Langs de hippo-highway

Zambia en Malawi. Economisch straatarm, maar beide met een ongekende rijkdom aan natuur. In de rivier liggen de nijlpaarden zo dicht bij elkaar dat ze wel een brug lijken te vormen.

Hilde Verbiest

Het vliegtuig van Johannesburg braakt zijn passagiers uit. Een stroom mensen zoekt zijn weg langs de douane. De hal van Lilongwe Airport loopt leeg. Slechts een enkeling zit te wachten op een vlucht die nog moet vertrekken. Het is middag, bewolkt en koud. De tocht giert door de immense hal. Na een nachtvlucht via Londen en Johannesburg had een chartervliegtuigje klaar moeten staan om ons naar het Zambiaanse Mfuwe te brengen. Het is er niet. ?Dit is Afrika?, zegt Julien, onze begeleider, opgewekt, terwijl hij probeert uit te vissen wat er misliep.

?Juni was schitterend : koel, vrijwel zonder wolken. Mary hield het meest van deze tijd van het jaar ; overdag was het warm, maar er zat iets prikkelends en verfrissends in de lucht ; het zou nog maanden duren voordat de rook van de grasbranden zich zou verdikken tot die nevel van zwavel, die de kleuren van het struikgewas dof en lelijk maakte…? Ongemakkelijke, bruine wachtkamerstoeltjes. Ik kan mij een betere plek voorstellen om Het Zingende Gras van Doris Lessing te lezen. Maar met de pagina’s schuiven ook de minuten voorbij. Tegelijk hoor ik met een half oor hoe onze plannen zich voortdurend wijzigen : we blijven in Malawi, we vliegen naar Zambia, we blijven, we vliegen…

De namiddag is al meer dan halfweg, als de oplossing bijna letterlijk uit de lucht komt vallen in de vorm van Ulf, een Noorse piloot die ons nog wel naar Mfuwe wil vliegen. Plots moet het allemaal heel snel gaan : bagage, douane… waar ís die man in vredesnaam ? , instappen, take-off… Dit is een vlucht op de valreep, letterlijk : als we anderhalf uur later in Mfuwe landen, is het bijna donker. Nog een halfuurtje en we zouden de landingsbaan niet eens gezien hebben. Speciaal voor ons hebben ze de luchthaven langer open gehouden. Maar we zijn er, dan toch. De rit in de open jeep naar het South Luangwa National Park heeft iets hallucinants. Het duister is volkomen, geen sprake van straatverlichting en lichtvervuiling. Fonkelende sterren, een roodgloeiend vuurtje, opvliegende nachtzwaluwen, de geur van verbrand gras… en dat zalige gevoel van écht in Afrika te zijn.

Kaingo Camp, gelegen op de hoge oever van de Luangwa-rivier, telt vier lodges, niet superluxueus, wel comfortabel. Alle vier kijken ze uit op de rivier, waar nijlpaarden bij momenten zo dicht op elkaar liggen dat ze haast een brug vormen. Hier worden we verwelkomd door Alex en Derek, het Brits-Zweedse duo dat dit kamp runt. Is het te verwonderen dat de maaltijden erg Europees zeg maar Brits aandoen ? Pompoensoep, salades, kip, als ontbijt sausages, eggs en tomatos, en als je geluk hebt een échte porridge. ?Letterlijk betekent kaingo luipaard?, vertelt Derek. ?Elk kamp heeft een naam die verwijst naar een typisch kenmerk. Tena tena is een gifgroen plantje dat in de lagunes groeit, msefu een eland… en ga zo maar door.? Op onze vraag of we werkelijk een luipaard zullen zien, lacht hij ontwijkend : If we’re lucky.

Vreemd eigenlijk dat deze vallei geen nijlpaardkamp heeft. Waar je ook kijkt, overal zie je sporen van hippo’s. ?Die paadjes?, wijst Deb, ?zijn gemaakt door nijlpaarden. Als ze ’s avonds op de oever komen om te grazen, nemen ze altijd dezelfde weg heen en terug langs de hippo-highway.? Vanuit een schuilhut kijken we uit op de Luangwa. Honderd paar hippo-ogen staren ons koel aan. Ze weten verdomd goed dat we er zijn, en ze vertrouwen ons voor geen haar.

Deb is onze gids vandaag. Ook zij is een Britse, die haar hart verloor aan Afrika. Terwijl de zon langzaam zakt, verkennen we met de open jeep de vlakte. Ik heb het gevoel dat ik midden in een natuurdocumentaire ben beland. Een giraf kruist ons pad. Als Deb de jeep stillegt, zien we een triootje : twee volwassen dieren en een baby van enkele weken oud. Pluizige oortjes en wankele, breekbare poten… een ontroerend plaatje. Laat mij maar hier, ik hoef niet zo nodig nog verder.

Maar de avond is nog jong en Deb is vastbesloten om deze nightdrive tot een succes te maken. En dat betekent : leeuwen en luipaarden. Op zoek dus naar de katten. Een koppel wrattenzwijnen is ons behulpzaam. Antenne in de lucht, zwaaiend met het vlaggetje… grappig zoals ze voor de jeep uitrennen. Ze verdwijnen achter de bocht, wij achter hen aan… Precies op dat moment botsen zij en wij op een groepje leeuwen. Zij maken zich gillend uit de voeten, wij stoppen en houden onze adem in. Drie leeuwinnen en twee welpen schrijden langzaam door het hoge gras. Ongehaast. De confrontatie met de wrattenzwijnen vertraagt slechts even hun tocht. Een eind achteraan komt het heerschap van deze troep. ?Long Face?, stelt Deb ‘m voor. ?Hij is al oud, maar hij weet zich nog te handhaven. In dit gebied leven nog drie andere mannetjes, jonger, in de bloei van hun leven en zonder harem. Er komt beslist een moment dat zij de heerschappij zullen overnemen.?

Het licht vervaagt. Boven de zwarte silhouetten van de bomen vormt zich een oranje streep, die langzaam verkleurt tot een paarsblauwe lucht. Postkaartkleuren, met een intensiteit die net niet echt lijkt. Terwijl de hemel donkerder wordt, en Venus en het Zuiderkruis aan het firmament verschijnen, knipt Patrick een spot aan. Speurend in de nacht. Gevangen in het licht van de schijnwerper geven sommige dieren een real performance. Zoals de genetkat, die hoog in een boom sierlijk en gracieus laat zien hoe lenig ze is. Of de honeybadger (honingdas), die met zijn grijze rug en staart op een levend tapijtje lijkt, dat nieuwsgierig de jeep komt inspecteren.

Een hele tijd gebeurt er niets. We zijn al op de terugweg als Patrick wijst en Deb remt : kaingo. Onder een boom, een tiental meter voor ons, ligt de grote kat zich schoon te likken. Totaal verzadigd, likkebaardend en ronkend van genot zonder dat groepje toeschouwers ook maar een blik te gunnen. ?Goldie?, fluistert Deb, terwijl we haar gefascineerd gadeslaan. Hoe ze zich rekt en geeuwt, langzaam overeind komt, hoe ze naast de jeep een boom met haar geur markeert en tenslotte door het duister wordt opgeslokt.

Geluiden. Daar lig ik nog naar te luisteren die nacht. Dat vertrouwde, constante geraas van auto’s… het is er niet. Wel allerlei ander geluid : het kraakt, ruist, roept, plonst, brult, zucht… Het lijkt alsof alles in beweging is en vooral rakelings langs de lodge passeert. Geritsel. Een vogel ? Een nijlpaard ? In de schaduw van de bomen zie ik iemand door het kamp wandelen. Het lijkt heel vredig en tegelijk spooky. En dan is er plots een explosie van lawaai. Rennende voeten gevolgd door veel snellere poten. Grommend stort een hongerige leeuw zich op de wandelaar. Hij heeft geen schijn van kans. Ik zie een vertrokken gezicht en overal bloed… Verstijfd staar ik in het donker. Het duurt lange seconden voor ik besef dat ik wakker ben, dat al het vorige een droom was, een nachtmerrie. Met een zucht van verlichting draai ik me om en probeer de slaap te vatten, maar de adrenaline bezorgt mij enkele slapeloze uurtjes. Als ik ’s ochtends mijn nachtelijke avontuur vertel, wordt er gegrinnikt, maar gelukkig ook begrijpend geknikt.

Halfzes. Bij een kop hete thee luisteren we naar Dereks instructies. Bibberend het is flink koud , maar wel klaar voor de walking safari. Joseph is de scout die ons begeleidt. Gewapend. ?It’s not allowed to do a walking safari without?, legt Derek uit. ?Onverwachte ontmoetingen zijn niet uitgesloten, en daar moeten we op voorbereid zijn.? Olifanten, leeuwen, buffels, hippo’s. Derek noemt ze als de gevaarlijkste. Maar het is niet alleen de spanning die een walking safari bijzonder maakt. Wat mij vooral bijblijft, is het andere perspectief. Wandelend door het kniehoge gras, een weg zoekend door het struikgewas lijkt ineens veel groter, ruimer en intenser. Vanop de grond opkijkend naar een twee meter lange giraf : ik voel mij zoveel kleiner dan wanneer ik in die jeep zit. Niet alleen de giraffen zijn een stuk indrukwekkender, ook de zebra’s, de kudu’s, de impala’s en zelfs de bavianen. Alleen hebben zij ons sneller in de gaten dan wij hen. ?Tijdens een walking safari is het veel moeilijker om dieren te naderen?, zegt Derek. ?Een jeep zien ze als een geheel. Als we wandelen, zien ze zeven bewegende vlekken en die ervaren ze als veel bedreigender.? Geen jeep, en dus ook geen motorgeronk. We stappen met alleen het geluid van de stilte. Het geloei van vechtende nijlpaarden of brullen ze ? Het geklop van een specht. Een grote zwerm roodbekwevers en Lilian’s lovebirds, een dwergpapegaai, vliegt op. In een immense zucht worden ze eensklaps tientallen knipperlichtjes in de zon. Hoog boven onze hoofden zweeft een visarend statig door de lucht. Maar wij hebben op dat moment meer oog voor de kudde waterbokken, die ons als bevroren aanstaart. Merkwaardig als je weet dat dit een van de schichtigste antilopen is. Zelfs als we langzaam verderlopen, blijven ze muisstil staan, om dan in paniek het struikgewas in te vluchten. In een flits herkennen wij de reden voor deze paniek : een luipaard in volle jacht.

Aan het strand van Lake Malawi lijkt South Luangwa ver weg. Het meer, dat bijna een derde van het kleine land in beslag neemt, heeft de allures van een zee. Het ritme van de golfslag en de zon brandend op je huid… Meer heb je niet nodig om bij te komen en weer weg te dromen. Het zijn dromen waarin olifanten en buffels, visarenden en ooievaars, impala’s en giraffen, leeuwen, buffels, hippo’s en luipaarden een hoofdrol spelen.

De Luangwa-rivier bij avond : postkaartkleuren met een intensiteit die net niet echt lijkt.

Luipaarden zijn vooral ’s nachts actief ; uitgehongerd gaan ze ook wel eens overdag op jacht.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content