaven in Douala sta, overvalt mij een saunagevoel dat enkel te begrijpen valt als tĆ© tropische hitte, een tĆ© vochtig en tĆ© warm deken dat zweet uit al mijn poriĆ«n drijft. Geen wonder dat men deze hoek van Afrika, waar de westkust van het continent plots een scherpe knik maakt naar het zuiden, wegens de vele regen en de drukkende luchtvochtigheid ‘de oksel van Afrika’ noemt.

Douala, havenstad en toegangspoort tot Kameroen, is druk en drukkend : hectische straten vol voortsnellende mensenmassa’s, overvolle minibusjes en brommers, blauwe uitlaatgassen en de geur van gegrild vlees. Taxi’s slalommen tussen de ezelskarren, de putten in het wegdek en de straatventers op de avenue de la LibertĆ©. Een zijstraat in de levendige Akwabuurt verbergt een oase van rust. PĆØre Denis, een Nederlandse broeder met een halve eeuw Afrika-ervaring, ontvangt mij in La Procure GĆ©nĆ©rale des Missions Catholiques. “Vroeger liep het domein van de missiepost van hier tot op de stranden aan de oceaan, waar nu de haven ligt. Hier lagen onze winkel en het magazijn voor de missies.” Het gebouw staat er nu vijftig jaar en doet tegenwoordig dienst als logies voor ontwikkelingshelpers, kloosterzusters, reizende gelovigen en sporadisch ook enkele toeristen. “Twee dokters die gisteren afgehaald werden, vier Amerikaanse vrijwilligers voor een hospitaal, drie zusters op doorreis… Drie vierden van onze gasten zijn missiewerkers”, vertelt pĆØre Denis. “De opbrengst dekt onze elementairste werkingskosten. AidspatiĆ«nten, straatkinderen en kinderen met een handicap krijgen onze bijzondere aandacht.”

Ik koop (voor een goed doel in Nkongsamba) een bol missiezusterszeep met aloĆ« vera, wissel mijn euro’s voor Centraal-Afrikaanse franken (CFA’s) in de bank van de missie, waar ik ook een vlucht zou kunnen boeken of desgewenst goederen dedouaneren. In Kameroen redden de broeders zich op hun manier in de Afrikaanse overlevingseconomie. Net zoals (op zijn manier) de taxichauffeur, die zichzelf “petit dĆ©brouillard” of kleine plantrekker noemde alvorens mij het dubbele van de normale prijs aan te rekenen voor een rit van de luchthaven naar de missie. PĆØre Denis lacht en haalt zijn schouders op : “Vanavond serveren we geen diner, want onze kok daagde niet op. Dat is altijd zo de eerste dagen nadat hij zijn loon ontvangt.”

Koloniale tijden

In wat nu Douala heet, voer ontdekkingsreiziger Fernando Po in 1472 als eerste Europeaan de monding van de Wouri op. De Portugees verbaasde zich over de enorme hoeveelheid garnalen in de rivier, en doopte de stroom Rio dos CamarƵes, Garnalenrivier. Latere kolonisten, Britten, Nederlanders, Fransen en Duitsers, noemden de vreemde driehoek op de internationale tekentafels van de scramble for Africa Cameroun, The Cameroons of Kamerun. Als gevolg van het Europese pokerspel is dit het enige tweetalige land in Afrika : een meerderheid spreekt Frans, een vijfde Engels. Of liever, een soort Engels. Pidgin telt immers amper 2500 woorden, maar klinkt met zijn stortvloed aan afkortingen en verbasteringen onverstaanbaar. Toch is het dialect, in een land met ruim 250 etnische groepen en evenveel Afrikaanse talen, wijdverspreid. In het busje van Douala naar Buea, met zeventien andere passagiers van haast evenveel verschillende taalgroepen, heerst een opgewonden spraakverwarring. “Grass cutta”, antwoordt de chauffeur in pidgin als ik hem vraag welk dier de verkoper langs de snelweg aanbiedt. En even later : “In good English : giant rat.”

Het was Bismarck die koningin Victoria in snelheid nam en met de Afrikaanse stamhoofden een verbond afsloot, zodat Kameroen Duits protectoraatgebied werd. GeĆÆnspireerd door de hill stations in Brits India verplaatsten de Duitsers in 1901 hun hoofdstad naar Buea, duizend meter hoog op de flank van Mount Cameroon. Von Puttkamer, een koloniale gouverneur met heimwee, bouwde er Das Schloss, een kasteel met torentjes en een uiendak dat nu dienst doet als presidentieel buitenverblijf. En dat net zoals de andere koloniale gebouwen waarin overheidsdiensten zijn ondergebracht, streng verboden te fotograferen is.

Ecotoerisme

“Al onze dragers en gidsen waren vroeger jagers”, vertelt Marion Bamigbade in de lokalen van de Mount Cameroon Ecotourism Organisation (Mount CEO). “Door ecotoerisme willen we de biodiversiteit beschermen en het leven van de plaatselijke bevolking verbeteren.” Mount Cameroon, die uit de oceaan oprijst tot 4095 meter hoogte, kent vele microklimaten en endemische planten. Toch is de berg geen nationaal park, maar een bos dat dorpelingen en houtvesters gebruiken. “We concentreren ons op de jagers, die we omscholen tot drager of gids”, vertelt de Duitse ontwikkelingshelpster. “Een dode chimpansee geeft een stroper een klein direct voordeel. Toeristen die primaten in het regenwoud willen zien, stellen dragers en gidsen te werk, kopen souvenirs in het dorp, betalen voor een folkloredans… Een levende chimpansee brengt meer op dan een dode.” Mijn gids verdient 9 euro per dag en voor het aandeelhoudersfonds van Mount CEO betaal ik 4,5 euro per wandeldag. “Elk dorp heeft zijn Village Ecotourism Committee, de aandeelhouders waarmee we samenwerken”, besluit Marion.

In Bokwango vertrek ik met gids Tom naar Mann’s Spring, een rieten hut op een boogscheut van dampende kraters. Bij de uitbarsting van 1922 stroomde lava tot in de oceaan, in 1999 stokte de vuurzee enkele honderden meters van het strand. Een gelijkaardig fenomeen bewonderden zeevaarders uit Carthago vijfhonderd jaar voor Christus, toen de vloot van Hannon “rivieren van vuur” naar de oceaan zag stromen. Zelfs zonder uitbarsting is Mount Cameroon, de hoogste top van West-Afrika, een indrukwekkende verschijning. “Een vriendelijke berg”, verzekert mijn gids op een tweedaagse trektocht door regenwoud, hooggelegen savanne en lavavelden. “Want nog nooit kostte een uitbarsting mensenlevens. Als de lavastroom een dorp bedreigde, veranderde hij plots van richting of stopte.” Om de berggod Efasamutu, half mens en half steen, gunstig te stemmen offerden Toms voorouders mensen, albino’s. “Tegenwoordig volstaan een wit kleed, een wit schaap of een witte kip.” Mongo ma Ndemi, de Berg van Grootsheid, die sporadisch zijn ongenoegen door bevingen kenbaar maakt, leeft mee met zijn tijd.

Het geheime woud

Watervallen van zweet stromen langs mijn rug, van mijn slapen tot in mijn schoenen. Natte bladeren, stenen bedekt met mos, boomschors overwoekerd door dikke slierten mos of bundels lianen, die soms samenklitten tot scheepstrossen, overwoekeren het pad. Het zompige regenwoud vraagt al mijn aandacht. De eerste uren lopen we nog langs velden, door dorpelingen volgens de slash and burn-techniek geruimd in het woud. De tropische woudreuzen worden uitgevoerd, de goedkopere bomen ter plekke verzaagd tot planken waarvan de dorpelingen hutten bouwen. Bakbananen, maĆÆs, cocoyam en pompoenen groeien in de volkstuintjes van de bergbewoners. Op twee uur stappen bereiken we de plek van de Male. “Als er problemen zijn in het dorp voeren de ingewijden hier geheime rituelen uit. Voor ons Bakweri is de Male tegelijkertijd een dans en een medium.” Volgens zijn vader, een ingewijde, kan Tom over enkele jaren toegelaten worden tot het gezelschap. “Maar nu mis ik nog maturiteit”, verklaart de aspirant-trancedanser. Verder van het dorp boeren de dorpelingen niet meer. “Voorbij de Male ligt het geheime woud, alleen toegankelijk bij speciale gelegenheden.”

Langs het pad begint een bijna ondoordringbare muur van klim- en slingerplanten, varens en boomvarens, in intense tinten groen. De grootste bomen torenen vijftig meter hoog, slechts Ć©Ć©n procent van het zonlicht bereikt de bodem. Ik put wat energie uit de afromomum, ‘rodeapenfruit’, en andere primatenfavorieten die Tom als wilde snoepjes plukt. Er leven nog chimpansees op de flanken van Mount Cameroon, maar ze zijn uiterst schuw. “Zodra ze mensen horen, laten ze zich uit de bomen vallen en verdwijnen in de dichte bodembegroeiing.” Rond 2200 meter verlaten we het regenwoud en strekt de savanne zich uit. Gitzwarte lavastromen van honderd meter breed lopen kilometers lang loodrecht door het gras, als gestolde braaksporen van een vuurspuwend monster. We kruisen de lavastroom van 2000 en van 1999 enkele keren en slapen in de rieten hutjes van Mann’s Spring, genoemd naar een Duitse voorganger. Tom serveert kwakoko, een in bananenblad verpakte worst van gemalen cocoyampasta, hete peper, zout en gedroogde vis. Voedzaam, maar vooral erg pikant. “Drie dagen kun je dit bewaren, echt jagersvoedsel”, vertelt mijn gids terwijl hij het bundeltje veilig ophangt. “Want in deze grashutten zitten veel muizen.” Ik hoor alleen het oorverdovende krekelconcert in de nacht.

De volgende ochtend klim ik door een zwartgeblakerd maanlandschap naar de rokende kraters, een keten van twaalf zwavelwolken brakende kegels. Onder ons ligt Little Mount Cameroon, in de mist schemeren enkele eilanden en de kust van Limbe, Kameroens levendigste badplaats aan de Golf van Guinee. Tijdens de afdaling naar Buea vergezelt een dorpeling ons. Tevergeefs zocht hij vier dagen honing, vertaalt Tom. Maar over wat er in die witte zak zit die hij meesleurt, wil hij niets kwijt. ” Bush meat ? Zijn wildvangst ?” Dichter bij het dorp haalt een houthakker ons in, haast joggend met enkele versgezaagde lange planken op zijn hoofd. Het leven op de berg is zwaar. “De marathonlopers die jaarlijks van Buea naar de top lopen, van 800 meter naar 4095 meter, doen er amper 4,5 uren over”, weet mijn gids. “Een buitengewone prestatie.”

Biodiversiteit

Via de Botanische Tuin van Limbe introduceerden Duitse wetenschappers sedert 1892 tropische planten uit AziĆ« of Amerika die het goed deden op de Afrikaanse bodem : bakbananen, rubber, koffie, cacao, thee, palmen voor de olie. Meer dan 30.000 soorten staan er in deze plantentuin, Ć©Ć©n van de opmerkelijkste in Afrika. Mijn gids, de bioloog Benjamin, vertelt met evenveel enthousiasme over wilde mango en woudpeper als over de uit Mexico geĆÆmporteerde regenboom of de inheemse tandenborsteltakken. “Vele bomen kennen traditioneel nut als antimalaria- of potentieverhogende middelen. Wetenschappers onderzoeken de bast van de inheemse Prunus Africana, die een actief middel tegen prostaatkanker blijkt te bevatten.” Dieper in de tuin is een gospelfestival aan de gang. Een Engelstalige priester, zijn korte zinnen als in een echo vertaald in het Frans, donderpreekt zoals Amerikaanse tv-evangelisten dat doen. “Full Gospel Church, Best Faith en wat weet ik allemaal niet”, zucht mijn gids. “EĆ©n straat in Limbe telt wel elf verschillende kerken.” Baptisten uit Londen arriveerden hier eerst : Limbe droeg toen de vrome naam Victoria.

“Zeventig tot negentig ton bush meat, wild uit het woud, wordt er per maand op de markten van hoofdstad YaoundĆ© verhandeld. Nieuwe houthakkerswegen geven jagers steeds dieper in de jungle toegang. Als de jacht aan dit tempo blijft duren, zijn de meest bedreigde soorten binnen de vijftien tot vijftig jaar uitgestorven.” De inleiding aan het primatenweeshuis, vroeger een dierentuin, klinkt allesbehalve optimistisch. Maar hier kan ik de endemische dril, Ć©Ć©n van de meest bedreigde Afrikaanse primaten, bewonderen, naast mandrils, chimpansees en gorilla’s.

“EĆ©n van de volwassen dieren deed alsof hij gras maaide, met zijn onderarm als machete”, vertel ik aan de man die nauwkeurig notities neemt bij het voedingspatroon en het gedrag van elf gorilla’s. “Dat was Jack, het dominante mannetje dat mij imiteert.” Verzorger Bama beschouwt deze primaten als zijn kroost, met Emma als zijn oogappel. “Jagers doodden haar moeder en verkochten het kleintje aan de meest biedende. Via een koper uit Douala kwam ze als zieke baby bij mij terecht.” Jumbo, de plaatselijke showgorilla, geeft een opmerkelijke performance ten beste. Hij kijkt me strak aan, wrijft met zijn handen over zijn ogen, trekt gekke, haast menselijke bekken en trommelt op zijn borstkas. “Hij heeft je graag”, probeert zijn liefhebbende verzorger. “Wil je hem niet adopteren ?”

Op het zwarte zand van Limbe trekken vissers hun piroques, boomstamkano’s met een plastic zeil, op het strand. Kopers verdringen zich rond elke verse boot, maar de oogst van twaalf uur op zee valt tegen : sardines en af en toe een grotere vis, weinig garnalen. Vissers herstellen hun netten, enkele toeristen op het strand drinken een glas wijn. De onbewoonde eilanden voor de kust kleuren zilver in het tegenlicht, boven de vulkaan pakken donkere wolken samen. Geen nieuwe uitbarsting, maar het begin van het regenseizoen.

Praktisch

Algemeen: Kameroen is een middelgroot Afrikaans land, op de grens van West- en Centraal-Afrika, met Nigeria, Tsjaad, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Congo en Gabon als buren. Het land kent een grote diversiteit aan bevolkingsgroepen, overwegend katholieken in het zuiden en moslims in het noorden. Even verscheiden is de geografie, van mangrovebossen en regenwouden aan de kust tot bijna alpiene graslanden in het centrale gebergte en savanne tot semiwoestijn in het noorden.

Reis: Deze reportage kwam tot stand in samenwerking met Joker, specialist in avontuurlijke reizen. Meer informatie over de Joker-Kameroenreizen (in april en november) in de tien Jokerkantoren in Vlaanderen en Brussel of surf naar www.joker.be. De volgende Kameroenreis loopt van 26 oktober tot 11 november 2006. Prijs : 1476 euro + 600 euro budget ter plaatse.

Reistijd: De beste tijd voor een bezoek is het droge seizoen van november tot april. Het klimaat verschilt aanzienlijk naargelang de hoogte, maar Kaap Debundsha bij LimbƩ geldt als de op ƩƩn na natste plek op aarde.

Info: Primatenweeshuis Limbe : www.limbewildlife.org

Mount CEO : www.mountcameroon.org

Tekst en foto’s Jo Fransen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content