De Amerikaanse fotograaf en regisseur Larry Clark brengt enkel tieners in beeld, al meer dan dertig jaar lang. Elke nieuwe, jonge generatie levert telkens weer een hoop ongerepte gezichten en lichamen, terwijl hijzelf alleen maar ouder wordt. Clarks verzameld werk, binnenkort te zien in het Groninger Museum, gaat over idylle en ondergang tegelijk, maar vooral over empathie.

L arry Clark is geen voyeur, want hij laat de rest van de wereld zonder meer binnenkijken in zijn gespleten, cryptische wereld bevolkt door jonge, brallerige jongens en vranke meisjes. Clark is ook geen miserabilist, want zijn protagonisten hebben geen medelijden met zichzelf, ondanks de decors waarin ze leven: gure straathoeken, of schimmige, kale appartementen, of kamers zonder adres. Larry Clark heeft wel obsessies die sommigen niet echt begrijpen of dulden, maar die wel snijdende, blijvende beelden opleveren, plaatjes die met de jaren alleen maar aan waarde winnen en steeds weer herontdekt worden door beeldenmakende nakomelingen.

Zijn oeuvre handelt over de geneugten en de verwarringen van het tienerleven, de schaduwkanten vol kleuren zo je wil. Seks en drugs dus en woede en ennui, overmoed en roekeloosheid, en onschuld en snel verloren maagdelijkheid. Allemaal geflitst op documentaireachtige foto’s met weinig artistieke pretenties en nog minder technische hoogstandjes. Een jongen met een glimmende revolver op een beslapen bed bijvoorbeeld, of een andere die masturbeert, of een halfnaakt meisje dat een shot prepareert voor haar vriendje.

Zo opgesomd klinken Clarks onderwerpen bot en gratuit, maar dat zijn ze maar voor een minuscuul, eigenlijk verwaarloosbaar gedeelte. Clark fotografeert niet met intellectuele intenties, en laat zich ook niet leiden door zijn kruis, hoewel zijn werk hoogst erotisch en geladen is. Wel volgt hij zijn hart, dat blijkens de verzamelde beelden van de afgelopen drie decennia rusteloos klopt en weemoedig bloedt.

Clark werd in 1943 geboren, in het Amerikaanse Tulsa. Op 18-jarige leeftijd ging hij fotografie studeren aan de kunstacademie van Wisconsin. In reclamemiddens of op redacties van magazines liet hij zich echter niet signaleren. Al tijdens zijn schooljaren richtte hij zijn lens op zijn directe omgeving, in de ware traditie van de fotojournalistiek. Maar waar andere geestesgenoten zich vooral concentreerden op bizarre en/of ludieke tranches de vie, maakte Clark zichzelf en zijn vriedenkring tot onderwerp en keek via zijn lens naar zijn eigen, zelfgekozen inferno. De fotograaf was al op jonge leeftijd verslaafd aan harddrugs, en met hem een bende anderen, samenhokkend en spuiten delend. De harde, bijwijlen pornografische beelden die Clark indertijd van zijn nieuwe maar kapotte familie schoot, bundelde hij later tot een boek, simpelweg Tulsa genaamd, dat hij publiceerde in ’71. Het veroorzaakte een hetze en maakte van Clark een antiheld. Na een verplicht verblijf in Vietnam verhuisde hij naar New York, waar hij de brede, met vuilnis bezaaide trottoirs van de beruchte 42nd Street afschuimde en half bewoonde. Drop-out looks for drop-out: Clark raakte er bevriend met de Latino-jongenshoeren, uit Mexico of Puerto Rico, vroegrijpe, stugge straat knapen die hun handelswaren trots etaleerden voor Clarks camera. Clark fotografeerde hen tijdens hun werk, of thuis, in een melancholisch zwart-wit, als waren ze rocksterren, of donkere helden, ongenaakbaar en tegelijk wat verloren.

Deze prenten, samen met een aantal oudere reeksen uit de Tulsa-periode, verzamelde hij in Teenage Lust in ’83, een fotoboek waarvoor verzamelaars en fans nu fortuinen veil hebben, aangezien de toenmalige kleine oplage tot nog toe nooit aan een herdruk is toegekomen. En hoewel Clark in de eighties slechts sporadisch werkte en exposeerde tussen alweer eens een ontwenningskuur in, was zijn invloed groot, vooral op een aantal jonge beeldenmakers uit de mode- en kunstwereld. Zijn fototaal, samen met die van andere subcultuurportrettisten als Nan Goldin of Larry Fink, werd in het begin van dit decennium geassimileerd door namen als Jim Goldberg, Terry Richardson en Jack Pierson. En door Steven Meisel, nog steeds de meest machtige en populaire modefotograaf die in ’95 Clark-achtige beelden maakte bij de toen omstreden campagne van Calvin Klein Jeans.

In datzelfde jaar bracht de toonaangevende uitgeverij Scalo, The Perfect Childhood op de markt, een titel die kriskrasgewijs een overzicht gaf van Clarks oeuvre: oude beelden in collagevorm, naast televisie-stills van tienersterren uit soaps en sitcoms, posters uit meisjesbladen van Matt Dillon en Corey Haim, gekrabbelde briefjes, krantenknipsels over tienercriminelen, en een enkele nieuwe reeks van een blonde, 15-jarig lijkende jongen, met pukkels, donsharen, witte sportsokken en zijn skateboard. The Perfect Childhood toonde een geërotiseerde grunge esthetiek, verwarrend en wat onrustwekkend, en tegelijk meeslepend en spannend. Net als Kids, Clarks eerste speelfilm, gebaseerd op een script van Harmony Korine, thans ’s werelds coolste teenager boven de 21, toch volgens de huidige trendkenners. Kids, uit ’96, was Clark in fast motion, gestileerder en gekuister dan zijn fotowerk, voor het eerst met echte acteurs en actrices, clean grut in de rol van trash, maar worstelend met immer dezelfde Clark-thematiek. Kicks, eenzaamheid en hubris dus, eeuwige thema’s gesitueerd in een setting van skateboard ramps en discotheken.

Toch spreidde Clark als cineast een andere stemming tentoon. De vroegere bravoure bleek verdwenen; ondanks een snelle montage, flitsende kleuren en speedy rockmuziek op de geluidsband was Kids geen celebratie, geen onbezonnen uiting van verwantschap. Clark registreerde zijn dolende tieners zoals een beatnik-vader dat zou doen, met sympathie en zonder oordeel, maar tegelijk met een wrange verwondering en een voorzichtige afstandsname. Kids blijft evenwel een belangrijke film, zeker nu de initiële hype errond al lang is geluwd.

Of zijn tweede langspeelfilm dezelfde impact op de huidige jonge generatie zal hebben, valt nog te bezien. Another Day in Paradise, sinds kort uit in de Verenigde Staten, handelt over twee drugtrafikanten, gespeeld door Melanie Griffith en James Woods, die twee tienerdealers adopteren en willens nillens voor de ideale familie wil doorgaan, ondanks hun weinig frisse praktijken. De film oogt glossy en professioneel, een beetje zoals MTV. Het is een verhaal, helemaal verzonnen, niet langer een harde afdruk van Clarks eigen realiteit. Ondertussen heeft hij de leeftijd bereikt om de grootvader te zijn van al zijn tieners, en dus doet hij ook niet alle moeite meer om zich helamaal met hen te identificeren. Clark is respectabel geworden, tenminste voor zijn bewonderaars. Voor de rest van de toeschouwers blijft Larry Clark heavy metal, rauw, negatief, te eerlijk. Zelf beschouwt hij zijn foto- en filmwerk als zijn redding, want zonder was hij misschien wel echt in de goot beland, of nog lager. En zeker geen eeuwige tiener geworden.

Larry Clark, van 21 maart tot 6 juni, Groninger Museum, Museumeiland 1, 9700 ME Groningen. Info: Tel. (0031) 900-821.21.32.

Peter De Potter / Foto’s Reporters

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content